Opnieuw zijn er studentenprotesten in Iran. De oproerpolitie heeft vanochtend de campus van de universiteit van Teheran omsingeld en treedt volgens ooggetuigen hard op tegen demonstrerende studenten.
<![CDATA[
]]>Op zeven december wordt in Iran de dood herdacht
van drie studenten bij een anti-Amerikaanse demonstratie in 1953. De laatste
jaren wordt de ‘Dag van de Student’ echter ook aangegrepen voor protestacties
tegen het Iraanse regime, en om dat te voorkomen werd de universiteit van
Teheran vandaag preventief omsingeld. Internationale journalisten kregen een
werkverbod en moeten drie dagen thuisblijven, en de afgelopen week werden er tientallen
leiders van de studentenbeweging gearresteerd.
De overheid zou geprobeerd hebben het
internetverkeer plat te leggen, maar voorlopig regent het nog berichten van
ooggetuigen op de sociale netwerksite Twitter. De conflicten
tussen politie en studenten lopen hoog op, melden ze: volgens de laatste
berichten worden studenten in elkaar geslagen en gebruikt de oproerpolitie traangas
om de demonstranten uiteen te drijven.
IJstijden, op elkaar botsende landmassa’s en het ontstaan van zeeën en meren. De geografische processen die de aarde hebben gevormd zijn nauwkeurig in de bodem vastgelegd. Fossiele kalkriffen verklappen bijvoorbeeld dat het heet was. Kleilagen daarentegen duiden op een koude periode en een laag zeespiegelniveau. Deltasystemen dringen dan diep door in gebieden die daarvoor nog onder water lagen, en zetten kleine kleideeltjes af.
Het is aan de hand van dit soort geologische wijsheden dat promovenda ir. Wieske Paulissen van Civiele Techniek en Geowetenschappen de geschiedenis van het bekken van Wenen reconstrueert. Dat bekken, gelegen tussen de Alpen en de Karpaten, maakte tijdens het Neogeen (23 tot 2,6 miljoen jaar geleden) deel uit van de grote ondiepe Paratethyszee die een groot deel van Centraal Europa en West Azië bedekte. Langzaamaan is het opgevuld met sedimenten aangevoerd door rivieren. De Zwarte Zee, Kaspische Zee en het Aralmeer zijn overblijfselen.
Paulissen wil begrijpen hoe de sedimentatiesnelheden en de vorming van bepaalde typen gesteentes samenhangen met klimaatschommelingen gedurende de laatste dertien à veertien miljoen jaar. Ze onderzoekt onder meer de effecten van de Milankovic-cycli. Dat zijn klimaatcycli die ontstaan door kleine wijzigingen van de baan van de aarde en de stand van de aardas ten opzichte van de zon.
Voor de datering van aardlagen laat Paulissen zich leiden door ondergrondse magnetisatie van gesteentes. Ze liet een magneetveldsensor twee kilometer in de Oostenrijkse grond zakken in een olieboorgat. Dit meterslange instrument mat onderweg om de vijftien centimeter de magnetische polariteit.
“Ferromagnetische mineralen richtten zich vroeger, toen zij op de bodem van het bekken belandden, naar het aardmagnetisch veld dat toen heerste”, zegt Paulissen. “Gedurende de geologische geschiedenis is het aardmagneetveld geregeld omgeklapt: de magnetische Noordpool veranderde in de magnetische Zuidpool en omgekeerd.”
De meting leverde de onderzoekster een soort streepjescode op met afwisselend ‘normale’ en ‘omgekeerde’ polariteit. Door deze code te vergelijken met een referentiecode, de Geomagnetic Polarity Time Scale, kan Paulissen de gesteentes dateren.
Geologen hebben die referentiecode in de loop der jaren samengesteld door onder meer de polariteit en de leeftijd van oud vulkanisch gesteente te bepalen aan de hand van radiometrische dateringen.
De onderzoeksmethode in de olieboorput is volgens Paulissen uniek. “De afdeling geotechnologie bezit het enige instrument ter wereld voor paleomagnetische metingen in een boorgat. Het is ontwikkeld door het Franse atoomagentschap CEA/LETI. Gesteentes worden wel vaker gedateerd door middel van paleomagnetische metingen, maar dat gebeurt altijd bovengronds.”
Maar er komt meer bij de techniek kijken dan simpelweg het apparaat naar beneden takelen. Een vergelijking tussen de nieuwe streepjescode en de referentiecode levert niet direct de juiste oplossing.
“De grote tijdsramingen heb ik nu wel, maar het overzicht zit nog vol met gaten”, lacht Paulissen. “De Paratethyszee viel regelmatig droog. Tijdens die periodes zijn aardlagen door erosie verdwenen. Ook missen er gedeeltes door een afschuivende aardbreuk.”
Om de historie van het bekken van Wenen te begrijpen, is Paulissen daarom ook aangewezen op andere technieken. Ze vergelijkt haar gegevens met de data van een Oostenrijkse collega van de technische universiteit van Graz. Hij dateerde aardlagen aan de hand van gefossiliseerd plankton. Hiervoor gebruikte hij monsters die om de paar meter omhoog kwamen tijdens het boren.
Maar voor de laatste 11,5 miljoen jaar levert het fossielenonderzoek een grote blinde vlek op. In die periode veranderde het bekken van Wenen van een zee in een meer. De fossielonderzoeker is vanaf dat moment voor dateringen aangewezen op schelpen in plaats van op plankton. Maar de schelpen zijn door het boorproces allemaal vermorzeld en onherkenbaar.
En dan is er nog een probleem van een heel andere orde. De sedimentatiesnelheid wordt beïnvloed door klimaatverandering, maar ook door tektonische processen. Toen Italië tegen Europa botste, ontstonden de Alpen. De afzetting van sedimenten in het bekken van Wenen nam toe door die gebergtevormingen: er stroomden meer deeltjes omlaag het bekken in. Maar het is moeilijk te achterhalen in hoeverre toenames in sedimentatie daaraan te danken zijn of aan het veranderende klimaat. Paulissen: “Het is een grote puzzel.”
Comments are closed.