Honderden medewerkers en tientallen laboratoria verhuizen vanaf 9 mei naar de nieuwbouw van Technische Natuurwetenschappen. De vaak zeer gevoelige onderzoeksopstellingen maken het een logistieke operatie die op de TU zijn weerga niet kent. “Geestelijk zijn we er klaar voor.”
Laboratorium voor microbiologie. Technische Hogeschool’. De blokletters boven de personeelsingang van de afdeling biotechnologie aan de Julianalaan maken deel uit van een kunstwerk dat binnen doorloopt. Het stenen plafond beeldt celstructuren uit. Binnen in de hal hangen plaquettes van professoren uit lang vervlogen tijden, Van Rossum en Van Iterson.
Deze entree en dit gebouw ademen historie uit, historie die achterblijft of verhuist naar het Science Centre, getuige de gele stickers op de artefacten. Want biotechnologie gaat verhuizen naar nieuwbouw aan het andere uiteinde van de campus. En daar is geen plaats voor ruimte opslokkende geschiedenis.
Biotechnologie is één van drie afdelingen van de faculteit Technische Natuurwetenschappen (TNW) die vanaf 9 mei gaan verhuizen. Chemical engineering, nu nog in een ander historisch gebouw verderop aan de Julianalaan, en bionanoscience, nu in een vleugel van het TNW-hoofdgebouw op de campus, zijn de andere twee. Samen gaan ze terug van een totale vloeroppervlakte van 45 duizend vierkante meter naar 30 duizend vierkante meter.
Wat mag mee
Beslissen wat mee moet en wat niet, hoe het wordt verhuisd en door wie, wie wanneer over gaat; dat zijn de afgelopen jaren de belangrijkste vragen geweest. Toen de eerste overleggen over de logistiek achter de verhuizing in de zomer van 2014 begonnen, waren er medewerkers die dit te vroeg vonden, vertelt projectmanager Karlijn Vriends van de dienst facilitair management en vastgoed (FMVG). “Maar dit is een groot en complex proces, vooral omdat we te maken hebben met complexe onderzoeksapparatuur, soms met buitenlandse leveranciers die over moeten komen. Twee jaar geleden ondervonden we veel weerstand van medewerkers, nu zijn ze blij dat het op orde is. Iedereen staat in de meewerkstand.”
Dat is het resultaat van een ‘bewustwordingsproces’ inclusief informatiebijeenkomsten, maandelijkse gebruikersoverleggen, opruimacties, vragenuurtjes met het verhuisbedrijf en een verhuis-ABC. Veel wordt georganiseerd door FMVG, de afdelingssecretarissen en de labtechnici, met als belangrijkste uitgangspunt dat onderzoek en onderwijs zo min mogelijk hinder moeten hebben van de verhuizing. Niet voor niets is alle secties gevraagd welke verhuisdata hen het beste uitkomen.
Big bang
En zo heeft iedere afdeling zijn eigen planning. Bionanoscience gaat over in een ‘big bang’, zoals afdelingssecretaris Esther Reinders het noemt. Iedereen verhuist tussen 23 mei en 3 juni. In de eerste vier dagen zijn de biologische labs en de kantoren aan de beurt. Kantoren zijn relatief eenvoudig, al moeten veel medewerkers hun overvolle inbouwkasten nog leeghalen. Ondanks dat de afdeling het één-meter-boekenplank-principe van de architect niet overneemt, kan er veel niet mee. De kamers in de nieuwbouw zijn een stuk kleiner.
Ook de biologische labs, veel ‘wet labs’, zijn relatief gemakkelijk te verhuizen, aldus Reinders. “Vriezers met inhoud kunnen gewoon aan blijven.” De chemicaliën gaan apart.
Na de eerste vier dagen volgt per dag een optisch lab met lasers en microscopen. “Dit is het spannendste”, zegt Reinders. “Vaak zijn het zelf gebouwde opstellingen met een hoge gevoeligheid. De één haalt alles uit elkaar, de ander verwijdert alleen losse delen. Alles wordt trillingsarm vervoerd. Soms kan dat horizontaal, soms moet het verticaal. De verhuizer verzekert ons dat dat geen probleem is, dat opstellingen gefixeerd worden, maar daarin moet het vertrouwen nog komen. Sommige technici zouden het liefst meerijden met de verhuizer.”
Die verhuizer is Convoi, een bedrijf dat is gespecialiseerd in dit soort ingewikkelde bedrijfsverhuizingen. Soms moet er bij de verhuizing toch een leverancier komen. Dat is meestal omdat anders de garantie vervalt. In totaal zijn er voor de drie afdelingen 38 leveranciers betrokken. Bij biotechnologie komt zelfs een kraanwagen een robot van de tweede verdieping takelen.
Vergunningen
Dat is niet eens het meest ingewikkelde aan de verhuizing bij biotechnologie, blijkt uit het verhaal van afdelingssecretaris Maita Latijnhouwers. De verhuizing van de fermentatie-opstellingen van de sectie environmental biotechnology heeft veel voeten in aarde (meer daarover in het kadertje Van Itersonhal). Dus is de afdeling bezig van 9 mei tot 18 juli. In die tijd gaat ook de hooggevoelige massaspectrometrie-apparatuur over, net als de genetisch gemodificeerde organismen en chemicaliën. Die mogen niet zonder vergunning de weg over. Elk potje moet geregistreerd worden. De verhuizer regelt daarna de vergunningsaanvraag.
“We doen een enorm beroep op ons technisch personeel”, beseft Latijnhouwers. Maar het kan niet anders. “Onze onderzoekstechnici weten het beste hoe het lab moet werken. Dat was al zo tijdens het ontwerpen van de nieuwbouw: elk knopje, elke aansluiting moest ingepland. Hun aandeel blijft tot het eind groot.”
Latijnhouwers vertelt dat bij biotechnologie een jaar geleden intensief met de voorbereidingen van de verhuizing is begonnen. Duidelijk was toen al dat veel spullen aan de Julianalaan zouden achterblijven. Ze wijst op het verouderde meubilair, waarvoor er in juli een ‘opruimactie’ gepland staat. De museale werkkamer van professor Beijerinck op zolder gaat naar het Science Centre. De populaire bar ‘Het Keldertje’, ook op zolder, wordt met pijn in het hart gesloten.
Verhuispaus
De afdeling waar het verschil in beschikbare ruimte het meest in het oog springt, is chemical engineering. De gangen in het gebouw aan de Julianalaan zijn misschien wel twee keer zo breed als in de nieuwbouw. Veel opstellingen moeten uit elkaar gehaald worden, niet omdat ze de oudbouw niet uit kunnen, maar omdat ze de nieuwbouw niet in kunnen.
Chemical engineering verhuist tussen 9 mei en 4 juli. Tijdens een wandeling door de oudbouw stopt Jacqueline van Spingelen bij de geblindeerde laserlabs. De zelfbenoemde ‘verhuispaus’ begeleidt de verhuizing van de afdeling in plaats van de afdelingssecretaris. Het verhuizen van de labs is ingewikkeld, vertelt ze, omdat ze zijn aangesloten op de gebouwstructuur.
Klimaat, elektra, gas, chemicaliën, brandveilige kasten, afzuiging; alles hangt samen en is met elkaar verknoopt. De afdeling moet vele chemicaliën inventariseren en classificeren. In nauwe samenspraak met de secties wordt uiteindelijk voor ieder onderdeel een verhuisdatum geprikt. Practica zijn naar voren geschoven, van juni naar april. Alles om de overlast zoveel mogelijk te beperken.
Van Spingelen heeft gemerkt dat veel medewerkers lange tijd nauwelijks konden geloven dat de verhuizing er echt zou komen, na decennia van praten. “Maar nu leven ze er naartoe. Geestelijk zijn we er klaar voor.”
Nu de verhuizer dozen en stickers begint uit te delen, kan de organisatie niet achteroverleunen. De oude gebouwen blijven voorlopig open, omdat colleges en practica pas in het nieuwe collegejaar naar de nieuwbouw gaan. Bij de afdeling chemical engineering blijven bovendien enkele tientallen medewerkers voorlopig op hun oude werkplek. Het versnellerslab, het katalyse lab (zie kadertje petroleumzaal) en de NMR-spectrometer kunnen niet mee naar de nieuwbouw. Het college van bestuur neemt eind april een besluit over wat zij heen gaan.
Minder ruimte
Ook de nieuwbouw vraagt aandacht. Zorgen dat de aannemers restpunten oplossen, is één ding. Ingewikkelder is het voortschrijdende inzicht van de afdelingen. Bionanoscience is enorm gegroeid sinds het ontwerp van de nieuwbouw is gemaakt en ook de fermentatielabs van biotechnologie hebben meer en andere ruimte nodig. Door de groei van de opleidingen is er bovendien meer labruimte nodig waar studenten afstudeeronderzoek kunnen doen.
Verschillende labs worden aangepast of heringedeeld. Muren moeten verschoven, installaties aangepast en aansluitingen verplaatst. Reinders: “Dat wisten we al voordat de bouw begon. Maar als zo’n proces eenmaal in gang is gezet, kun je het niet meer stoppen zonder dat de hele bouw grote vertraging oploopt. Het moet gebeuren als we er al in zitten.”
Latijnhouwers voorziet woekeren met ruimte. “We krijgen minder kantoorruimte, terwijl we juist uitbreiden. We hebben net een ERC-Grant binnengehaald. Daardoor komen er zes mensen bij. Dat wordt passen en meten. Op sommige punten is de nieuwbouw nu eigenlijk al te klein.”
De petroleumzaal
Michiel Makkee is universitair hoofddocent en ‘ruimteverantwoordelijke’ voor de petroleumzaal bij chemical engineering. De zaal heet zo, omdat er veel onderzoek is gedaan in opdracht van de olie-industrie. Nu vindt er voornamelijk onderzoek plaats naar bulkchemicaliën. Veel opstellingen zijn door medewerkers zelf ontworpen en soms gebouwd. Alleen de kleine zuurkasten (links op de foto) zullen meegaan naar de nieuwbouw. Nog niet duidelijk is wat er met de inloopzuurkasten gebeurt (rechts op de foto), waarin onderzoek onder hoge druk en temperatuur gebeurt. “Dat we achterblijven is vooral vervelend omdat de vergunning voor dit gebouw medio 2017 afloopt. Onderhoud is hoognodig, want we zijn al jaren onderhoudsarm. Lekkages zijn bijvoorbeeld alleen provisorisch opgelost.” Toch is het gebouw uiteindelijk het minst belangrijk, vindt Makkee. “Het gaat om de sfeer, de creativiteit en de middelen die je kunt bieden. Een mooi gebouw zegt niks.”
De Van Itersonhal
Dirk Geerts is onderzoekstechnicus in de Van Itersonhal, waar de sectie environmental biotechnology (biotechnologie) onderzoek doet naar waterzuiveringstechnieken. “Het onderzoek gaat hier volcontinu door. Een enkele bioreactor draait zelfs al jaren. We kunnen de processen kort onderbreken, maximaal twee dagen. Duurt de onderbreking te lang, dan kan dat maanden extra werk opleveren. Wij verhuizen in juni, in drie periodes. Iedere keer zit er een week tussen. In de nieuwbouw moeten de opstellingen zo snel mogelijk op een minimaal onderhoudsniveau in werking zijn. Hoe lang die fase duurt, weet ik niet. Zo kort mogelijk. We krijgen een veel beter en logischer ingericht lab. Het plafond in deze oude hal is acht tot tien meter hoog. Onnodig, want we werken niet meer met heel grote opstellingen. Het is te merken dat het onderhoud hier de laatste jaren op een laag pitje heeft gestaan. Het is oud en slecht geïsoleerd.”
De microscopie-faciliteit
Jérémie Capoulade is onderzoekstechnicus in de microscopie-faciliteit, ofwel het Kavli Nanolab Imaging Centre binnen de afdeling bionanoscience. Hij heeft besloten bij de verhuizing van zijn vijf lichtmicroscopen de hulp van de leveranciers te vragen. “Want gaat er iets kapot, dan beïnvloedt dat twintig tot dertig studenten, promovendi en postdocs. We kunnen de microscopen niet allemaal op dezelfde dag verhuizen. Alles bij elkaar zijn we twee weken bezig, verwacht ik. Na de verhuizing moeten we de microscopen testen. Hoe lang het duurt voordat ze weer bruikbaar zijn, durf ik niet te zeggen.” In het nieuwe gebouw zullen de omstandigheden beter worden dan nu, weet Capoulade. “Nu hebben we twee kamers voor vijf microscopen, straks hebben we voor iedere microscoop een kleine kamer. Vaak moet je in het donker werken. Dan is het fijn dat er niemand binnen kan komen die het licht aan doet.”
Comments are closed.