Campus

‘Te veel architecten hebben vandaag de dag een zekere koelheid’

Herman Hertzberger is zonder twijfel een van de belangrijkste Nederlandse architecten van dit moment. Na bijna dertig jaar neemt de ‘sociaal architect’ afscheid als hoogleraar van de TU.

,,Architectuur moet genereus zijn, vrijgevig en uitnodigend. Voor iedereen, zowel voor zwervers als aangepasten.”

Zo bekend als prof.ir. H. Hertzberger is, zo ingetogen stelt hij zich op. Wanneer hij voor de foto wordt gevraagd aan het hoofdeinde van de tafel te gaan zitten, vertelt hij dat mensen bij rechthoekige tafels macht over anderen uit kunnen oefenen. En dat is niet zijn bedoeling.

Reden voor bescheidenheid heeft Hertzberger allerminst. Naast buitengewoon hoogleraar aan de TU was hij samen met onder anderen Aldo van Eyck en Jaap Bakema redacteur van het tijdschrift Forum, docent aan de Academie van Bouwkunst in Amsterdam, buitengewoon hoogleraar aan de Universiteit van Genève en decaan van het Berlage Instituut te Amsterdam.

Daarnaast heeft hij met zijn architectenbureau een groot aantal belangwekkende gebouwen op zijn naam staan waaronder Centraal Beheer te Apeldoorn, het muziekcentrum Vredenburg in Utrecht, het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in Den Haag, het theatercentrum aan het Spui in dezelfde stad en het Chassé-theater in Breda. Bovendien schreef hij het leerboek ‘Ruimte Maken, Ruimte Laten’, dat inmiddels in zes talen is verschenen. Zijn nieuwste boek, ‘De Ruimte van de Architect’, presenteerde hij afgelopen vrijdag tijdens zijn afscheid.

,,Ruimte is een begrip dat door architecten veelvuldig wordt gebruikt”, verklaart Hertzberger de titels van beide boeken. ,,Je kunt bijna geen zin, uitgesproken door architecten, bedenken waarin het woord ruimte niet minstens twee keer voorkomt. Maar naar mijn mening ontbreekt het daaraan toch een beetje bij architecten, aan ruimte.”

Ruimte is voor Hertzberger in de eerste plaats sociale ruimte. De taak van de architect is het bij elkaar houden van mensen. Ruimte vind je dus niet in eerste instantie in een kathedraal, maar eerder in een Romeins badhuis. Dat werd druk bezocht, er werden lichtzinnige afspraken gemaakt en zakendeals gesloten. De dia’s van een piramide in Egypte en het amfitheater in Epidaurus, waarmee hij zijn colleges placht te besluiten, waren nog duidelijker: ,,De een is gemaakt voor één dode meneer, die daar duizenden jaren ligt, en de ander voor tienduizenden levende mensen, die er heel even komen. Het mag duidelijk zijn waarvoor ik kies.”
Angsthazerig

Een ander belangrijk thema is verandering. Volgens Hertzberger moet een gebouw zo gemaakt worden, dat het niet perfect op het programma van eisen is toegesneden. ,,Want hoe komenprogramma’s tot stand? Programma’s worden vaak door managementbureaus gemaakt en die gaan op strikt democratische wijze alle gebruikers precies vragen wat ze willen. De ene wil een kamer hebben die zus en zo is en dat wordt dan vertaald in 31,5 vierkante meter en de ander wil er een hebben van 29,3 meter en dat komt dan allemaal in het programma te staan. Een beetje een angsthazerige architect denkt écht dat dat ene vertrek 29,3 en het ander 31,5 moet zijn. Op het moment dat dat gebouw klaar is, is die betreffende werknemer allang weer weg.” De les: democratische besluitvorming staat lijnrecht tegenover duurzaam bouwen.

De rol van de architect is de laatste tien à twintig jaar enorm veranderd. Als voorbeeld dient het Chassé Theater te Breda, dat geregeld het nieuws haalde omdat het gebouw duurder werd dan aanvankelijk was begroot en verschillende wethouders gedwongen werden te vertrekken. Hertzberger: ,,Architecten worden te ver in de hoogte gestoken en te zeer de grond ingetrapt. Ze worden uitgekozen om als vlag te dienen en die vlag wordt op een bepaald moment ook weer in brand gestoken.” Voor overschrijdingen van het budget zijn nu niet meer de architecten verantwoordelijk, maar de managementbureaus. In 99 van de 100 gevallen is volgens Hertzberger de architect onschuldig. Het gaat nu echter uitstekend met het theater. ,,Misschien komt dat, naast een uitstekende programmering en een toegenomen welvaart, ook wel een heel klein beetje door de architectuur.” Het extra geld is dus goed besteed.

Hertzberger was destijds zelf een van de grote meegillers tegen de Stopera in Amsterdam, dat met nog veel grotere budgetoverschrijdingen te maken had. ,,De architect, Cees Dam, zei daarover: ‘over een paar jaar is iedereen dat weer vergeten en dan is iedereen blij dat er een mooi gebouw staat.’ Ik vermoed dat hij daarin gelijk heeft gekregen.”
Joods

Hertzberger is niet de man van stellige zekerheden. ,,Al mijn hele leven lang, en ik heb niet de illusie dat ik daar van afkom, twijfel ik tussen te aanstellerig en te saai.” Volgens Ischa Meijer had dat te maken met het feit dat hij een Joodse vader en een calvinistische moeder had. Door de oorlog heeft Hertzberger aangeleerd zijn joodse kant zoveel mogelijk te veronachtzamen, maar dat overwint hij de laatste tijd enigszins. Misschien ligt hier de basis van zijn interesse voor de medemens. Uitdrukkelijk beklemtonend dat hij niet wil generaliseren: ,,Joden zijn op de een of andere manier vaak minder afstandelijk met mensen bezig. Misschien doordat ze altijd in het verdomhoekje geschoven werden, en daardoor sterk op elkaar aangewezen waren en de waarde hebben begrepen van het met elkaar samenleven.”

,,En ik moet zeggen dat vooral de Noord-Europeanen, waar de Hollanders natuurlijk heel duidelijk toe behoren, toch een soort probleem hebben. Smetvrees, dat is waarschijnlijk het juiste woord. Ze zijn bang voor mensen, bang voor menselijke verhoudingen, bang voor relaties, zou je vanuit de psychoanalyse kunnen zeggen. Dit is misschien kort door de bocht, maar je merkt toch wel dat Joden vaak iets meer dat ‘met elkaar gevoel’ hebben. Ik vind dat te veel architecten vandaag de dag in al hun prachtige uitingen een zekerekoelheid hebben.”

Te veel rationaliteit is niet goed en dat is volgens Hertzberger ook de kwaal van Delft. ,,Delft heeft iets neo-positivistisch: als ik het niet gezien heb dan kan het er niet zijn. Het moet falsificeerbaar zijn. En dat gaat me te ver. Maar wat me ook te ver gaat, is zeggen dat je niet rationeel moet zijn. Het is voor mij natuurlijk volstrekt ondenkbaar om rationele motieven af te schaffen. Er zijn te veel mensen die uiteindelijk op buitenaardse wezens en God weet wat voor onzin terechtkomen. Je moet je niet verzetten tegen het rationele, maar je moet er meer naast hebben. Leibniz zei: ‘Kunst is de hoogste vorm van een onbewuste wiskunde.’ Er zou best eens in je hoofd een wiskunde kunnen zitten waarvan je de afleidingen en de formules niet kent, en waarbij je nog niet helemaal weet hoe die werkt, maar de hoofdtrekken wel.”
Hongerig

Op het gebied van onderwijs hoopt Hertzberger de studenten een soort denkwijze over architectuur te hebben bijgebracht. Niet via boeken of dictaten, maar door er vrij, vanuit een kwetsbare positie, over te praten. ,,Ik raak als ik college geef in een toestand die je het beste zou kunnen vergelijken met een soort trance, in die zin dat ik vaak niet meer precies weet wat ik gezegd heb. Toen ik nog regelmatig college gaf in Delft deed ik dat niet alleen om de studenten iets te vertellen, maar ook om mezelf iets te vertellen. Vaak zat ik de nacht voor een college om twee uur in wanhoop over wat ik de volgende dag precies zou moeten vertellen. Als ik dan weer om half zeven uit bed kwam en zwetend om kwart voor elf in de collegezaal stond, gaf dat college vaak de oplossing voor de dingen waar ik niet uitkwam. Het was ook voor mij studie. Le Corbusier zei: je houdt nooit op met je studie. Hoe meer je ziet, hoe meer je ondervindt, hoe meer je student wordt. Uiteindelijk, als je meer bereikt hebt, kun je je ook meer experimenten permitteren. Vaak is het zo dat mensen als ze jong zijn debatteren en het dan op een bepaald moment wel gezien hebben, een beetje moe worden. Ik heb een karakter dat omgekeerd werkt. Ik was vroeger altijd buitengewoon angstig, gespannen, maar langzamerhand durf ik meer.”

Hertzberger heeft lang twijfels gehad over de afschaffing van colleges en de overgang op de faculteit naar het ‘probleem gestuurd leren’. Die twijfel werd levend gehouden door zijn contact met afstudeerders, die het gevoel hadden dat ze hun levenswerk moesten gaan maken omdat ze nog nooit eerder in de studie een plan van begin tot eind hadden voltooid. ,,Er worden mensen kundetjes, regeltjes, zinnetjes en conclusietjes bijgebracht. Die worden toegediend. Je moet studenten niets toedienen, je moet ze hongerig maken. Het gaat om het aanwakkeren van potentieel intellect.”

Toch maakt hij zich uiteindelijk weinig zorgen: de uitkomst van Archiprix, de jaarlijkse wedstrijd waarin de beste afstudeerplannen van de bouwkundige opleidingen in Nederland met elkaar worden vergeleken, is nog steeds even indrukwekkend. ,,Hieruit blijkt wellicht dat het er niet toe doet wie lesgeeft, een charismatisch of een saai persoon. Dat is hoopgevend. Belangrijker is de vraag of de universiteit faciliteiten biedt, of er een enthousiaste sfeer hangt en ofniet alles tot een probleem wordt gemaakt. Bouwkunde slaagt daar uiteindelijk zeker in.”
Gedroomd

Dat is tevens de reden dat Hertzberger zich altijd heeft ingezet voor Indesem, een groots opgezette tweejaarlijkse workshop die geheel afhangt van het initiatief van studenten. Zij tonen daarbij totaal onvermoede kwaliteiten, onder andere op het gebied van organiseren. Een ander onderdeel van het onderwijs waar hij zich vele jaren mee bezig heeft gehouden zijn de take-home tentamens van de A4-module. Deze bestonden uit het maken van een ontwerp op basis van een kort stukje tekst, zonder tekeningen. ,,Ik kwam op het idee door de breinbrekers in het NRC. Het waren hele prikkelende opgaven. Studenten kregen de take-home tentamens met de kerstvakantie mee naar huis, en dan hoorde ik later dat de opdracht met de hele familie onder de kerstboom was opgelost.”

Teleurgesteld is Hertzberger dat er niet meer is geluisterd naar zijn ideeën over de inrichting van het onderwijs. Hij heeft voorgesteld om het take-home tentamen als selectiecriterium voor de propedeuse te gebruiken, maar dat idee is nooit aanvaard. Het bestuur was te bang om selectie toe te passen. Maar goed, Delft was nooit zijn belangrijkste occupatie. Dat had het kunnen zijn als hij meer betrokken was geweest.

Ideeën voor de toekomst heeft Hertzberger voldoende. Zijn architectenbureau loopt op het ogenblik uitstekend en er liggen veel aanvragen voor onderwijs. ,,Maar ik moet wel oppassen. Gastdocenten hebben dezelfde handicap als gast-dirigenten van orkesten: ze draaien paradepaardjes af en komen er niet toe zich te verdiepen in onderwerpen waar ze zelf ook nog niet uit zijn. Dat mijn nieuwe boek er nu ligt is voor mij wel belangrijk.”

,,Ik heb als jongen nooit zo geweldig gedroomd. Ik heb eigenlijk veel meer bereikt, dan ik ooit gedroomd heb.”

Hertzbergers belangrijkste gebouwen en zijn eigen commentaar daarop:

Kantoorgebouw Centraal Beheer (Apeldoorn, in samenwerking met Lucas & Niemeijer), 1968-1972

,,Sinds 1990 is er niet veel meer over van de fantasievolle en kleurrijke aankleding van de werkplekken. De bloeitijd van persoonlijke expressie uit de jaren zeventig heeft plaatsgemaakt voor netheid en orde. Het lijkt alsof de behoefte zich persoonlijk te manifesteren verdwenen is en dat mensen meer geneigd zijn zich aan te passen. In hoofdlijnen is het gebouw echter hetzelfde gebleven.”

Muziekcentrum Vredenburg (Utrecht), 1973-1978

,,Met het muziekcentrum Vredenburg is gepoogd om, anders dan de traditionele vorm van het concertgebouw als ‘muziektempel’, te komen tot een minder formele, minder deftige en daardoor misschien ook voor niet ingewijden meer uitnodigende vorm.”

Apollo scholen: Amsterdamse Montessori school en Willemspark school, 1980-1983

,,In een klaslokaal zijn vensterbanken, planken en richels: allemaal mogelijkheden om eindeloos vele, vaak tere en breekbare dingen die kinderen maken te kunnen uitstallen. Hoe meer hoe beter. Juist deze dingen maken dat kinderen zich hun omgeving kunnen toeëigenen, die voor hen zo tot meer vertrouwd gebied wordt.”

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Den Haag), 1979-1990

,,In een kantoorgebouw trekken duizend of tweeduizend mensen de hele dag samen met elkaar op. Dus zouden er ruimtes moeten voorkomen, die niet alleen maar gangenlabyrinten zijn waar mensen langs elkaar schuiven op weg naar de koffiemachine of naar de wc. Dat zouden ook pleinen en straten moeten zijn.”

Theatercentrum aan het Spui (Den Haag), 1986-1993

,,Ook de foyer van het theater is, veel meer dan de zaal, een sociale ruimte. Want in de zaal zit je stil en ben je allemaal op één punt gericht. Maar in de foyer ben je, bewust of onbewust, op zoek naar anderen. Specifieke anderen of zomaar anderen.”

Chassé Theater (Breda), 1992-1995

,,Architecten worden te ver in de hoogte gestoken en te zeer de grond ingetrapt. De architect wordt uitgekozen om als vlag te dienen en die vlag wordt op een bepaald moment ook weer in brand gestoken.”

Zo bekend als prof.ir. H. Hertzberger is, zo ingetogen stelt hij zich op. Wanneer hij voor de foto wordt gevraagd aan het hoofdeinde van de tafel te gaan zitten, vertelt hij dat mensen bij rechthoekige tafels macht over anderen uit kunnen oefenen. En dat is niet zijn bedoeling.

Reden voor bescheidenheid heeft Hertzberger allerminst. Naast buitengewoon hoogleraar aan de TU was hij samen met onder anderen Aldo van Eyck en Jaap Bakema redacteur van het tijdschrift Forum, docent aan de Academie van Bouwkunst in Amsterdam, buitengewoon hoogleraar aan de Universiteit van Genève en decaan van het Berlage Instituut te Amsterdam.

Daarnaast heeft hij met zijn architectenbureau een groot aantal belangwekkende gebouwen op zijn naam staan waaronder Centraal Beheer te Apeldoorn, het muziekcentrum Vredenburg in Utrecht, het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in Den Haag, het theatercentrum aan het Spui in dezelfde stad en het Chassé-theater in Breda. Bovendien schreef hij het leerboek ‘Ruimte Maken, Ruimte Laten’, dat inmiddels in zes talen is verschenen. Zijn nieuwste boek, ‘De Ruimte van de Architect’, presenteerde hij afgelopen vrijdag tijdens zijn afscheid.

,,Ruimte is een begrip dat door architecten veelvuldig wordt gebruikt”, verklaart Hertzberger de titels van beide boeken. ,,Je kunt bijna geen zin, uitgesproken door architecten, bedenken waarin het woord ruimte niet minstens twee keer voorkomt. Maar naar mijn mening ontbreekt het daaraan toch een beetje bij architecten, aan ruimte.”

Ruimte is voor Hertzberger in de eerste plaats sociale ruimte. De taak van de architect is het bij elkaar houden van mensen. Ruimte vind je dus niet in eerste instantie in een kathedraal, maar eerder in een Romeins badhuis. Dat werd druk bezocht, er werden lichtzinnige afspraken gemaakt en zakendeals gesloten. De dia’s van een piramide in Egypte en het amfitheater in Epidaurus, waarmee hij zijn colleges placht te besluiten, waren nog duidelijker: ,,De een is gemaakt voor één dode meneer, die daar duizenden jaren ligt, en de ander voor tienduizenden levende mensen, die er heel even komen. Het mag duidelijk zijn waarvoor ik kies.”
Angsthazerig

Een ander belangrijk thema is verandering. Volgens Hertzberger moet een gebouw zo gemaakt worden, dat het niet perfect op het programma van eisen is toegesneden. ,,Want hoe komenprogramma’s tot stand? Programma’s worden vaak door managementbureaus gemaakt en die gaan op strikt democratische wijze alle gebruikers precies vragen wat ze willen. De ene wil een kamer hebben die zus en zo is en dat wordt dan vertaald in 31,5 vierkante meter en de ander wil er een hebben van 29,3 meter en dat komt dan allemaal in het programma te staan. Een beetje een angsthazerige architect denkt écht dat dat ene vertrek 29,3 en het ander 31,5 moet zijn. Op het moment dat dat gebouw klaar is, is die betreffende werknemer allang weer weg.” De les: democratische besluitvorming staat lijnrecht tegenover duurzaam bouwen.

De rol van de architect is de laatste tien à twintig jaar enorm veranderd. Als voorbeeld dient het Chassé Theater te Breda, dat geregeld het nieuws haalde omdat het gebouw duurder werd dan aanvankelijk was begroot en verschillende wethouders gedwongen werden te vertrekken. Hertzberger: ,,Architecten worden te ver in de hoogte gestoken en te zeer de grond ingetrapt. Ze worden uitgekozen om als vlag te dienen en die vlag wordt op een bepaald moment ook weer in brand gestoken.” Voor overschrijdingen van het budget zijn nu niet meer de architecten verantwoordelijk, maar de managementbureaus. In 99 van de 100 gevallen is volgens Hertzberger de architect onschuldig. Het gaat nu echter uitstekend met het theater. ,,Misschien komt dat, naast een uitstekende programmering en een toegenomen welvaart, ook wel een heel klein beetje door de architectuur.” Het extra geld is dus goed besteed.

Hertzberger was destijds zelf een van de grote meegillers tegen de Stopera in Amsterdam, dat met nog veel grotere budgetoverschrijdingen te maken had. ,,De architect, Cees Dam, zei daarover: ‘over een paar jaar is iedereen dat weer vergeten en dan is iedereen blij dat er een mooi gebouw staat.’ Ik vermoed dat hij daarin gelijk heeft gekregen.”
Joods

Hertzberger is niet de man van stellige zekerheden. ,,Al mijn hele leven lang, en ik heb niet de illusie dat ik daar van afkom, twijfel ik tussen te aanstellerig en te saai.” Volgens Ischa Meijer had dat te maken met het feit dat hij een Joodse vader en een calvinistische moeder had. Door de oorlog heeft Hertzberger aangeleerd zijn joodse kant zoveel mogelijk te veronachtzamen, maar dat overwint hij de laatste tijd enigszins. Misschien ligt hier de basis van zijn interesse voor de medemens. Uitdrukkelijk beklemtonend dat hij niet wil generaliseren: ,,Joden zijn op de een of andere manier vaak minder afstandelijk met mensen bezig. Misschien doordat ze altijd in het verdomhoekje geschoven werden, en daardoor sterk op elkaar aangewezen waren en de waarde hebben begrepen van het met elkaar samenleven.”

,,En ik moet zeggen dat vooral de Noord-Europeanen, waar de Hollanders natuurlijk heel duidelijk toe behoren, toch een soort probleem hebben. Smetvrees, dat is waarschijnlijk het juiste woord. Ze zijn bang voor mensen, bang voor menselijke verhoudingen, bang voor relaties, zou je vanuit de psychoanalyse kunnen zeggen. Dit is misschien kort door de bocht, maar je merkt toch wel dat Joden vaak iets meer dat ‘met elkaar gevoel’ hebben. Ik vind dat te veel architecten vandaag de dag in al hun prachtige uitingen een zekerekoelheid hebben.”

Te veel rationaliteit is niet goed en dat is volgens Hertzberger ook de kwaal van Delft. ,,Delft heeft iets neo-positivistisch: als ik het niet gezien heb dan kan het er niet zijn. Het moet falsificeerbaar zijn. En dat gaat me te ver. Maar wat me ook te ver gaat, is zeggen dat je niet rationeel moet zijn. Het is voor mij natuurlijk volstrekt ondenkbaar om rationele motieven af te schaffen. Er zijn te veel mensen die uiteindelijk op buitenaardse wezens en God weet wat voor onzin terechtkomen. Je moet je niet verzetten tegen het rationele, maar je moet er meer naast hebben. Leibniz zei: ‘Kunst is de hoogste vorm van een onbewuste wiskunde.’ Er zou best eens in je hoofd een wiskunde kunnen zitten waarvan je de afleidingen en de formules niet kent, en waarbij je nog niet helemaal weet hoe die werkt, maar de hoofdtrekken wel.”
Hongerig

Op het gebied van onderwijs hoopt Hertzberger de studenten een soort denkwijze over architectuur te hebben bijgebracht. Niet via boeken of dictaten, maar door er vrij, vanuit een kwetsbare positie, over te praten. ,,Ik raak als ik college geef in een toestand die je het beste zou kunnen vergelijken met een soort trance, in die zin dat ik vaak niet meer precies weet wat ik gezegd heb. Toen ik nog regelmatig college gaf in Delft deed ik dat niet alleen om de studenten iets te vertellen, maar ook om mezelf iets te vertellen. Vaak zat ik de nacht voor een college om twee uur in wanhoop over wat ik de volgende dag precies zou moeten vertellen. Als ik dan weer om half zeven uit bed kwam en zwetend om kwart voor elf in de collegezaal stond, gaf dat college vaak de oplossing voor de dingen waar ik niet uitkwam. Het was ook voor mij studie. Le Corbusier zei: je houdt nooit op met je studie. Hoe meer je ziet, hoe meer je ondervindt, hoe meer je student wordt. Uiteindelijk, als je meer bereikt hebt, kun je je ook meer experimenten permitteren. Vaak is het zo dat mensen als ze jong zijn debatteren en het dan op een bepaald moment wel gezien hebben, een beetje moe worden. Ik heb een karakter dat omgekeerd werkt. Ik was vroeger altijd buitengewoon angstig, gespannen, maar langzamerhand durf ik meer.”

Hertzberger heeft lang twijfels gehad over de afschaffing van colleges en de overgang op de faculteit naar het ‘probleem gestuurd leren’. Die twijfel werd levend gehouden door zijn contact met afstudeerders, die het gevoel hadden dat ze hun levenswerk moesten gaan maken omdat ze nog nooit eerder in de studie een plan van begin tot eind hadden voltooid. ,,Er worden mensen kundetjes, regeltjes, zinnetjes en conclusietjes bijgebracht. Die worden toegediend. Je moet studenten niets toedienen, je moet ze hongerig maken. Het gaat om het aanwakkeren van potentieel intellect.”

Toch maakt hij zich uiteindelijk weinig zorgen: de uitkomst van Archiprix, de jaarlijkse wedstrijd waarin de beste afstudeerplannen van de bouwkundige opleidingen in Nederland met elkaar worden vergeleken, is nog steeds even indrukwekkend. ,,Hieruit blijkt wellicht dat het er niet toe doet wie lesgeeft, een charismatisch of een saai persoon. Dat is hoopgevend. Belangrijker is de vraag of de universiteit faciliteiten biedt, of er een enthousiaste sfeer hangt en ofniet alles tot een probleem wordt gemaakt. Bouwkunde slaagt daar uiteindelijk zeker in.”
Gedroomd

Dat is tevens de reden dat Hertzberger zich altijd heeft ingezet voor Indesem, een groots opgezette tweejaarlijkse workshop die geheel afhangt van het initiatief van studenten. Zij tonen daarbij totaal onvermoede kwaliteiten, onder andere op het gebied van organiseren. Een ander onderdeel van het onderwijs waar hij zich vele jaren mee bezig heeft gehouden zijn de take-home tentamens van de A4-module. Deze bestonden uit het maken van een ontwerp op basis van een kort stukje tekst, zonder tekeningen. ,,Ik kwam op het idee door de breinbrekers in het NRC. Het waren hele prikkelende opgaven. Studenten kregen de take-home tentamens met de kerstvakantie mee naar huis, en dan hoorde ik later dat de opdracht met de hele familie onder de kerstboom was opgelost.”

Teleurgesteld is Hertzberger dat er niet meer is geluisterd naar zijn ideeën over de inrichting van het onderwijs. Hij heeft voorgesteld om het take-home tentamen als selectiecriterium voor de propedeuse te gebruiken, maar dat idee is nooit aanvaard. Het bestuur was te bang om selectie toe te passen. Maar goed, Delft was nooit zijn belangrijkste occupatie. Dat had het kunnen zijn als hij meer betrokken was geweest.

Ideeën voor de toekomst heeft Hertzberger voldoende. Zijn architectenbureau loopt op het ogenblik uitstekend en er liggen veel aanvragen voor onderwijs. ,,Maar ik moet wel oppassen. Gastdocenten hebben dezelfde handicap als gast-dirigenten van orkesten: ze draaien paradepaardjes af en komen er niet toe zich te verdiepen in onderwerpen waar ze zelf ook nog niet uit zijn. Dat mijn nieuwe boek er nu ligt is voor mij wel belangrijk.”

,,Ik heb als jongen nooit zo geweldig gedroomd. Ik heb eigenlijk veel meer bereikt, dan ik ooit gedroomd heb.”

Hertzbergers belangrijkste gebouwen en zijn eigen commentaar daarop:

Kantoorgebouw Centraal Beheer (Apeldoorn, in samenwerking met Lucas & Niemeijer), 1968-1972

,,Sinds 1990 is er niet veel meer over van de fantasievolle en kleurrijke aankleding van de werkplekken. De bloeitijd van persoonlijke expressie uit de jaren zeventig heeft plaatsgemaakt voor netheid en orde. Het lijkt alsof de behoefte zich persoonlijk te manifesteren verdwenen is en dat mensen meer geneigd zijn zich aan te passen. In hoofdlijnen is het gebouw echter hetzelfde gebleven.”

Muziekcentrum Vredenburg (Utrecht), 1973-1978

,,Met het muziekcentrum Vredenburg is gepoogd om, anders dan de traditionele vorm van het concertgebouw als ‘muziektempel’, te komen tot een minder formele, minder deftige en daardoor misschien ook voor niet ingewijden meer uitnodigende vorm.”

Apollo scholen: Amsterdamse Montessori school en Willemspark school, 1980-1983

,,In een klaslokaal zijn vensterbanken, planken en richels: allemaal mogelijkheden om eindeloos vele, vaak tere en breekbare dingen die kinderen maken te kunnen uitstallen. Hoe meer hoe beter. Juist deze dingen maken dat kinderen zich hun omgeving kunnen toeëigenen, die voor hen zo tot meer vertrouwd gebied wordt.”

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Den Haag), 1979-1990

,,In een kantoorgebouw trekken duizend of tweeduizend mensen de hele dag samen met elkaar op. Dus zouden er ruimtes moeten voorkomen, die niet alleen maar gangenlabyrinten zijn waar mensen langs elkaar schuiven op weg naar de koffiemachine of naar de wc. Dat zouden ook pleinen en straten moeten zijn.”

Theatercentrum aan het Spui (Den Haag), 1986-1993

,,Ook de foyer van het theater is, veel meer dan de zaal, een sociale ruimte. Want in de zaal zit je stil en ben je allemaal op één punt gericht. Maar in de foyer ben je, bewust of onbewust, op zoek naar anderen. Specifieke anderen of zomaar anderen.”

Chassé Theater (Breda), 1992-1995

,,Architecten worden te ver in de hoogte gestoken en te zeer de grond ingetrapt. De architect wordt uitgekozen om als vlag te dienen en die vlag wordt op een bepaald moment ook weer in brand gestoken.”

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.