Het aantal cum laudes bij promoties is te hoog. Het college voor promoties verscherpt daarom per 1 september de procedure hiervoor.
In de periode van 2000 tot 2009 kreeg gemiddeld acht procent van de promovendi het predicaat ‘cum laude’. Dat is volgens vice-rector Hans Beunderman ‘niet wenselijk’. “Cum laude moet echt super exceptioneel zijn. Per jaar of per faculteit waren er uitschieters tot maximaal vijftien procent.”
Volgens Beunderman ontstond de indruk dat de externe leden van de promotiecommissie niet snel geneigd zijn om tegen een voorstel tot cum laude te stemmen als promotor en co-promotor voor zijn. “Er is een zekere gêne.” Daarom zal voortaan tijdens het beraad van de promotiecommissie de voorzitter (de rector) het beleid vóór de stemming nog eens toelichten.
Verder moet een voorstel voor een cum laude voortaan voorzien zijn van ten minste twee aanbevelingsbrieven van toonaangevende externe experts. Als aanvullend beoordelingscriterium moet een proefschrift ‘binnen redelijke tijdsduur’ tot stand zijn gekomen. “Als je er tien jaar over doet, is dat kwestieus”, zegt Beunderman.
Ook moeten promotiecommissies voortaan niet alleen meer het proefschrift wegen, maar ook andere blijken van hoogwaardige wetenschappelijke kwaliteit. “Heeft de promovendus bijvoorbeeld al veel gepubliceerd of opgetreden op hoogwaardige congressen en lovende kritiek ontvangen?” zegt Beunderman.
Tot slot moet een voorstel tot cum laude voortaan vijf weken in plaats van drie weken voor een promotie ontvangen zijn, zodat het college voor promoties nog kan beoordelen of de gronden van het voorstel goed en overtuigend zijn.
Overigens is het uiteindelijk wel de promotiecommissie die beslist.
Los van de strengere eisen voor cum laudes komen er nog wat extra promotieregels. Zo mochten er formeel drie promotoren of twee promotoren en een co-promotor in de achtkoppige promotiecommissie zitten, maar wil het college voor promoties terug naar maximaal twee betrokken supervisoren om de onafhankelijkheid te waarborgen.
Verder wordt Frans of Duits als voertaal in proefschriften ontmoedigd. “Je wilt een groter publiek bereiken, ook op de zitting”, zegt Beunderman.
Van de recessie is weinig te merken in de designhal van de Woonbeurs. De eerste producten waar je mee wordt geconfronteerd, zijn een goudkleurige Volvo en een speedboot ontworpen door Piet Boon. Maar dit heeft niet onze interesse. We komen voor de stand Via Milano, waar veelbelovende nieuwe producten van Nederlandse ontwerpers staan. Kevin Smeeing (20) studeert Industrieel Ontwerpen en gaat graag naar tentoonstellingen en beurzen om nieuwe designproducten te bekijken. Hij let kritisch op materiaalgebruik en of het ontwerp past binnen de huidige tijd.
“Ha, deze ken ik!”, merkt Smeeing op bij het eerste Via Milano-object dat onze aandacht trekt. Het is een grote staande lamp die is opgebouwd uit talloze houten stokjes. Er zitten geen schroeven in; om de stokjes bij elkaar te houden worden houten dwarsverbindingen gebruikt. “De ontwerpers van deze lamp zijn zonder vooropgesteld plan aan de slag gegaan met de houtjes. Zelf dachten ze dat de lamp nooit reproduceerbaar zou zijn. Maar ik zie dat hij dus toch in productie is genomen, door studio Moooi van Marcel Wanders.” En hier blijkt de recessie dan toch een rol te spelen. Smeeing: “Het idee van de lamp past in de huidige tijd. Vanwege de economische crisis willen mensen terug naar een huiselijk gevoel. De houtjes doen denken aan de kindertijd, toen je zelf met houten blokken dingen bouwde. Al is de prijs waarschijnlijk niet recessieproef.”
Ook het naastgelegen object past volgens Smeeing mooi in de huiselijke trend: het is een donkergroene, klassiek ogende fauteuil. Maar stiekem bevat het frame van deze ‘Lazy Bastard’ een zitzak. “Dat aansluiten bij de trend in combinatie met een element van verrassing, is erg belangrijk voor het succes van een nieuw designproduct”, zegt Smeeing. Hoe voegt grappend toe: “Eigenlijk had zitzakkenfabrikant Fatboy op dit idee moeten komen. Zij zijn geloof ik al een poosje op zoek naar een vernieuwend product binnen hun lijn.” Jammer genoeg mogen we de fauteuil niet uitproberen. Of hij ook lekker zit blijft dus een raadsel.
Een andere, deels op de huiselijkheid aansluitende trend die duidelijk terugkomt in de getoonde ontwerpen, heeft te maken met stoffen en breien. De ‘Knitted Vase’ ontving de TNO designprijs van 2008. Van een afstandje lijkt de bovenkant van de vaas te zijn gebreid; maar van dichtbij blijkt het object uit één naadloos stuk kunststof te bestaan.
Smeeing is niet onder de indruk: “Ik denk dat deze vaas is gemaakt via rapid prototyping. De gebruikte 3D printing techniek is een techniek waarbij laagjes (kunststof)poeder met elkaar verbonden worden. Als je goed kijkt zie je de laagjes zitten. Het voordeel van rapid prototyping is dat je hiermee elke willekeurige vorm die je op de computer ontwerpt, kunt maken. Maar dat is tegelijk het nadeel. Het is geen kunst meer om de producten te maken. Dit specifieke ontwerp is best leuk, maar ik denk dat mensen snel op dit soort producten uitgekeken zullen zijn.”
De grote publiekstrekker van de stand is een object dat eruit ziet als een enorme lap bont. Iedereen die het aanraakt, slaakt een verrast gilletje: het bontvel bestaat niet uit haren, maar uit harde, dunne naalden. “Een erg leuke manier om bestaande materialen op een
verrassende, nieuwe manier te gebruiken”, meent Smeeing. “Heel mooi, hoe het object zacht lijkt te zijn maar het niet is, en hoe het licht erop valt, de beweging die erin zit. Bij dit product gaat het meer om de boodschap dan om de functionaliteit. Het is natuurlijk niet praktisch als vloerkleed. Je kunt het als kunstwerk aan de muur hangen. Ook dan zal het zijn doel bereiken: mensen verrassen en verbazen.”
De Woonbeurs is nog te bezoeken t/m zondag 4 oktober. Meer informatie over de besproken en de overige tentoongestelde designobjecten is te vinden op www.via-milano.nl.
Comments are closed.