Nu de kabinetsplannen voor prestatiebekostiging van onderzoek vaste vorm aannemen, wordt de verleiding groot voor universiteiten. Waarom veel tijd en geld steken in jong talent en ingedutte wetenschappers als je met loven en bieden een complete toponderzoeksgroep kunt binnenhalen?
Als de voortekenen niet bedriegen maken de Nederlandse universiteiten zich op voor een felle concurrentiestrijd om toptalent. In zijn afscheidsrede van de Universiteit Twente voorspelde rector Frans van Vught onlangs dat de Nederlandse universiteiten in een reputatierace belanden. “Ze zullen de allerbeste hoogleraren ter wereld willen rekruteren door hen de beste en duurste onderzoeksfaciliteiten te bieden en een zeer geringe – of zelfs geen – onderwijslast. Ze zullen met die tophoogleraren de hoogste citatie-impactscores en academische prijzen nastreven.”
De toekomst van Van Vught is dichterbij dan menigeen denkt. Nu al doen toponderzoekers het goed bij het bedrijfsleven en fondsen (derde geldstroom) en bij NWO (tweede geldstroom). Maar met de nieuwe wet op het hoger onderwijs wil de regering ook de gewone onderzoeksbekostiging (eerste geldstroom) ‘dynamiseren’.
De overheid zal geld dan niet langer zonder meer verdelen over de universiteiten, maar op grond van prestaties. NWO onderzoekt hoe dat moet, aangemoedigd door het advies ‘Prikkel de Prof’ van het Centraal Planbureau (2003). Duidelijk is al: hoe hoger de waardering, hoe meer geld voor onderzoek. In Engeland functioneert een soortgelijk systeem al twintig jaar.
Toponderzoekers brengen geld binnen. Dan mogen ze ook iets kosten. Universiteiten beconcurreren elkaar op bonussen, faciliteiten, budget en onderwijslast. De Universiteit Leiden en de Erasmus Universiteit Rotterdam hebben een speciaal potje voor het aantrekken van toppers: een coryfeeënfonds. “Daarmee financieren we de hogere salariskosten”, zegt een woordvoerder van Leiden. Hij wil geen bedragen noemen, maar: “We betalen inderdaad bonussen. Verder financieren we aanvullende eisen, zoals extra aio’s of docenten.”
Niet overal gaat het zo expliciet. Twente spreekt bijvoorbeeld liever van ‘speerpuntenbeleid’. Vijf topinstituten strijken daar een derde van het totale onderzoeksbudget op. Binnen dat budget valt ook het aantrekken van toponderzoekers. In Nijmegen bestaat al een aantal jaar een ‘witte-ravenpremie’.
De universitaire transfers lijken intussen toe te nemen. De beroemde fysici Ad Lagendijk en Willem Vos vertrokken in 2001 naar Twente. Nu, drie jaar later, gaan ze weer terug naar Amsterdam. Met veel tamtam verruilde sociaal-wetenschapper Jan Rotmans de Universiteit Maastricht vorig jaar voor de Erasmus Universiteit Rotterdam. Voor alle expertise die hij meenam, vroeg de Maastricht een bedrag tussen een half en anderhalf miljoen euro – overigens nooit betaald. Het zijn maar enkele voorbeelden.
Op agressief aankoopbeleid rust bij sommige universiteiten geen taboe meer. In Rotterdam heeft de economiefaculteit net een rigoureuze reorganisatie doorgevoerd, waarbij veel werknemers zijn ontslagen. Toch komt plaatsvervangend decaan Veenman binnenkort met ‘verrassende’ namen van toponderzoekers die zich aan de faculteit zullen verbinden. “Het is niet het streven om elders onderzoekers weg te kopen, maar uitsluiten dat dit gebeurt kan niet”, aldus Veenman.
Het aanstellen van ‘universiteitshoogleraren’ is een andere manier om je reputatie te vergroten. Dat deden in de afgelopen jaren de Universiteit Utrecht, de Universiteit van Amsterdam, Wageningen Universiteit, de TU Delft en de TU Eindhoven. Deze hoogleraren hebben veel vrijheid en geen bestuurlijke verplichtingen. Omdat hij aan de UvA universiteitshoogleraar mocht worden, sloeg theoretisch fysicus Robbert Dijkgraaf een aanbod van Harvard af.
Niet iedereen gelooft dat het zo’n vaart zal lopen. Geneticus en opiniemaker Ronald Plasterk, die het UMC Utrecht twee jaar geleden verruilde voor het Hubrecht Laboratorium: “Het gaat niet om geld, maar om de lokale onderzoekscultuur. Het hangt ervan af wie de andere onderzoekers zijn. Zo gingen laatst genomics-onderzoekers van Leiden naar Rotterdam. Daar was sprake van een interessante clustering van talent, wat niet wil zeggen dat het fout zat in Leiden.” Om talent aan te trekken moet je als instituut binnen je onderzoeksveld goed scoren, denkt Plasterk. “Over de hele wereld weten professionals je dan te vinden.”
Iets soortgelijks zegt collegevoorzitter Roelof de Wijkerslooth van de Nijmeegse universiteit. “Universiteiten adviseren elkaar nog steeds bij hoogleraarbenoemingen. Pas als dat verdwijnt, is er echt iets aan de hand. Universiteiten zullen steeds meer aan hun reputatie werken, maar ik betwijfel of ze op toponderzoekers gaan jagen, zoals Van Vught voorspelt. Onderzoekers komen vanzelf naar je toe wanneer je een goede onderzoeksgemeenschap hebt.”
Toch valt niet te ontkennen dat de kwaliteit van onderzoek direct samenhangt met faciliteiten, onderwijslast en andere voorwaarden. Neem hoogleraar strafrecht Theo de Roos, die van Leiden naar Tilburg vertrekt. “Ik zal niet ontkennen dat het een rol heeft gespeeld dat in Tilburg meer geld en middelen beschikbaar zijn”, zei De Roos in de universiteitskrant van Leiden. Hij noemde ook de onderzoekscultuur in Tilburg als factor.
Voor de toppers mag hun hoge marktwaarde prettig zijn – zij kunnen immers meer eisen stellen – maar er zitten ook schaduwzijden aan de ontwikkeling. “Het gevaar dreigt dat de universiteit verwordt tot een onsamenhangend geheel van specialistische koninkrijkjes”, zegt Harry de Boer van het Center for Higher Education Policy Studies (CHEPS) aan de Universiteit Twente. “Toppers hebben minder binding met de universiteit. Dat maakt het mogelijk dat een hele onderzoeksgroep naar een andere instelling verhuist. Er dreigt een spagaat: de wetenschap zelf roept om specialisatie, maar daardoor valt binnen een instelling minder makkelijk met elkaar te praten. Dat kan ook voor de samenleving nadelig zijn: maatschappelijke problemen zijn vaak complexer dan één discipline.”
(Illustratie: Joris Veerman)
Als de voortekenen niet bedriegen maken de Nederlandse universiteiten zich op voor een felle concurrentiestrijd om toptalent. In zijn afscheidsrede van de Universiteit Twente voorspelde rector Frans van Vught onlangs dat de Nederlandse universiteiten in een reputatierace belanden. “Ze zullen de allerbeste hoogleraren ter wereld willen rekruteren door hen de beste en duurste onderzoeksfaciliteiten te bieden en een zeer geringe – of zelfs geen – onderwijslast. Ze zullen met die tophoogleraren de hoogste citatie-impactscores en academische prijzen nastreven.”
De toekomst van Van Vught is dichterbij dan menigeen denkt. Nu al doen toponderzoekers het goed bij het bedrijfsleven en fondsen (derde geldstroom) en bij NWO (tweede geldstroom). Maar met de nieuwe wet op het hoger onderwijs wil de regering ook de gewone onderzoeksbekostiging (eerste geldstroom) ‘dynamiseren’.
De overheid zal geld dan niet langer zonder meer verdelen over de universiteiten, maar op grond van prestaties. NWO onderzoekt hoe dat moet, aangemoedigd door het advies ‘Prikkel de Prof’ van het Centraal Planbureau (2003). Duidelijk is al: hoe hoger de waardering, hoe meer geld voor onderzoek. In Engeland functioneert een soortgelijk systeem al twintig jaar.
Toponderzoekers brengen geld binnen. Dan mogen ze ook iets kosten. Universiteiten beconcurreren elkaar op bonussen, faciliteiten, budget en onderwijslast. De Universiteit Leiden en de Erasmus Universiteit Rotterdam hebben een speciaal potje voor het aantrekken van toppers: een coryfeeënfonds. “Daarmee financieren we de hogere salariskosten”, zegt een woordvoerder van Leiden. Hij wil geen bedragen noemen, maar: “We betalen inderdaad bonussen. Verder financieren we aanvullende eisen, zoals extra aio’s of docenten.”
Niet overal gaat het zo expliciet. Twente spreekt bijvoorbeeld liever van ‘speerpuntenbeleid’. Vijf topinstituten strijken daar een derde van het totale onderzoeksbudget op. Binnen dat budget valt ook het aantrekken van toponderzoekers. In Nijmegen bestaat al een aantal jaar een ‘witte-ravenpremie’.
De universitaire transfers lijken intussen toe te nemen. De beroemde fysici Ad Lagendijk en Willem Vos vertrokken in 2001 naar Twente. Nu, drie jaar later, gaan ze weer terug naar Amsterdam. Met veel tamtam verruilde sociaal-wetenschapper Jan Rotmans de Universiteit Maastricht vorig jaar voor de Erasmus Universiteit Rotterdam. Voor alle expertise die hij meenam, vroeg de Maastricht een bedrag tussen een half en anderhalf miljoen euro – overigens nooit betaald. Het zijn maar enkele voorbeelden.
Op agressief aankoopbeleid rust bij sommige universiteiten geen taboe meer. In Rotterdam heeft de economiefaculteit net een rigoureuze reorganisatie doorgevoerd, waarbij veel werknemers zijn ontslagen. Toch komt plaatsvervangend decaan Veenman binnenkort met ‘verrassende’ namen van toponderzoekers die zich aan de faculteit zullen verbinden. “Het is niet het streven om elders onderzoekers weg te kopen, maar uitsluiten dat dit gebeurt kan niet”, aldus Veenman.
Het aanstellen van ‘universiteitshoogleraren’ is een andere manier om je reputatie te vergroten. Dat deden in de afgelopen jaren de Universiteit Utrecht, de Universiteit van Amsterdam, Wageningen Universiteit, de TU Delft en de TU Eindhoven. Deze hoogleraren hebben veel vrijheid en geen bestuurlijke verplichtingen. Omdat hij aan de UvA universiteitshoogleraar mocht worden, sloeg theoretisch fysicus Robbert Dijkgraaf een aanbod van Harvard af.
Niet iedereen gelooft dat het zo’n vaart zal lopen. Geneticus en opiniemaker Ronald Plasterk, die het UMC Utrecht twee jaar geleden verruilde voor het Hubrecht Laboratorium: “Het gaat niet om geld, maar om de lokale onderzoekscultuur. Het hangt ervan af wie de andere onderzoekers zijn. Zo gingen laatst genomics-onderzoekers van Leiden naar Rotterdam. Daar was sprake van een interessante clustering van talent, wat niet wil zeggen dat het fout zat in Leiden.” Om talent aan te trekken moet je als instituut binnen je onderzoeksveld goed scoren, denkt Plasterk. “Over de hele wereld weten professionals je dan te vinden.”
Iets soortgelijks zegt collegevoorzitter Roelof de Wijkerslooth van de Nijmeegse universiteit. “Universiteiten adviseren elkaar nog steeds bij hoogleraarbenoemingen. Pas als dat verdwijnt, is er echt iets aan de hand. Universiteiten zullen steeds meer aan hun reputatie werken, maar ik betwijfel of ze op toponderzoekers gaan jagen, zoals Van Vught voorspelt. Onderzoekers komen vanzelf naar je toe wanneer je een goede onderzoeksgemeenschap hebt.”
Toch valt niet te ontkennen dat de kwaliteit van onderzoek direct samenhangt met faciliteiten, onderwijslast en andere voorwaarden. Neem hoogleraar strafrecht Theo de Roos, die van Leiden naar Tilburg vertrekt. “Ik zal niet ontkennen dat het een rol heeft gespeeld dat in Tilburg meer geld en middelen beschikbaar zijn”, zei De Roos in de universiteitskrant van Leiden. Hij noemde ook de onderzoekscultuur in Tilburg als factor.
Voor de toppers mag hun hoge marktwaarde prettig zijn – zij kunnen immers meer eisen stellen – maar er zitten ook schaduwzijden aan de ontwikkeling. “Het gevaar dreigt dat de universiteit verwordt tot een onsamenhangend geheel van specialistische koninkrijkjes”, zegt Harry de Boer van het Center for Higher Education Policy Studies (CHEPS) aan de Universiteit Twente. “Toppers hebben minder binding met de universiteit. Dat maakt het mogelijk dat een hele onderzoeksgroep naar een andere instelling verhuist. Er dreigt een spagaat: de wetenschap zelf roept om specialisatie, maar daardoor valt binnen een instelling minder makkelijk met elkaar te praten. Dat kan ook voor de samenleving nadelig zijn: maatschappelijke problemen zijn vaak complexer dan één discipline.”
(Illustratie: Joris Veerman)
Comments are closed.