Verscholen achter de TU-gebouwen ligt tussen de Kanaalweg en de Julianalaan de Cultuurtuin voor Technische Gewassen (botanische tuin in de volksmond).
Een bomentuin, siertuin, kruidentuin en een groot kassencomplex met tropische planten vormen tezamen een aantal hectaren rust tussen het centrum en de TU-wijk. Nu het wetenschappelijk belang afneemt, richt de tuin zich steeds meer op educatieve en recreatieve doeleinden.
‘Technische gewassen’: Delftser kan het bijna niet, zou je denken. Hortulanus (tuinchef) Hans van Loon stelt ons gerust: technische gewassen zijn nuttige gewassen. Koffie, cacao, en bananen bijvoorbeeld, maar ook medicinale gewassen en vroeger bijvoorbeeld de kiespijnboom, waarvan de vruchten door Indianen tegen de pijn in rottende kiezen werden gestopt. Technische gewassen voeren nog altijd de boventoon in de tuin, al wordt het nuttige tegenwoordig met het aangename verenigd. Vele sierplanten geven de tuin een gecultiveerd karakter.
De zon en de temperatuur doen nog aan de zomer denken, maar de botanische tuin maakt zich gereed voor het winterseizoen. De kuipplanten (planten uit mediterrane streken die ‘s zomers buiten staan) gaan over ruim een week naar binnen, naar de orangerie. ,,Een orangerie is een groot tuinhuis, dat vroeger vaak bij kastelen stond. Hier werden de ‘oranje bomen’, sinaasappels en citroenen bijvoorbeeld, ‘s winters neergezet”, legt medewerker Gerard Van der Veen uit.
De botanische tuin is groter dan de meeste Delftenaren denken, maar dat komt vooral doordat de tuin vanaf de straat nauwelijks zichtbaar is. De tuin dankt zijn bestaan aan de opkomst van de biochemie aan het begin van deze eeuw. De faculteit Scheikunde kreeg hierdoor behoefte aan een eigen tuin om proeven en onderzoek met planten te verrichten. Eerst bezat de faculteit een tuintje in Scheveningen, maar in 1917 werd de huidige tuin ingericht.
De tuin deed voor de oorlog ook onderzoek naar de fauna uit Nederlands-Indië. Na de oorlog verviel deze taak, en ook het wetenschappelijk onderzoek met de planten nam gestaag af. Het vertrek van de vakgroep biologie in 1986 naar Leiden, was een belangrijke aderlating. Maar nog steeds kweekt de tuin gewassen voor onderzoek. Natuurlijk voor Scheikunde, maar ook voor Civiele Techniek, het IRI en het IHE. Het IRI doet onderzoek naar radioactiviteit in waterplanten, terwijl het IHE op het terrein proeven met papyrus doet. De papyrusplant, waar vroeger perkament van gemaakt werd, blijkt veel vuil uit water op te nemen. De plant vormt een mogelijke oplossing voor watervervuiling in Derde-Wereldlanden.
De vraag wat een technische universiteit met een botanische tuin moet, klinkt de laatste jaren steeds sterker. Maar alle plannen tot opheffing heeft het personeel nog altijd weten af te wenden. Volgens Van Loon is de doelstelling van de tuin verruimd. De tuin is verantwoordelijk voor de bloemen en planten bij officiële TU-aangelegenheden, en verder dient de tuin tegenwoordig ook recreatieve en educatieve doelen. Medewerkers van de universiteit eten hier tussen de middag hun boterham, schoolkinderen nemen in grote getale een kijkje. Ook het Delftse VVV heeft de botanische tuin gevonden. Daarnaast worden er periodiek tentoonstellingen georganiseerd. Volgens een ruwe schatting krijgt de tuin zo’n vijftienduizend bezoekers per jaar.
De grote botanische tuinen in Nederland streven er naar dat iedere afzonderlijke tuin zich specialiseert. Voor Delft zijn dat de zogenaamde maranthacea’s en de bananenbomen, die zich in alle soorten en maten in de kassen bevinden. ,,Bananenbomen zijn eigenlijk geen bomen, maar kruidachtigen”, vertelt Van der Veen. ,,Ze dragen maar één keer vrucht en sterven daarna af. Hier duurt het ongeveer anderhalf jaar voordat het zover is, in de tropen gaat het nog sneller. Niet alle bananenplanten worden gekweekt voor de vrucht. Van de bladnerven van sommigen banenenplanten wordt touw gemaakt, het zogenaamde manilla-hennep.”
Bananenplanten hebben een respectabele groeisnelheid, maar dat geldt nog meer voor bamboe, dat ook gekweekt wordt in de kassen van de tuin. ,,In deze kas groeit het bamboe twaalf tot twintig centimeter per dag, maar in de tropen is dat wel veertig centimeter. Regelmatig halen we de kop eraf, omdat de plant anders dwars door het glas zou groeien. Daardoor bloeit de plant niet en blijft hij langer in leven. Want ook voor bamboe geldt: na de bloei sterft de plant onmiddellijk af.”
Het kasoppervlak van de tuin is zo’n zes honderd vierkante meter. Eigenlijk is het een soort dierentuin, maar dan voor planten. Het zijn niet alleen de planten die boeien, maar ook de verhalen erachter die Van der Veen opdist. Bij een theestruik, die volgens hem erg moeilijk te houden is omdat de grond niet zo geschikt is: ,,Thee is lang geleden door een Chinese keizer ontdekt. Bij toeval woei er een blaadje van de theestruik in zijn kopje met heet water.”
In de kruidentuin wijst Van der Veen naar een struik: ,,Die wordt ook wel de boom der kuisheid genoemd. Vroeger dachten vrouwen dat ze niet vruchtbaar waren, wanneer ze een blaadje in hun bed legden. Dit verhaal doet het altijd goed als ik groepen huisvrouwen rondleid.”
De cultuurtuin is op werkdagen geopend van 8.30 tot 17.00 uur en op zaterdag van 10.00 tot 15.00 uur. De toegang is gratis. Een eventuele rondleiding kost vijftien gulden per groep per uur. Inlichtingen: 015-2782356.
Verscholen achter de TU-gebouwen ligt tussen de Kanaalweg en de Julianalaan de Cultuurtuin voor Technische Gewassen (botanische tuin in de volksmond). Een bomentuin, siertuin, kruidentuin en een groot kassencomplex met tropische planten vormen tezamen een aantal hectaren rust tussen het centrum en de TU-wijk. Nu het wetenschappelijk belang afneemt, richt de tuin zich steeds meer op educatieve en recreatieve doeleinden.
‘Technische gewassen’: Delftser kan het bijna niet, zou je denken. Hortulanus (tuinchef) Hans van Loon stelt ons gerust: technische gewassen zijn nuttige gewassen. Koffie, cacao, en bananen bijvoorbeeld, maar ook medicinale gewassen en vroeger bijvoorbeeld de kiespijnboom, waarvan de vruchten door Indianen tegen de pijn in rottende kiezen werden gestopt. Technische gewassen voeren nog altijd de boventoon in de tuin, al wordt het nuttige tegenwoordig met het aangename verenigd. Vele sierplanten geven de tuin een gecultiveerd karakter.
De zon en de temperatuur doen nog aan de zomer denken, maar de botanische tuin maakt zich gereed voor het winterseizoen. De kuipplanten (planten uit mediterrane streken die ‘s zomers buiten staan) gaan over ruim een week naar binnen, naar de orangerie. ,,Een orangerie is een groot tuinhuis, dat vroeger vaak bij kastelen stond. Hier werden de ‘oranje bomen’, sinaasappels en citroenen bijvoorbeeld, ‘s winters neergezet”, legt medewerker Gerard Van der Veen uit.
De botanische tuin is groter dan de meeste Delftenaren denken, maar dat komt vooral doordat de tuin vanaf de straat nauwelijks zichtbaar is. De tuin dankt zijn bestaan aan de opkomst van de biochemie aan het begin van deze eeuw. De faculteit Scheikunde kreeg hierdoor behoefte aan een eigen tuin om proeven en onderzoek met planten te verrichten. Eerst bezat de faculteit een tuintje in Scheveningen, maar in 1917 werd de huidige tuin ingericht.
De tuin deed voor de oorlog ook onderzoek naar de fauna uit Nederlands-Indië. Na de oorlog verviel deze taak, en ook het wetenschappelijk onderzoek met de planten nam gestaag af. Het vertrek van de vakgroep biologie in 1986 naar Leiden, was een belangrijke aderlating. Maar nog steeds kweekt de tuin gewassen voor onderzoek. Natuurlijk voor Scheikunde, maar ook voor Civiele Techniek, het IRI en het IHE. Het IRI doet onderzoek naar radioactiviteit in waterplanten, terwijl het IHE op het terrein proeven met papyrus doet. De papyrusplant, waar vroeger perkament van gemaakt werd, blijkt veel vuil uit water op te nemen. De plant vormt een mogelijke oplossing voor watervervuiling in Derde-Wereldlanden.
De vraag wat een technische universiteit met een botanische tuin moet, klinkt de laatste jaren steeds sterker. Maar alle plannen tot opheffing heeft het personeel nog altijd weten af te wenden. Volgens Van Loon is de doelstelling van de tuin verruimd. De tuin is verantwoordelijk voor de bloemen en planten bij officiële TU-aangelegenheden, en verder dient de tuin tegenwoordig ook recreatieve en educatieve doelen. Medewerkers van de universiteit eten hier tussen de middag hun boterham, schoolkinderen nemen in grote getale een kijkje. Ook het Delftse VVV heeft de botanische tuin gevonden. Daarnaast worden er periodiek tentoonstellingen georganiseerd. Volgens een ruwe schatting krijgt de tuin zo’n vijftienduizend bezoekers per jaar.
De grote botanische tuinen in Nederland streven er naar dat iedere afzonderlijke tuin zich specialiseert. Voor Delft zijn dat de zogenaamde maranthacea’s en de bananenbomen, die zich in alle soorten en maten in de kassen bevinden. ,,Bananenbomen zijn eigenlijk geen bomen, maar kruidachtigen”, vertelt Van der Veen. ,,Ze dragen maar één keer vrucht en sterven daarna af. Hier duurt het ongeveer anderhalf jaar voordat het zover is, in de tropen gaat het nog sneller. Niet alle bananenplanten worden gekweekt voor de vrucht. Van de bladnerven van sommigen banenenplanten wordt touw gemaakt, het zogenaamde manilla-hennep.”
Bananenplanten hebben een respectabele groeisnelheid, maar dat geldt nog meer voor bamboe, dat ook gekweekt wordt in de kassen van de tuin. ,,In deze kas groeit het bamboe twaalf tot twintig centimeter per dag, maar in de tropen is dat wel veertig centimeter. Regelmatig halen we de kop eraf, omdat de plant anders dwars door het glas zou groeien. Daardoor bloeit de plant niet en blijft hij langer in leven. Want ook voor bamboe geldt: na de bloei sterft de plant onmiddellijk af.”
Het kasoppervlak van de tuin is zo’n zes honderd vierkante meter. Eigenlijk is het een soort dierentuin, maar dan voor planten. Het zijn niet alleen de planten die boeien, maar ook de verhalen erachter die Van der Veen opdist. Bij een theestruik, die volgens hem erg moeilijk te houden is omdat de grond niet zo geschikt is: ,,Thee is lang geleden door een Chinese keizer ontdekt. Bij toeval woei er een blaadje van de theestruik in zijn kopje met heet water.”
In de kruidentuin wijst Van der Veen naar een struik: ,,Die wordt ook wel de boom der kuisheid genoemd. Vroeger dachten vrouwen dat ze niet vruchtbaar waren, wanneer ze een blaadje in hun bed legden. Dit verhaal doet het altijd goed als ik groepen huisvrouwen rondleid.”
De cultuurtuin is op werkdagen geopend van 8.30 tot 17.00 uur en op zaterdag van 10.00 tot 15.00 uur. De toegang is gratis. Een eventuele rondleiding kost vijftien gulden per groep per uur. Inlichtingen: 015-2782356.
Comments are closed.