Studenten scheikundige technologie moeten gewaagder durven ontwerpen en meer op hun intuïtie afgaan, meent prof.dr. G. Frens. Zijn faculteit leidt nu coaches op die studenten moeten stimuleren om bij ontwerpopdrachten ‘boven zichzelf uit te stijgen’.
/strong>
,,Met tentamens leren we studenten af om op hun intuïtie te vertrouwen; daar moeten ze opschrijven wat in de boeken staat”, vertelt dr. G. Frens, hoogleraar fysische chemie. ,,In de praktijk maak je echter vaak ontwerpen van procesinstallaties op basis van incomplete informatie en daar is juist creativiteit voor nodig. Studenten moeten daarom tijdens hun studie hun persoonlijke creativiteit beter leren aanboren en daar bij het maken van ontwerpen op vertrouwen. Ze hebben kennis genoeg, maar moeten die ook durven gebruiken.”
,,Bij Philips zeggen ze bijvoorbeeld: ‘we hebben mensen nodig die ontwerpregels durven te schenden in speciale gevallen. Alleen zo krijg je een fabriek met een concurrentievoordeel ten opzichte van fabrieken die op basis van de standaard ontwerpregels zijn gemaakt”, vertelt Frens.
Frens is voorzitter van de zelfstudiecommissie van Scheikundige Technologie en Materiaalkunde. Deze commissie schreef een zelfstudierapport als voorbereiding op de komst van de visitatiecommissie van de Verenigde Nederlandse Universiteiten (VSNU) in december 1999.
Scheikundige Technologie in Delft is als enige Nederlandse opleiding geaccrediteerd door de Institution of Chemical Engineers, die vooral het onderwijs in het ontwerpen van chemische fabrieksprocessen beoordeelt. ,,Ons ontwerponderwijs is in heel Europa het beste, dat durf ik best te zeggen, en dat willen we nog verbeteren”, stelt Frens.
Bang
Zowel bij Scheikundige Technologie als bij Materiaalkunde wordt nu gewerkt aan een nieuw eerstejaars en een nieuw tweedejaars vak. ,,We geven studenten daarin een opdracht waarbij ze net iets boven zichzelf moeten uitstijgen. We weten welke vakken ze gehad hebben en geven ze een opdracht waarvoor ze niet alle kennis al in huis hebben. Coaches, die nu opgeleid worden voor hun taak, gaan de groepen begeleiden, en stimuleren dat studenten ook op hun intuïtie vertrouwen.”
Nu gebruikt een student zijn intuïtie vaak niet omdat hij in een ontwerpgroep te bang is om te falen door een ontwerp te maken dat uiteindelijk niet werkt. De groep zorgt ervoor dat er gekozen wordt voor conservatieve oplossingen. Een student die een mogelijk beter idee heeft en niet vooraf kan bewijzen dat het echt zal werken, lukt het namelijk bijna nooit om de rest van de groep te overtuigen dat zijn idee echt beter kan zijn.
,,Hier zijn we achter gekomen doordat we iemand in de arm genomen hebben die ook conservatoriumstudenten leert om samen concerten te geven. Hij is van huis uit psycholoog en heeft in Eindhoven bij Elektrotechniek gewerkt. We hebben hem een halfjaar mee laten lopen met groepjes die bezig waren met een ontwerpopdracht.”
Opstel
De visitatiecommissie vindt de nieuwe ontwerpvakken een ‘interessant experiment’. Het bevorderen van creativiteit moet echter breder in de opleiding geïntegreerd worden, meent de commissie. Volgens Frens zijn de chemisch technologen daar al mee bezig. Ook de gewone practica gaan namelijk op de schop.
Nu is er een aantal practica waarin korte proeven worden gedaan om de collegestof te illustreren. Die moeten vervangen worden door geïntegreerde practica waarin problemen niet meer in de context van één discipline, bijvoorbeeld de organische chemie, gepresenteerd worden. Bij Materiaalkunde gebeurt dit al. In de geïntegreerde practica moeten studenten aan de slag met grotere practicumproeven die ze zelf moeten opzetten. ,,Studenten krijgen zo de kans om fouten te maken en deze te corrigeren”, aldus het zelfstudierapport.
Er zijn vakken waar de creativiteit nu al gestimuleerd wordt, meent Frens. Hij noemt als voorbeeld zijn eigen vak fysische chemie. Aan het eind van dit vak moeten studenten in de tentamenzaal een opstel schrijven over een door hun zelf gekozen onderwerp. Zo’n onderwerp, bijvoorbeeld het verschil in hoogte tussen gras en bomen, moeten ze met een fysisch-chemisch bril beschrijven.
Ook geven de scheikundigen een vak waarin het cijfer van een groep studenten bepaald wordt op basis van de hoeveelheid chemische stof die ze produceren, vijf kilo levert bijvoorbeeld een tien, vier kilo een acht. De productie van de stof is niet mogelijk met een methode die de studenten al kennen. Ze moeten of iets nieuws verzinnen of dag en nacht in ploegendienst doorgaan met de productie om op tijd het maximale aantal kilo’s te halen.
Grote practica met niet-standaardproeven zijn echter wel duur. Maar volgens Frens is dat geen groot probleem. ,,We geven als faculteit ongeveer anderhalf keer zoveel geld aan onderwijs uit als het college van bestuur ons er voor betaalt. Dat is het waard, omdat onderwijs een belangrijk onderdeel van de universiteit is; het is onze identiteit. Zonder onderwijs zijn we geen universiteit.”
Studenten scheikundige technologie moeten gewaagder durven ontwerpen en meer op hun intuïtie afgaan, meent prof.dr. G. Frens. Zijn faculteit leidt nu coaches op die studenten moeten stimuleren om bij ontwerpopdrachten ‘boven zichzelf uit te stijgen’.
,,Met tentamens leren we studenten af om op hun intuïtie te vertrouwen; daar moeten ze opschrijven wat in de boeken staat”, vertelt dr. G. Frens, hoogleraar fysische chemie. ,,In de praktijk maak je echter vaak ontwerpen van procesinstallaties op basis van incomplete informatie en daar is juist creativiteit voor nodig. Studenten moeten daarom tijdens hun studie hun persoonlijke creativiteit beter leren aanboren en daar bij het maken van ontwerpen op vertrouwen. Ze hebben kennis genoeg, maar moeten die ook durven gebruiken.”
,,Bij Philips zeggen ze bijvoorbeeld: ‘we hebben mensen nodig die ontwerpregels durven te schenden in speciale gevallen. Alleen zo krijg je een fabriek met een concurrentievoordeel ten opzichte van fabrieken die op basis van de standaard ontwerpregels zijn gemaakt”, vertelt Frens.
Frens is voorzitter van de zelfstudiecommissie van Scheikundige Technologie en Materiaalkunde. Deze commissie schreef een zelfstudierapport als voorbereiding op de komst van de visitatiecommissie van de Verenigde Nederlandse Universiteiten (VSNU) in december 1999.
Scheikundige Technologie in Delft is als enige Nederlandse opleiding geaccrediteerd door de Institution of Chemical Engineers, die vooral het onderwijs in het ontwerpen van chemische fabrieksprocessen beoordeelt. ,,Ons ontwerponderwijs is in heel Europa het beste, dat durf ik best te zeggen, en dat willen we nog verbeteren”, stelt Frens.
Bang
Zowel bij Scheikundige Technologie als bij Materiaalkunde wordt nu gewerkt aan een nieuw eerstejaars en een nieuw tweedejaars vak. ,,We geven studenten daarin een opdracht waarbij ze net iets boven zichzelf moeten uitstijgen. We weten welke vakken ze gehad hebben en geven ze een opdracht waarvoor ze niet alle kennis al in huis hebben. Coaches, die nu opgeleid worden voor hun taak, gaan de groepen begeleiden, en stimuleren dat studenten ook op hun intuïtie vertrouwen.”
Nu gebruikt een student zijn intuïtie vaak niet omdat hij in een ontwerpgroep te bang is om te falen door een ontwerp te maken dat uiteindelijk niet werkt. De groep zorgt ervoor dat er gekozen wordt voor conservatieve oplossingen. Een student die een mogelijk beter idee heeft en niet vooraf kan bewijzen dat het echt zal werken, lukt het namelijk bijna nooit om de rest van de groep te overtuigen dat zijn idee echt beter kan zijn.
,,Hier zijn we achter gekomen doordat we iemand in de arm genomen hebben die ook conservatoriumstudenten leert om samen concerten te geven. Hij is van huis uit psycholoog en heeft in Eindhoven bij Elektrotechniek gewerkt. We hebben hem een halfjaar mee laten lopen met groepjes die bezig waren met een ontwerpopdracht.”
Opstel
De visitatiecommissie vindt de nieuwe ontwerpvakken een ‘interessant experiment’. Het bevorderen van creativiteit moet echter breder in de opleiding geïntegreerd worden, meent de commissie. Volgens Frens zijn de chemisch technologen daar al mee bezig. Ook de gewone practica gaan namelijk op de schop.
Nu is er een aantal practica waarin korte proeven worden gedaan om de collegestof te illustreren. Die moeten vervangen worden door geïntegreerde practica waarin problemen niet meer in de context van één discipline, bijvoorbeeld de organische chemie, gepresenteerd worden. Bij Materiaalkunde gebeurt dit al. In de geïntegreerde practica moeten studenten aan de slag met grotere practicumproeven die ze zelf moeten opzetten. ,,Studenten krijgen zo de kans om fouten te maken en deze te corrigeren”, aldus het zelfstudierapport.
Er zijn vakken waar de creativiteit nu al gestimuleerd wordt, meent Frens. Hij noemt als voorbeeld zijn eigen vak fysische chemie. Aan het eind van dit vak moeten studenten in de tentamenzaal een opstel schrijven over een door hun zelf gekozen onderwerp. Zo’n onderwerp, bijvoorbeeld het verschil in hoogte tussen gras en bomen, moeten ze met een fysisch-chemisch bril beschrijven.
Ook geven de scheikundigen een vak waarin het cijfer van een groep studenten bepaald wordt op basis van de hoeveelheid chemische stof die ze produceren, vijf kilo levert bijvoorbeeld een tien, vier kilo een acht. De productie van de stof is niet mogelijk met een methode die de studenten al kennen. Ze moeten of iets nieuws verzinnen of dag en nacht in ploegendienst doorgaan met de productie om op tijd het maximale aantal kilo’s te halen.
Grote practica met niet-standaardproeven zijn echter wel duur. Maar volgens Frens is dat geen groot probleem. ,,We geven als faculteit ongeveer anderhalf keer zoveel geld aan onderwijs uit als het college van bestuur ons er voor betaalt. Dat is het waard, omdat onderwijs een belangrijk onderdeel van de universiteit is; het is onze identiteit. Zonder onderwijs zijn we geen universiteit.”
Comments are closed.