Campus

Twee boeiende Slaven en een amateur-orkest

Krashna Musika bestaat dertig jaar. Als opmaat voor de lustrumviering voert het orkest een huzarenstukje op: de 9e symfonie van Antonín Dvorák en ‘Schilderijen van een Tentoonstelling’ van Modest Moussorgsky.

/strong>

De repetities zijn in volle gang. Vrijdag 23 en Zaterdag 24 januari naderen met rasse schreden. Dirigent Daan Admiraal gaat vol de vuur de strijd aan met zijn orkest. Hij daagt de amateur-musici constant uit maar zorgt ervoor dat er een ontspannen sfeer heerst. Na een moeilijke passage die niet naar wens verloopt: ,,Jongens, dit moet dus niet klinken als iets administratiefs, maar als iets wat je leuk vindt.”

Wanneer het orkest hardnekkig de tel kwijt raakt bij een ander deel laat Admiraal iedereen die niet speelt hardop tellen om de maat aan te geven. De spelers hebben er lol in en dat is belangrijk. Admiraal: ,,Vergeet niet dat alle musici in het orkest amateurs zijn. Daar moet je niet te zakelijk mee omgaan.” Spelplezier staat voor de musici voorop, daar is Admiraal zich van bewust. De selectie van het repertoire is daarom een zorgvuldig proces. ,,Te moeilijke stukken geven stress, te ontoegankelijke stukken geven verveling.”

Van verveling kan geen sprake zijn. Antonin Dvorák (1841-1904) en Modest Moussorgsky (1839-1881) staan garant voor een enerverende avond. Een Tjech en een Rus. Twee boeiende Slaven. Maar daarmee houdt de gelijkenis op. Dvoráks carrière ging van een leien dakje. Een rijke oom betaalde zijn muziekopleiding en na een aantal jaren als altviolist in een orkest van de Tsjechische Opera waagde hij de succesvolle sprong naar zelfstandig componist. Hij werd eredoctor aan de universiteiten van Cambridge en Praag alvorens hij van 1892 tot 1895 directeur was van het conservatorium van New York. In die tijd schreef hij zijn negende grote symfonische werk: Uit de Nieuwe Wereld.
Amerikaans

‘Uit de Nieuwe Wereld’ is een verzameling indrukken die de componist opdeed tijdens zijn verblijf in de Verenigde Staten, een wereld die voor hem vreemd maar fascinerend moet zijn geweest. Hij trachtte in deze symfonie een Amerikaanse sfeer weer te geven, waarin niet alleen het onrustige New Yorkse Manhattan hoorbaar was, maar ook het ‘oorspronkelijke’ Amerika. In het epos ‘Hiawatha’ beschrijft de dichter Longfellow een begrafenis in de bossen en een Indiaanse bruiloft. De sfeer hiervan is terug te vinden in respectievelijk het tweede en het derde deel.

De dirigent Bruno Seidl omschreef het befaamde largo dat het tweede deel vormt als ‘De verlatenheid van de prairie in het Verre Westen’. De melancholische althobo-melodie is van een schoonheid die zelden is geëvenaard: het Verre Westen moet behalve verlaten ook heel mooi zijn. Dvorák ontkende altijd ten stelligste gebruik te hebben gemaakt van oude slavenliederen maar een aandachtig luisteraar kan in het eerste deel een fragment van de spiritual ‘Swing low, sweet chariot’, gespeeld door de fluit, terughoren.
Russisch

Zo succesvol als de carrière van Antonín Dvorák was, zo moeizaam verliep die van zijn tijdgenoot Modest Moussorgsky. Hij was bijna volledig autodidact en dat is hem opgebroken. Zijn compositorische vaardigheden waren gebrekkig, hetgeen zijn werktempo te laag maakte en hem te onzeker om een carrière op te bouwen. Om in leven te blijven werkte hij als ambtenaar in St. Petersburg. Hij ging op typisch Russische wijze met deze desillusie om: in 1881 overleed hij aan overmatig gebruik van alcohol.

Zijn muzikale nalatenschap was bescheiden. Voornamelijk opera’s, waarvan ‘Boris Godoenov’ de bekendste is. Maar zijn meest tot de verbeelding sprekende werk is zonder twijfel het fenomenale ‘Schilderijen van een tentoonstelling’.

Moussorgsky schreef ‘Tableaux d’une Exposition’ in 1874 naar aanleiding van een tentoonstelling van schilderijen van Victor Alexandrovitsj Hartmann. Hartmann, een vriend van Moussorgsky, was een jaar daarvoor overleden en het was de ontlading van opgehoopte emoties die de ‘ongeschoolde’ Moussorgsky in staat stelde dit stuk te componeren.

De componist neemt de luisteraar mee op een wandeling langs tien schilderijen. Deze tien schilderijen zijn de delen waaruit het stuk is opgebouwd. Ze worden ingeleid en met elkaar vebonden door een Leitmotiv dat door de componist ‘Promenade’ wordt genoemd. De emoties, opgeroepen door de schilderijen klinken in elke variant van de ‘Promenade’ door. Dit uit zich onder andere in de wisseling van maatsoort (5/4 en 6/4), voor die tijd iets zeer vernieuwends, waardoor de loop van de muziek soepel is.
Infarct

In het eerste deel, ‘Gnomus’, schetst Moussorgsky met grillige intervalsprongen en levendige wisselingen van tempo, de door Hartmann geschilderde mismaakte, groteske dwerg. De ‘Gnomus’ hinkt en zwalkt door het stuk. De 3/4 maat doet een mank been vermoeden. In ‘Bydlo’, deel vier, wordt het beeld geschetst van een zware ossenwagen die langzaam over de slechte wegen voorthobbelt. Deel zeven, ‘Limoges le marché’ (de markt van Limoges), laat het gekijf van marktvrouwen horen. De muziek bezit alle kenmerken van een energiek gesprek: het aanknopen en het verder gaan, het afbreken en het opnieuw beginnen. In ‘Catacombae’, het achtste schilderij, waar Hartmann zichzelf heeft afgebeeld in de catacomben van Parijs, daalt Moussorgsky af in het rijk der doden. In gedachten spreekt hij met zijn gestorven vriend. Con mortuis in lingua mortua staat op het originele manuscript: Met de doden in de taal van de dood.

De laatste vier schilderijen vormen een geheel. Het leven van de markt van Limoges staat tegenover de dood van de Catacombae, het Kwade van de heks Bába Jága (de duivel) staat tegenover de Eeuwige Schoonheid van de Soldatenpoort van Kiev. Het goede overwint: het laatste deel is de stralende bekroning van dit meesterwerk.

Beide componisten hebben zich door hun verbeeldingskracht laten leiden. Moussorgsky rouwt om een gestorven vriend en roept diens nagelaten schilderijen tot leven, Dvorák schetst een beeld van een ver land dat hem intrigeert en fascineert en gunt ons een blik in de Nieuwe Wereld.

Voor het orkest is het hard werken, maar de spelers stuwenelkaar op. Tot grote tevredenheid van Daan Admiraal, die zijn eigen rol relativeert: ,,Een orkest dat niet zonder dirigent kan spelen is een slecht orkest. als ik straks een infarct krijg moeten jullie dus gewoon doorspelen.”

Krashna Musika bestaat dertig jaar. Als opmaat voor de lustrumviering voert het orkest een huzarenstukje op: de 9e symfonie van Antonín Dvorák en ‘Schilderijen van een Tentoonstelling’ van Modest Moussorgsky.

De repetities zijn in volle gang. Vrijdag 23 en Zaterdag 24 januari naderen met rasse schreden. Dirigent Daan Admiraal gaat vol de vuur de strijd aan met zijn orkest. Hij daagt de amateur-musici constant uit maar zorgt ervoor dat er een ontspannen sfeer heerst. Na een moeilijke passage die niet naar wens verloopt: ,,Jongens, dit moet dus niet klinken als iets administratiefs, maar als iets wat je leuk vindt.”

Wanneer het orkest hardnekkig de tel kwijt raakt bij een ander deel laat Admiraal iedereen die niet speelt hardop tellen om de maat aan te geven. De spelers hebben er lol in en dat is belangrijk. Admiraal: ,,Vergeet niet dat alle musici in het orkest amateurs zijn. Daar moet je niet te zakelijk mee omgaan.” Spelplezier staat voor de musici voorop, daar is Admiraal zich van bewust. De selectie van het repertoire is daarom een zorgvuldig proces. ,,Te moeilijke stukken geven stress, te ontoegankelijke stukken geven verveling.”

Van verveling kan geen sprake zijn. Antonin Dvorák (1841-1904) en Modest Moussorgsky (1839-1881) staan garant voor een enerverende avond. Een Tjech en een Rus. Twee boeiende Slaven. Maar daarmee houdt de gelijkenis op. Dvoráks carrière ging van een leien dakje. Een rijke oom betaalde zijn muziekopleiding en na een aantal jaren als altviolist in een orkest van de Tsjechische Opera waagde hij de succesvolle sprong naar zelfstandig componist. Hij werd eredoctor aan de universiteiten van Cambridge en Praag alvorens hij van 1892 tot 1895 directeur was van het conservatorium van New York. In die tijd schreef hij zijn negende grote symfonische werk: Uit de Nieuwe Wereld.
Amerikaans

‘Uit de Nieuwe Wereld’ is een verzameling indrukken die de componist opdeed tijdens zijn verblijf in de Verenigde Staten, een wereld die voor hem vreemd maar fascinerend moet zijn geweest. Hij trachtte in deze symfonie een Amerikaanse sfeer weer te geven, waarin niet alleen het onrustige New Yorkse Manhattan hoorbaar was, maar ook het ‘oorspronkelijke’ Amerika. In het epos ‘Hiawatha’ beschrijft de dichter Longfellow een begrafenis in de bossen en een Indiaanse bruiloft. De sfeer hiervan is terug te vinden in respectievelijk het tweede en het derde deel.

De dirigent Bruno Seidl omschreef het befaamde largo dat het tweede deel vormt als ‘De verlatenheid van de prairie in het Verre Westen’. De melancholische althobo-melodie is van een schoonheid die zelden is geëvenaard: het Verre Westen moet behalve verlaten ook heel mooi zijn. Dvorák ontkende altijd ten stelligste gebruik te hebben gemaakt van oude slavenliederen maar een aandachtig luisteraar kan in het eerste deel een fragment van de spiritual ‘Swing low, sweet chariot’, gespeeld door de fluit, terughoren.
Russisch

Zo succesvol als de carrière van Antonín Dvorák was, zo moeizaam verliep die van zijn tijdgenoot Modest Moussorgsky. Hij was bijna volledig autodidact en dat is hem opgebroken. Zijn compositorische vaardigheden waren gebrekkig, hetgeen zijn werktempo te laag maakte en hem te onzeker om een carrière op te bouwen. Om in leven te blijven werkte hij als ambtenaar in St. Petersburg. Hij ging op typisch Russische wijze met deze desillusie om: in 1881 overleed hij aan overmatig gebruik van alcohol.

Zijn muzikale nalatenschap was bescheiden. Voornamelijk opera’s, waarvan ‘Boris Godoenov’ de bekendste is. Maar zijn meest tot de verbeelding sprekende werk is zonder twijfel het fenomenale ‘Schilderijen van een tentoonstelling’.

Moussorgsky schreef ‘Tableaux d’une Exposition’ in 1874 naar aanleiding van een tentoonstelling van schilderijen van Victor Alexandrovitsj Hartmann. Hartmann, een vriend van Moussorgsky, was een jaar daarvoor overleden en het was de ontlading van opgehoopte emoties die de ‘ongeschoolde’ Moussorgsky in staat stelde dit stuk te componeren.

De componist neemt de luisteraar mee op een wandeling langs tien schilderijen. Deze tien schilderijen zijn de delen waaruit het stuk is opgebouwd. Ze worden ingeleid en met elkaar vebonden door een Leitmotiv dat door de componist ‘Promenade’ wordt genoemd. De emoties, opgeroepen door de schilderijen klinken in elke variant van de ‘Promenade’ door. Dit uit zich onder andere in de wisseling van maatsoort (5/4 en 6/4), voor die tijd iets zeer vernieuwends, waardoor de loop van de muziek soepel is.
Infarct

In het eerste deel, ‘Gnomus’, schetst Moussorgsky met grillige intervalsprongen en levendige wisselingen van tempo, de door Hartmann geschilderde mismaakte, groteske dwerg. De ‘Gnomus’ hinkt en zwalkt door het stuk. De 3/4 maat doet een mank been vermoeden. In ‘Bydlo’, deel vier, wordt het beeld geschetst van een zware ossenwagen die langzaam over de slechte wegen voorthobbelt. Deel zeven, ‘Limoges le marché’ (de markt van Limoges), laat het gekijf van marktvrouwen horen. De muziek bezit alle kenmerken van een energiek gesprek: het aanknopen en het verder gaan, het afbreken en het opnieuw beginnen. In ‘Catacombae’, het achtste schilderij, waar Hartmann zichzelf heeft afgebeeld in de catacomben van Parijs, daalt Moussorgsky af in het rijk der doden. In gedachten spreekt hij met zijn gestorven vriend. Con mortuis in lingua mortua staat op het originele manuscript: Met de doden in de taal van de dood.

De laatste vier schilderijen vormen een geheel. Het leven van de markt van Limoges staat tegenover de dood van de Catacombae, het Kwade van de heks Bába Jága (de duivel) staat tegenover de Eeuwige Schoonheid van de Soldatenpoort van Kiev. Het goede overwint: het laatste deel is de stralende bekroning van dit meesterwerk.

Beide componisten hebben zich door hun verbeeldingskracht laten leiden. Moussorgsky rouwt om een gestorven vriend en roept diens nagelaten schilderijen tot leven, Dvorák schetst een beeld van een ver land dat hem intrigeert en fascineert en gunt ons een blik in de Nieuwe Wereld.

Voor het orkest is het hard werken, maar de spelers stuwenelkaar op. Tot grote tevredenheid van Daan Admiraal, die zijn eigen rol relativeert: ,,Een orkest dat niet zonder dirigent kan spelen is een slecht orkest. als ik straks een infarct krijg moeten jullie dus gewoon doorspelen.”

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.