Opinion

Tepeldoder

Het is alweer zeven jaar geleden gebeurd, maar ik lig er af en toe nog wakker van. Ik studeerde in Amerika en stond op de hoek van de straat te wachten voor het stoplicht toen ik op mijn schouder getikt werd.

Ik keek om en zag Miky, een jongen uit mijn dormitory. Hij was van het alternatieve type: Doc Martins aan de voeten, een donkergroene slobberbroek op de heupen en een T-shirt van de Mighty Mighty Boss-Tones (een hardcore Ska-band) om de schouders. Aardige jongen maar een beetje een weirdo, klein van stuk en met een stem als Kermit de Kikker. Hij liep met een sloffende pas waardoor zijn Doc Martins nog zwaarder en lomper leken dan ze zijn. Hoe dan ook, toen ik omkeek zag ik hem en een (minstens zo alternatieve) vriend van hem, Trevis.

Nu ben ik een zeer cerebraal ingesteld persoon, dat wil zeggen: ik denk meer dan dat ik doe en ik voel zelden de neiging om mee te doen met typisch mannelijke gedrag als armpje drukken, worstelen of zomaar iemand een hengst op zijn hoofd geven op een afgelegen station. Als ik al ooit enige drang tot geweldadigheid voel, is het overduidelijk nep en voor de grap. Zo ook met Miky, zeven jaar geleden.

Ik draaide me om, zei ‘what the f*** do you want, sick weirdo?’, greep hem bij zijn shirt, trok hem naar me toe en tilde hem enkele centimeters op.

Voor wie wil weten hoe de doodskreet van Kermit de Kikker klinkt: ik heb hem gehoord. Miky slaakte een gil, die omstanders tot honderd meter ver deed omkijken. Ik liet hem onmiddellijk los en zag zijn hand naar zijn hartstreek gaan. Voor een ondeelbaar ogenblik dacht ik dat Miky een hartinfarct had gekregen, maar toen hoorde ik boven het gejammer en gekreun van hem de van afgrijzen en ongeloof doortrokken stem van Trevis: ,,His nipple peircing, his nipple peircing.”

Het leek alsof het geluid van de wereld plotseling verstomde. Het gebrom van de auto’s om mij heen werd gedempt, geruisloos klakten de hakken van secretaresses op weg naar hun werk tegen het trottoir. In slowmotion zag ik Miky zijn shirt optrekken. Hij zat op zijn knieën; Trevis stond bezorgd over hem heen gebogen, een hand op zijn schouder.

De dag ervoor had Miky op dezelfde wijze zijn shirt opgetrokken. Ik kwam hem in de lift tegen. ,,Hey Mike, what’s up?”

,,Not much man. Hey, wanna see what I did two weeks ago?” Ik haalde mijn schouders op, dus trok Miky zijn shirt omhoog en toonde mij met de woorden ‘I peirced my nipple‘ zijn linker tepel, of wat daar voor door moest gaan, met er doorheen een glimmende ring.

Een kleine 24 uur later was die trots uit zijn ogen verdwenen toen hij wanhopig keek naar de plek waar zijn linkertepel ooit was geweest. Hij kreunde zachtjes (als een kikker die de Blues neuriet, anders kan ik het niet omschrijven). Trevis stond zenuwachtig om hem heen te draaien.

Vanaf die dag ging ik door het leven met de bijnaam ‘Nipplekiller‘. Vooral de eerste dagen werd ik verteerd door schuldgevoelens, maar de herhaaldelijke geruststellingen van Miky dat het allemaal zo erg niet was deden dat gevoelwegebben.

Vlak voor mijn vertrek terug naar Nederland nam Miky me even apart. Weer stroopte hij zijn shirt op. ,,Look what I did”, zei hij en toonde mij een fonkelende hoepel door zijn navel. Ik moest even slikken maar ik begreep dat dit belangrijk voor hem was. Ik vouwde mijn handen achter mijn rug en zei: ,,That’s beautiful, Miky. Awesome.”

Het is alweer zeven jaar geleden gebeurd, maar ik lig er af en toe nog wakker van. Ik studeerde in Amerika en stond op de hoek van de straat te wachten voor het stoplicht toen ik op mijn schouder getikt werd. Ik keek om en zag Miky, een jongen uit mijn dormitory. Hij was van het alternatieve type: Doc Martins aan de voeten, een donkergroene slobberbroek op de heupen en een T-shirt van de Mighty Mighty Boss-Tones (een hardcore Ska-band) om de schouders. Aardige jongen maar een beetje een weirdo, klein van stuk en met een stem als Kermit de Kikker. Hij liep met een sloffende pas waardoor zijn Doc Martins nog zwaarder en lomper leken dan ze zijn. Hoe dan ook, toen ik omkeek zag ik hem en een (minstens zo alternatieve) vriend van hem, Trevis.

Nu ben ik een zeer cerebraal ingesteld persoon, dat wil zeggen: ik denk meer dan dat ik doe en ik voel zelden de neiging om mee te doen met typisch mannelijke gedrag als armpje drukken, worstelen of zomaar iemand een hengst op zijn hoofd geven op een afgelegen station. Als ik al ooit enige drang tot geweldadigheid voel, is het overduidelijk nep en voor de grap. Zo ook met Miky, zeven jaar geleden.

Ik draaide me om, zei ‘what the f*** do you want, sick weirdo?’, greep hem bij zijn shirt, trok hem naar me toe en tilde hem enkele centimeters op.

Voor wie wil weten hoe de doodskreet van Kermit de Kikker klinkt: ik heb hem gehoord. Miky slaakte een gil, die omstanders tot honderd meter ver deed omkijken. Ik liet hem onmiddellijk los en zag zijn hand naar zijn hartstreek gaan. Voor een ondeelbaar ogenblik dacht ik dat Miky een hartinfarct had gekregen, maar toen hoorde ik boven het gejammer en gekreun van hem de van afgrijzen en ongeloof doortrokken stem van Trevis: ,,His nipple peircing, his nipple peircing.”

Het leek alsof het geluid van de wereld plotseling verstomde. Het gebrom van de auto’s om mij heen werd gedempt, geruisloos klakten de hakken van secretaresses op weg naar hun werk tegen het trottoir. In slowmotion zag ik Miky zijn shirt optrekken. Hij zat op zijn knieën; Trevis stond bezorgd over hem heen gebogen, een hand op zijn schouder.

De dag ervoor had Miky op dezelfde wijze zijn shirt opgetrokken. Ik kwam hem in de lift tegen. ,,Hey Mike, what’s up?”

,,Not much man. Hey, wanna see what I did two weeks ago?” Ik haalde mijn schouders op, dus trok Miky zijn shirt omhoog en toonde mij met de woorden ‘I peirced my nipple‘ zijn linker tepel, of wat daar voor door moest gaan, met er doorheen een glimmende ring.

Een kleine 24 uur later was die trots uit zijn ogen verdwenen toen hij wanhopig keek naar de plek waar zijn linkertepel ooit was geweest. Hij kreunde zachtjes (als een kikker die de Blues neuriet, anders kan ik het niet omschrijven). Trevis stond zenuwachtig om hem heen te draaien.

Vanaf die dag ging ik door het leven met de bijnaam ‘Nipplekiller‘. Vooral de eerste dagen werd ik verteerd door schuldgevoelens, maar de herhaaldelijke geruststellingen van Miky dat het allemaal zo erg niet was deden dat gevoelwegebben.

Vlak voor mijn vertrek terug naar Nederland nam Miky me even apart. Weer stroopte hij zijn shirt op. ,,Look what I did”, zei hij en toonde mij een fonkelende hoepel door zijn navel. Ik moest even slikken maar ik begreep dat dit belangrijk voor hem was. Ik vouwde mijn handen achter mijn rug en zei: ,,That’s beautiful, Miky. Awesome.”

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.