Architect Antoni Folkers bouwde jarenlang ziekenhuizen en scholen voor vijfhonderd gulden per vierkante meter in Tanzania. Met ArchiAfrika wil hij de Afrikaanse bouwkunst promoten, van gebouwen met zwevende daken en piramides tot hutjes.
“Ik ben er nog altijd verbaasd over dat Nederlanders zo weinig van Afrikaanse bouwkunst weten”, zegt Folkers. “Door de eeuwen heen zijn prachtige gebouwen neergezet. Denk maar aan de piramides. Na de Tweede Wereldoorlog zijn er ook veel spannende en knappe gebouwen neergezet. Zoals de combikerk in Dar es Salaam van architect Anthony Almeida. Het dak zweeft boven het gebouw, waardoor een aangename wind naar binnen waait en de verlichting heel mooi is. In de hoeken van het gebouw worden kerkdiensten gehouden. Door voor de verschillende onderdelen plekken in het gebouw te creëren, die toch van elkaar afgescheiden zijn, wordt heel ingenieus van de ruimte gebruik gemaakt.”
Folkers wil met vier collega-architecten laten zien dat de Afrikaanse architectuur de moeite waard is om te bekijken en te bestuderen. Het vijftal heeft in Afrika gewerkt en richtte in 2001 ArchiAfrika op om aan de onwetendheid over Afrikaanse bouwkunst een einde te maken.
Folkers’ voorliefde voor Afrika begon al jong. Afrika was voor hem een avontuurlijk paradijs. “We verbleven bij vrienden van mijn ouders in Antibes. Een zwarte man schilderde voor hen een hek. Het was midden jaren zestig. Ik had nog nooit een Afrikaan gezien. De rest van de vakantie speelde ik met zijn kinderen in die tuin met prachtige palmbomen.”
Afrika bleef daarna door zijn hoofd rondspoken. “Ik was nieuwsgierig naar de exotische tropen. Nu reist iedereen de wereld rond. Maar in die tijd was het voor een architect uitzonderlijk om daar naartoe te gaan. Ik zocht het avontuur. Ik wilde buiten de opgelegde context leven. Een soort frontier-gevoel. Maar er zat ook een vleugje idealisme bij. Ik had een missionarisgedachte om mensen te helpen.”
Al tijdens zijn studie bouwkunde aan de TU reisde Folkers in 1984 af naar het tropische continent. Hij werkte mee aan een bouwproject in Burkino Faso, dat was opgezet door de TU Delft en de Universiteit van Amsterdam. “In Ouagadougou staat het allereerste gebouw dat ik ontworpen heb. Het was een veldkantoor met koepels dat met leem is gebouwd.”
Folkers kwam in contact met de gerenommeerde Duitse architect Georg Lippsmeier van Tropenbau. Lippsmeier bouwde onder meer een groot en indrukwekkend universiteitscomplex in Dar es Salaam (Tanzania). Folkers was inmiddels in Nederland aan het werk, maar bleef heimwee naar Afrika houden. Toen Lippsmeier hem vroeg voor hem in Afrika te gaan werken, hoefde hij niet lang te denken. “Ik was 27 jaar en kreeg de verantwoordelijkheid voor het Oost-Afrikaanse architectuurbureau in Tanzania. Met veel vrijheid in een land waar nauwelijks architecten waren. Ik was de vierenveertigste geregistreerde architect.”
In Tanzania bouwde Folkers voornamelijk ziekenhuizen en scholen, maar ook hotels en woningen. “Er was vrijwel geen geld, dus we bouwden heel goedkoop. We bouwden een ziekenhuis voor vijfhonderd gulden per vierkante meter. Daar kun je hier net vloerbedekking van kopen. Je moet vooral heel slim zijn. Arbeid is daar goedkoper dan materiaal. Dus je zoekt arbeidsintensieve projecten. Daar staat weer tegenover dat er amper geschoolde arbeid is. Als een raam kapot gaat is dat niet zo erg, dus dat hoeft niet van het allerbeste materiaal te zijn. Maar op het dak mag je nooit besparen. Als dat niet functioneert in de tropen, is een gebouw ten dode opgeschreven. Het kan er waanzinnig hard regenen en de zon schijnt veel en fel. Je moet alles droog en koel houden onder die enorme paraplu.”
Het voordeel van werken in Afrika is dat je ‘geen rare regels hoeft te volgen’, meent Folkers. “Bouwvergunningen waren niet nodig. Het nadeel was dat ik steeds minder uitdagingen in het bouwen ging zien. Ik kreeg internationale vakbladen opgestuurd. Die waren volstrekt irrelevant in de Afrikaanse context. Ik las een artikel over de bibliotheek van Zeewolde, met als titel ‘Complexe eenvoud’. Dat stond heel ver van mijn bed. Om mij heen gingen arbeiders dood van de honger. Wij wilden gewoon goede gebouwen neerzetten.”
Nederlandse ingenieurs kunnen veel van Afrikanen leren, meent Folkers. “Vooral op het gebied van duurzaamheid. In Afrika wordt een huis gebouwd voor een deel van het leven van een persoon. Als iemand sterft, blijft het huis leeg. Dat wordt teruggenomen door de natuur. Wij bouwen hier een huis dat vierhonderd jaar moet blijven staan. Je kunt een gebouw ook zien als iets dat alleen bij jou hoort. Zoals kleren. Monumentale panden zijn nu heel populair, maar die panden zijn helemaal losgerukt van de oorspronkelijke context. Ons kantoor van ArchiAfrika zit in een oud pakhuis in het centrum van Utrecht. Het gebouw moet blijven bestaan, maar het is geen pakhuis meer. Afrikanen vinden dat onbegrijpelijk. Wij zitten verankerd in het verleden.”
Fokkers noemt als voorbeeld een stadswijk waaraan hij in Burkina Faso werkte. “Door de jaren heen waren de huizen lukraak door elkaar gebouwd. Daar kon geen brandweer of riolering doorheen. Of je moest allemaal kromme pijpen maken. Wij deden erg ons best om een ontwerp te maken waarbij zo weinig mogelijk huizen gesloopt hoefden te worden. We waren blij dat zeventig procent kon blijven staan. Maar uiteindelijk bleek dat tachtig procent van de mensen zijn huis sloopte. De huizen waren aan elkaar geschakeld met gezellig binnenplaatsen en die situatie wilden ze zo graag behouden dat ze dat liever opnieuw bouwden. Daarnaast was het belangrijk dat vrouwen bepaalde routes hadden. Ze mochten niet via het pad van de buurman. Zoiets was al reden om het huis af te breken.”
Vlak voor het nieuwe millennium keerde Folkers terug naar Nederland. “Ik wilde dolgraag weer in een westerse context bouwen.” Folkers begon al in 1994 zijn eigen bureau FBW Architecten met zijn vrouw Belinda van Buiten in Nederland. Zij verbouwden het Corbusiaanse gebouw voor de Raad van de Kinderbescherming in Almelo. “Ouders zijn soms boos als ze daar binnen komen, daarom moet je ze meteen goed ontvangen. We hebben een nieuwe entree bedacht. We hebben veel hout in het gebouw verwerkt, een mooie duurzame oplossing.”
Het meest indrukwekkende gebouw van Folkers wordt momenteel gerealiseerd in Apeldoorn. Het gaat om een opvangtehuis voor verslaafden. De architect ontwierp een prachtig gebouw met een buitenwand met gekleurde luiken en een wand waar bomen en struiken uitgroeien. “Verslaafden zitten meestal verspreid over de binnenstad in kleine hoekjes. Je kunt een opvangtehuis voor ze maken in buitenwijken, maar dat werkt niet. Ze gaan toch naar de binnenstad. Ik wilde daarom een paleis voor ze maken midden in de stad. Geen ruimte is hetzelfde. Ze hebben hun eigen kamertjes, er zijn ruimtes waar ze aan het werk kunnen en er is een plek voor heroïnevertrekking.”
Folkers bedacht de opmerkelijke gevel niet zomaar. “Traditioneel werden landlopers vroeger in het bos opgevangen. Nu is het omgekeerd. Ze zoeken de drukte op. Die tegenstelling wilde ik in het gebouw verwerken. Nu hebben ze hun eigen bos, dat ik in de gevel heb verwerkt die naar hun eigen binnenhof is gericht. De naar de stad gerichte gevel met de gekleurde luiken staat er voor dat verslaafden allemaal verschillende individuen zijn.”
Het bevalt Folkers goed om in Nederland te werken. “Het was eerst heel spannend om weer in Nederland aan de slag te gaan. En het contrast was heel groot. Ik heb hier nu echt mijn draai gevonden. Ik ben minder met Afrika bezig dan voorheen. Daarom vind ik het belangrijk om me in te zetten voor ArchiAfrika. In ons kantoor hebben we het Afrikaanse archief van Lippsmeier, dat is een goudmijn. Het is fijn om daar door te grasduinen en mensen voorbeelden te laten zien van Afrikaanse bouwkunst. Afrika laat mij nooit meer los.”
(Foto: Maarten Hartman)
Naam: Antoni Folkers (48)
Woonplaats: Utrecht
Verliefd/verloofd/getrouwd: Getrouwd
Studie: Bouwkunde
Afgestudeerd: 1986
Loopbaan: Folkers ging in 1986 aan de slag bij architectenbureau Ingwersen. Daarna vertrok hij naar Dar es Salaam en werkte voor architectenbureau Lippsmeier + partners. In 1994 begon hij zijn eigen architectenbureau met zijn vrouw Belinda van Buiten en Geoffrey Wilks. Folkers richtte met vier collega’s ArchiAfrika op om de Afrikaanse bouwkunst te promoten.
“Ik ben er nog altijd verbaasd over dat Nederlanders zo weinig van Afrikaanse bouwkunst weten”, zegt Folkers. “Door de eeuwen heen zijn prachtige gebouwen neergezet. Denk maar aan de piramides. Na de Tweede Wereldoorlog zijn er ook veel spannende en knappe gebouwen neergezet. Zoals de combikerk in Dar es Salaam van architect Anthony Almeida. Het dak zweeft boven het gebouw, waardoor een aangename wind naar binnen waait en de verlichting heel mooi is. In de hoeken van het gebouw worden kerkdiensten gehouden. Door voor de verschillende onderdelen plekken in het gebouw te creëren, die toch van elkaar afgescheiden zijn, wordt heel ingenieus van de ruimte gebruik gemaakt.”
Folkers wil met vier collega-architecten laten zien dat de Afrikaanse architectuur de moeite waard is om te bekijken en te bestuderen. Het vijftal heeft in Afrika gewerkt en richtte in 2001 ArchiAfrika op om aan de onwetendheid over Afrikaanse bouwkunst een einde te maken.
Folkers’ voorliefde voor Afrika begon al jong. Afrika was voor hem een avontuurlijk paradijs. “We verbleven bij vrienden van mijn ouders in Antibes. Een zwarte man schilderde voor hen een hek. Het was midden jaren zestig. Ik had nog nooit een Afrikaan gezien. De rest van de vakantie speelde ik met zijn kinderen in die tuin met prachtige palmbomen.”
Afrika bleef daarna door zijn hoofd rondspoken. “Ik was nieuwsgierig naar de exotische tropen. Nu reist iedereen de wereld rond. Maar in die tijd was het voor een architect uitzonderlijk om daar naartoe te gaan. Ik zocht het avontuur. Ik wilde buiten de opgelegde context leven. Een soort frontier-gevoel. Maar er zat ook een vleugje idealisme bij. Ik had een missionarisgedachte om mensen te helpen.”
Al tijdens zijn studie bouwkunde aan de TU reisde Folkers in 1984 af naar het tropische continent. Hij werkte mee aan een bouwproject in Burkino Faso, dat was opgezet door de TU Delft en de Universiteit van Amsterdam. “In Ouagadougou staat het allereerste gebouw dat ik ontworpen heb. Het was een veldkantoor met koepels dat met leem is gebouwd.”
Folkers kwam in contact met de gerenommeerde Duitse architect Georg Lippsmeier van Tropenbau. Lippsmeier bouwde onder meer een groot en indrukwekkend universiteitscomplex in Dar es Salaam (Tanzania). Folkers was inmiddels in Nederland aan het werk, maar bleef heimwee naar Afrika houden. Toen Lippsmeier hem vroeg voor hem in Afrika te gaan werken, hoefde hij niet lang te denken. “Ik was 27 jaar en kreeg de verantwoordelijkheid voor het Oost-Afrikaanse architectuurbureau in Tanzania. Met veel vrijheid in een land waar nauwelijks architecten waren. Ik was de vierenveertigste geregistreerde architect.”
In Tanzania bouwde Folkers voornamelijk ziekenhuizen en scholen, maar ook hotels en woningen. “Er was vrijwel geen geld, dus we bouwden heel goedkoop. We bouwden een ziekenhuis voor vijfhonderd gulden per vierkante meter. Daar kun je hier net vloerbedekking van kopen. Je moet vooral heel slim zijn. Arbeid is daar goedkoper dan materiaal. Dus je zoekt arbeidsintensieve projecten. Daar staat weer tegenover dat er amper geschoolde arbeid is. Als een raam kapot gaat is dat niet zo erg, dus dat hoeft niet van het allerbeste materiaal te zijn. Maar op het dak mag je nooit besparen. Als dat niet functioneert in de tropen, is een gebouw ten dode opgeschreven. Het kan er waanzinnig hard regenen en de zon schijnt veel en fel. Je moet alles droog en koel houden onder die enorme paraplu.”
Het voordeel van werken in Afrika is dat je ‘geen rare regels hoeft te volgen’, meent Folkers. “Bouwvergunningen waren niet nodig. Het nadeel was dat ik steeds minder uitdagingen in het bouwen ging zien. Ik kreeg internationale vakbladen opgestuurd. Die waren volstrekt irrelevant in de Afrikaanse context. Ik las een artikel over de bibliotheek van Zeewolde, met als titel ‘Complexe eenvoud’. Dat stond heel ver van mijn bed. Om mij heen gingen arbeiders dood van de honger. Wij wilden gewoon goede gebouwen neerzetten.”
Nederlandse ingenieurs kunnen veel van Afrikanen leren, meent Folkers. “Vooral op het gebied van duurzaamheid. In Afrika wordt een huis gebouwd voor een deel van het leven van een persoon. Als iemand sterft, blijft het huis leeg. Dat wordt teruggenomen door de natuur. Wij bouwen hier een huis dat vierhonderd jaar moet blijven staan. Je kunt een gebouw ook zien als iets dat alleen bij jou hoort. Zoals kleren. Monumentale panden zijn nu heel populair, maar die panden zijn helemaal losgerukt van de oorspronkelijke context. Ons kantoor van ArchiAfrika zit in een oud pakhuis in het centrum van Utrecht. Het gebouw moet blijven bestaan, maar het is geen pakhuis meer. Afrikanen vinden dat onbegrijpelijk. Wij zitten verankerd in het verleden.”
Fokkers noemt als voorbeeld een stadswijk waaraan hij in Burkina Faso werkte. “Door de jaren heen waren de huizen lukraak door elkaar gebouwd. Daar kon geen brandweer of riolering doorheen. Of je moest allemaal kromme pijpen maken. Wij deden erg ons best om een ontwerp te maken waarbij zo weinig mogelijk huizen gesloopt hoefden te worden. We waren blij dat zeventig procent kon blijven staan. Maar uiteindelijk bleek dat tachtig procent van de mensen zijn huis sloopte. De huizen waren aan elkaar geschakeld met gezellig binnenplaatsen en die situatie wilden ze zo graag behouden dat ze dat liever opnieuw bouwden. Daarnaast was het belangrijk dat vrouwen bepaalde routes hadden. Ze mochten niet via het pad van de buurman. Zoiets was al reden om het huis af te breken.”
Vlak voor het nieuwe millennium keerde Folkers terug naar Nederland. “Ik wilde dolgraag weer in een westerse context bouwen.” Folkers begon al in 1994 zijn eigen bureau FBW Architecten met zijn vrouw Belinda van Buiten in Nederland. Zij verbouwden het Corbusiaanse gebouw voor de Raad van de Kinderbescherming in Almelo. “Ouders zijn soms boos als ze daar binnen komen, daarom moet je ze meteen goed ontvangen. We hebben een nieuwe entree bedacht. We hebben veel hout in het gebouw verwerkt, een mooie duurzame oplossing.”
Het meest indrukwekkende gebouw van Folkers wordt momenteel gerealiseerd in Apeldoorn. Het gaat om een opvangtehuis voor verslaafden. De architect ontwierp een prachtig gebouw met een buitenwand met gekleurde luiken en een wand waar bomen en struiken uitgroeien. “Verslaafden zitten meestal verspreid over de binnenstad in kleine hoekjes. Je kunt een opvangtehuis voor ze maken in buitenwijken, maar dat werkt niet. Ze gaan toch naar de binnenstad. Ik wilde daarom een paleis voor ze maken midden in de stad. Geen ruimte is hetzelfde. Ze hebben hun eigen kamertjes, er zijn ruimtes waar ze aan het werk kunnen en er is een plek voor heroïnevertrekking.”
Folkers bedacht de opmerkelijke gevel niet zomaar. “Traditioneel werden landlopers vroeger in het bos opgevangen. Nu is het omgekeerd. Ze zoeken de drukte op. Die tegenstelling wilde ik in het gebouw verwerken. Nu hebben ze hun eigen bos, dat ik in de gevel heb verwerkt die naar hun eigen binnenhof is gericht. De naar de stad gerichte gevel met de gekleurde luiken staat er voor dat verslaafden allemaal verschillende individuen zijn.”
Het bevalt Folkers goed om in Nederland te werken. “Het was eerst heel spannend om weer in Nederland aan de slag te gaan. En het contrast was heel groot. Ik heb hier nu echt mijn draai gevonden. Ik ben minder met Afrika bezig dan voorheen. Daarom vind ik het belangrijk om me in te zetten voor ArchiAfrika. In ons kantoor hebben we het Afrikaanse archief van Lippsmeier, dat is een goudmijn. Het is fijn om daar door te grasduinen en mensen voorbeelden te laten zien van Afrikaanse bouwkunst. Afrika laat mij nooit meer los.”
(Foto: Maarten Hartman)
Naam: Antoni Folkers (48)
Woonplaats: Utrecht
Verliefd/verloofd/getrouwd: Getrouwd
Studie: Bouwkunde
Afgestudeerd: 1986
Loopbaan: Folkers ging in 1986 aan de slag bij architectenbureau Ingwersen. Daarna vertrok hij naar Dar es Salaam en werkte voor architectenbureau Lippsmeier + partners. In 1994 begon hij zijn eigen architectenbureau met zijn vrouw Belinda van Buiten en Geoffrey Wilks. Folkers richtte met vier collega’s ArchiAfrika op om de Afrikaanse bouwkunst te promoten.
Comments are closed.