Haar Spaanse vriend kwam voor haar naar Nederland. En ir. Susan van Bokhorst verhuisde voor hem naar Groningen. “Hier zijn minder mogelijkheden voor mij om een baan te vinden dan in de Randstad. Maar ik had al werkervaring, dus ben goed terecht gekomen.”
Naam: Ir. Susan van Bokhorst (34)
Woonplaats: Groningen
Verliefd/verloofd/getrouwd: Woont samen
Studie: Scheikundige technologie
Afstudeerrichting: Heterogene katalyse
Afstudeerjaar: 2001
Loopbaan: Al tijdens haar afstuderen wist ir. Susan van Bokhorst dat ze graag bij Akzo Nobel wilde werken. Maar eerst wilde ze nog even op reis. Haar reis door Mexico werd nog een beetje zonniger, toen ze per email hoorde dat ze erna bij Akzo kon beginnen. Tot 2005 werkte ze daar met veel plezier aan de nieuwste productietechnieken voor katalysatoren. Maar de liefde, die jaren eerder tijdens een stage in Madrid tussen haar en een Spanjaard was opgebloeid, lokte haar naar Groningen. Ze werkte er eerst bij ingenieursbureau Tebodin en nu, sinds 2,5 jaar, bij Gasunie. Daar adviseert ze iedereen binnen het bedrijf over bedrijfszekerheid. “Als een koekjesfabriek een paar dagen stil staat, is dat vervelend. Maar geen gas leveren, dat kan gewoon niet.”
Wie Groningen binnenrijdt, ziet meteen het markante gebouw van de Gasunie. Van buiten doet het, met zijn organische architectuur, denken aan een rotspartij met hier en daar een waterval van ramen. Eenmaal binnen in wat Groningers de ‘apenrots’ noemen, wacht ir. Susan van Bokhorst in de grote entree met veel planten. In de drukke kantine vertelt ze over haar loopbaan, die ze in Groningen opnieuw vorm moest geven.
“Ik was hier twee keer eerder geweest, bij een nichtje dat in Groningen studeerde”, vertelt Van Bokhorst. Maar er gaan wonen, trok haar in eerste instantie niet zo. Ze had een baan bij Akzo Nobel in Amsterdam die haar goed beviel. Maar toen haar vriend werk kreeg bij de universiteit van Groningen, stond ze voor een keuze. “In eerste instantie wilden we in Zwolle gaan wonen, een beetje in het midden van onze werkplekken.”
Het aanbod van technische banen in Groningen leek haar niet groot. “Zeker niet in vergelijking met bijvoorbeeld Rotterdam”, zegt Van Bokhorst. “Maar je hebt de industrie in Delfzijl, en Gasunie en de Nam. Dus ik ben meegegaan. Ik heb gedacht dat het wel goed zou komen.”
En dat was ook zo. Van Bokhorst accepteerde al snel een baan bij ingenieursbureau Tebodin dat een vestiging in Groningen heeft. Dat kwam mooi uit, want op het salaris van de baan die ze op moest zeggen, kocht het stel een huis. “Ik had er toen alle vertrouwen in dat het goed zou komen, maar achteraf denk ik dat we het toen wel erg spannend hadden gemaakt.”
Spanning
Van Bokhorst en haar Spaanse vriend ontmoetten elkaar tijdens haar stage in Madrid. Beiden werkten ze aan heterogene katalyse, waarbij een katalysator in vaste vorm een chemisch productieproces moet versnellen. Op het Instituto de Catálisis y Petroleoquímica deelden ze een werkkamer. Pas aan het einde van de stage, tegen de kerst, ontstond de spanning tussen hen. Maar haar vriend vertrok voor de kerstdagen naar zijn ouders in Tenerife, zij ging terug naar Nederland.
“In januari kwam hij naar Nederland”, vertelt Van Bokhorst. “Op het strand in Scheveningen vertelde hij dat hij verliefd was.” Tweeënhalf jaar reisden de twee iedere zes weken op en neer tussen Spanje en Nederland. Skype bestond nog niet, dus de studente Van Bokhorst had ook nog eens torenhoge telefoonrekeningen. “Dat ging gewoon zo”, relativeert ze. “De afstand was voor ons geen reden om te stoppen.”
Toen haar vriend na zijn promotie als postdoc ging werken in Delft, kwam hij op haar oude faculteit terecht. Toen dat traject was afgelopen, solliciteerde hij in Groningen. “We dachten dat het goed was voor hem om een keer te solliciteren om ervaring op te doen. Maar hij werd dus aangenomen”, zegt Van Bokhorst. “We zijn gegaan. Want voor hem is het, als Spanjaard, toch moeilijker om in Nederland aan de slag te kunnen. En dit was een goede kans.”
In het diepe
Bij ingenieursbureau Tebodin, haar eerste Groningse baan, bracht Van Bokhorst haar studie weer in de praktijk. “Ik maakte massabalansen en rekende aan pompen. Dat was precies wat ik geleerd had tijdens mijn studie”, vertelt ze, “maar het was niet echt iets voor mij.” Wat ze vooral jammer vond was dat ze de fabrieken waar ze aan rekende nooit meer te zien kreeg.
Eerder was dat wel anders. In haar eerste baan in Amsterdam, bij Akzo Nobel Catalysts (het latere Albemarle), deed ze proeven in een fabriek voor katalysatoren in Houston. Er was een nieuwe techniek bedacht en Van Bokhorst moest testen of die techniek ook op grotere schaal dan op laboratoriumschaal werkte. “In plaats van een paar gram katalysator maken in een laboratorium, moest ik de proef opschalen naar een aantal kilo per uur in een pilot-plant-opstelling om uiteindelijk te kunnen bepalen of een fabriek met een capaciteit van een paar ton per uur ook zou gaan werken”, herinnert ze zich. “Toen had ik het niet zo door, maar ik ben behoorlijk in het diepe gegooid.”
De katalysator waar Van Bokhorst aan werkte is een soort ‘hagelslag’ van zwavel op een aluminium drager. Dat gaat in een reactor van een raffinaderij om daar een paar jaar zijn versnellende effect op het productieproces te hebben. Een fabriek in Houston moest uitgebreid en er mocht, vanwege Europese regels, minder zwavel in de katalysator. “Het drogen was de bottleneck in het proces. Dat wilden we verbeteren”, aldus Van Bokhorst die in Houston een nieuwe droogtechniek testte. “Gelukkig had onze techniek een goed resultaat.”
Hoewel Van Bokhorst tijdens haar studie nog niet veel nadacht over het werk dat ze daarna wilde doen, wist ze tijdens haar afstuderen dat ze bij Akzo Nobel terecht wilde komen. Het aanbod om te promoveren sloeg ze af. “Ik wilde in een bedrijf werken.” Om te oefenen, solliciteerde ze ook bij andere bedrijven. Maar ze wilde Akzo en dat werd het. Terwijl ze met vrienden door Mexico reisde, kreeg ze een mail dat ze na haar vakantie kon beginnen. “Achteraf is het heel makkelijk gegaan.”
Topklasje
Na twee jaar bij Tebodin gewerkt te hebben, solliciteerde Van Bokhorst bij de Gasunie. Met succes. “Ik wilde niet in dertig jaar in dezelfde functie een specialist worden. Ik zoek afwisseling en wil ook iets anders kunnen doen dan techniek, bijvoorbeeld op een financiële afdeling.”
Nu zit ze in het topklasje van Gasunie, waarin iedere twee jaar rond de twaalf medewerkers extra opleiding krijgen als voorbereiding op een eventuele verdere carrière in het management. In het eerste jaar krijgen de deelnemers lessen over financiën en strategie op de universiteit van Groningen. “In het tweede jaar ligt het accent meer op de persoonlijke vaardigheden”, vertelt Van Bokhorst. “Ik vond het erg leuk dat ik gevraagd werd hieraan mee te doen.”
Op welke functie ze er precies mee terecht wil komen, heeft Van Bokhorst nog niet uitgestippeld. “Je kunt wel van alles plannen, maar je weet toch niet hoe het loopt”, zegt ze. “Ik had ook nooit gedacht dat ik hier terecht zou komen.”
Als senior adviseur bedrijfszekerheid adviseert Van Bokhorst iedereen binnen Gasunie over bedrijfszekerheid. Zo gaf ze advies voor een te bouwen ketelhuis in de Botlek om gas, dat tijdens het transport is afgekoeld, weer tot de juiste temperatuur te verwarmen. “Kunnen de drie ketels in één gebouw, of moeten ze in drie gebouwen.” De laatste optie is duurder, maar in het geval van brand, is er minder kans dat de levering van het gas in gevaar komt.
“Om die reden zetten we ook een extra ketel neer. Gasunie is in vergelijking met andere bedrijven heel conservatief”, legt Van Bokhorst uit. “Dat moet ook. Het kan niet zo zijn dat we geen gas kunnen leveren.” Van Bokhorst maakt de vergelijking met elektriciteit, treinen en water. “Daar gaat nog wel eens iets mis, maar dat mag natuurlijk eigenlijk niet.” Gasunie heeft zoveel extra zekerheden ingebouwd in de hele infrastructuur, dat er wel iets heel groots moet gebeuren wil de levering niet goed gaan, verzekert ze. “Dat is bijna onmogelijk, maar je kunt nooit nooit zeggen.”
Voor ieder jaar dat je studeert, gaat je inkomen met zeven procent omhoog, beweert Harbers. “Zelfs wanneer je die studie niet afmaakt. Als er een sociaal leenstelsel komt, gaan we ervan uit dat studenten die rekensom zullen maken. En gaat de som niet op, dan hoef je het ook niet terug te betalen. Wie niet gaat studeren omdat hij later geen schuld wil hebben, doet uiteindelijk zichzelf tekort. Maar voordat er zo’n leenstelsel komt, is er wel een mentaliteitsverandering nodig. Een folder over lenen bij de schooldecaan, dat is niet genoeg. Je moet mensen meenemen in een verhaal: wat kun je je later permitteren?”
Oud-minister van onderwijs Ronald Plasterk liet vorig jaar nog een brief rondsturen met daarin de boodschap: leen vooral niet te veel.
“Dat ging ergens anders over. Uit een onderzoek door het Nibud was gebleken dat studenten juist helemaal geen leenangst hebben. Ze lenen niet alleen bij de IB-groep maar ook bij banken. En echt niet alleen voor hun studie, ook voor de leuke dingen in het leven. Maar zelfs al moet je lenen voor je opleiding, vergeet dan niet dat de overheid ook meebetaalt, zodat instellingen het lage, wettelijke collegegeld kunnen vragen.”
Maar de VVD wil opleidingen toch zelf het collegegeld laten bepalen?
“Alleen als daar aantoonbaar meer kwaliteit tegenover staat. Zoals bij de university colleges. Ik was laatst op het University College Utrecht. Hun alumni volgen masters aan Harvard of Cambridge. Dan weet je: dat hogere collegegeld verdien ik later terug. Maar willen opleidingen een hoger tarief kunnen verantwoorden, dan moeten ze wel van goeden huize komen.”
Zijn er geen alternatieven voor een leenstelsel?
“Het voorstel van GroenLinks, de academicibelasting voor afgestudeerden, lijkt heel sympathiek. Maar het gaat eraan voorbij dat hoogopgeleiden vaak al veel belasting betalen. Aan het plan van het CDA zitten ook allerlei haken en ogen. Studenten met meer dan een jaar vertraging moeten het instellingscollegegeld betalen en dat is vaak duizenden euro’s meer. Bij ons kun je ervoor kiezen langer te studeren, maar dan moet je ook langer lenen of op een andere manier in je levensonderhoud voorzien. Maar het is wel je eigen keuze. Bovendien investeert het CDA niet in de kwaliteit.”
En de VVD wel? “Ja, door docenten beter te belonen. We pleiten ook voor een ander bekostigingssysteem. In het huidige stelsel worden instellingen te veel beloond op basis van studentenaantallen – kwantiteit, niet kwaliteit. Belonen op kwaliteit kan door de invoering van landelijke voortgangstoetsen, zoals die er zijn bij de geneeskundeopleidingen. De bekostiging zou ook gekoppeld kunnen worden aan het keurmerk van kwaliteitsbewaker NVAO. Of een opleiding voldoende, goed of excellent is mag doorklinken in de bekostiging.”
Wordt het hoger onderwijs dan niet minder toegankelijk? De VVD wil ook al meer selectie aan de poort.
“Het is bewezen dat selectie werkt: geselecteerde studenten beginnen veel gemotiveerder aan hun studie. Natuurlijk kun je tegenwerpen: selecteren is unfair, iedereen moet aan elke opleiding kunnen beginnen. Maar is het wél fair dat veertig procent van de eerstejaars afhaakt? Wat we willen is goede matching of selectie. Dat kan op basis van middelbare schoolcijfers, een toelatingsexamen of een intakegesprek. Instellingen kunnen zelf uitmaken wat het beste werkt.”
Selectie en matching zijn duur. En de VVD wil er niet extra in investeren. “Het is maar de vraag of het geld kost. Studenten die afhaken zijn veel duurder. Selectie levert juist winst op. En wanneer het sociaal leenstelsel er is, gaan studenten ook bewuster kiezen. Als ik ervoor leen, zullen ze denken, dan wil ik wel een opleiding die wat voorstelt. Dan heb ik recht op het allerbeste.”
Comments are closed.