Education

Student onterecht afgehaald van afstudeerproject

Een student vond dat hij ten onrechte van een afstudeerproject was afgehaald en dat hij bij zijn tweede project onheus behandeld werd, waardoor hij teveel tijd moest besteden aan zijn afstuderen. De ombudsman stelt hem deels in het gelijk, deels niet.


De feiten

In januari 1996 is verzoeker, student X, gestart met zijn afstudeerproject bij een bedrijf, met als begeleider vanuit de faculteit ITS docent Y. Op 20 september 1996 rondde verzoeker het basis-doctoraal af. In september 1996 is verzoeker medegedeeld dat hij van het project was afgehaald.

Eind november 1996 is verzoeker gestart met een nieuw project met de heren Y en Z als begeleiders. Op 4 december 1997 heeft verzoeker zijn diploma als ingenieur ontvangen.
Standpunt verzoeker

Student X startte in januari 1996 met zijn afstudeerproject bij het bedrijf. Van januari tot september 1996 werkte hij daaraan op zijn huisadres en op de universiteit door literatuurstudie te verrichten. In dezelfde periode deed hij tentamens voor het basis-doctoraal dat hij in september 1996 afrondde. Inmiddels beschouwde hij zichzelf ingewerkt in het afstudeeronderwerp. Zijn begeleider, docent Y, gaf zijn plaats in september 1996 aan een andere student. Ondanks protest van zijn kant kreeg hij de opdracht niet terug. Hij acht dat onjuist omdat daardoor zijn tijdsinvestering, die hij schat op twee maanden, voor niets was geweest.

Verder bracht verzoeker het volgende naar voren. Eind november 1996 startte hij met een nieuw afstudeerproject bij de heren Y en Z. Hij klaagt erover dat hij door docent Y slecht werd begeleid, wat zich uitte in steeds nieuwe verbeteringen van zijn werk dat al eerder becommentarieerd en aangepast was. Dit duurde tot begin november 1997. Daarna werd hij onder druk gezet om zodanig snel veel correcties en nieuwe punten uit te werken dat hij kon afstuderen op 28 november 1997. Hij voelde zich door de plotselinge haast zeer onder druk gezet en raakte in paniek. Verzoeker heeft ervaren dat docent Y hem als slechte student beschouwde en daar ook blijk van gaf in het bijzijn van anderen en dat hij na het afstuderen meldde dat hij hem nooit meer wilde zien.
Reactie decaan

De decaan meldt dat veel van de problemen uiteindelijk zijn terug te voeren op het feit dat de faculteit heeft toegelaten dat verzoeker in een veel te vroeg stadium met zijn eerste afstudeerproject is gestart. Hij moest nog een aanzienlijk aantal onderdelen van het kerncurriculum afronden, waardoor een volledige inzet voor het afstuderen onmogelijk was. De decaan betreurt dat de facultaire organisatie en regelgeving deze situatie niet heeft kunnen voorkomen.

De decaan reageert verder op de situatie in het tweede afstudeerproject. Op de eerste plaats acht de decaan de tijdsduur, van november 1996 – november 1997, weliswaar langerdan nominaal, maar niet uitzonderlijk lang. Verzoeker heeft in die tijd nog een aantal tentamens gedaan. In die periode is een sfeer ontstaan van incompatibilité des humeurs. Er zijn verwijten over en weer geuit die naar het oordeel van de decaan vooralsnog niet leiden tot een duidelijk beeld.

Reactie docent Y

Docent Y geeft aan dat eind 1995 juist een onderwerp bij het bedrijfsleven beschikbaar was dat aansloot bij de door verzoeker getoonde interesse voor zijn vakgebied. Hij meldde aan verzoeker dat hij zich volkomen aan het project zou moeten wijden. Verzoeker meldde hem dat hij in april/mei 1996 klaar zou zijn met de meeste vakken. Verzoeker werd bij het bedrijf geïntroduceerd.

In april/mei bleek verzoeker de meeste vakken nog niet af te hebben, mede tot teleurstelling van het bedrijf dat meldde dat er ook andere kandidaten voor het project waren en dat het die zou aannemen als ze te lang moesten wachten. In de zomer heeft het bedrijf het project aan anderen gegeven. Docent Y meldt dat hij duidelijk aan verzoeker heeft uitgelegd hoe de zaak verlopen is.

Verzoeker kreeg het advies van docent Y om ook naar mogelijkheden voor afstuderen bij andere vakgroepen te kijken. Verzoeker bleef aandringen op afstuderen op het gebied van docent Y. Deze heeft hem toen geaccepteerd voor een project binnen de faculteit met als medebegeleider docent Z. In de daaropvolgende periode was verzoeker ook met vakken en tentamens bezig. Dat bevorderde de voortgang in het project niet.

Y en Z hebben hem niet onder druk gezet, maar juist geadviseerd het verslag in een langere periode af te ronden. Verzoeker zelf wilde snel afstuderen. In oktober 1997 was het verslag nog niet voldoende. Docent Y heeft hem toen de procedures en de tijdsplanning uitgelegd. Docent Y voelde zich onder druk gezet.

Presentaties waarbij zaken over het afstudeerwerk aan de orde kwamen, waren slechts bedoeld voor de begeleiders en niet voor derden. Docent Y heeft daarbij niet bedoeld verzoeker met kritiek te vernederen. Hij heeft aan verzoeker na het afstuderen de sleutel en de toegangspas voor ruimtes bij de faculteit teruggevraagd. Dit is standaardprocedure, maar verzoeker interpreteert dit als zouden zijn begeleiders hem niet meer willen zien.

Reactie docent Z

Docent Z geeft aan dat hij zich vanaf het begin van de tweede studieopdracht positief heeft opgesteld.

De situatie omtrent verzoeker was zeker niet positief. Er deden zich problemen in het onderlinge begrip voor. Dit werd veroorzaakt door het feit dat verzoeker geen enkele samenhang zag, hij wist eigenlijk niet goed wat hij aan het doen was. Dat lag voor docent Y wel eens moeilijk en die schoot soms uit zijn slof.

Verzoeker drong zelf aan op snel afstuderen. Hij is daarbij erg geholpen en de relatie met de begeleiders is nooit verbroken. Docent Z heeft met verzoeker gesproken over doorgaan om een beter niveau te halen. Hij kreeg echter het gevoel dat het niet beter zou worden. Docent Z vindt dat verzoeker door de vakgroep en de faculteit erg is geholpen.
Eerste overweging

Student X is van mening dat docent Y hem in september 1996 onterecht en tegen zijn wens, van zijn (eerste) afstudeerproject bij het bedrijf heeft afgehaald. Bij zijn toelating tot het project had hij het werk voor het basis-doctoraal nog niet rond. Hij verkeerde in de mening dat docent Y hem had gemeld dat hij moest wachten met het afstudeerwerk bij het bedrijf tot de tentamens rond waren. Tegen deze gang van zaken was volgens de reglementen geen bezwaar.

Docent Y verkeerde naar eigen zeggen bij de start van het project in de veronderstelling dat verzoeker het basis-doctoraal rond had en dat hij alleen nog vakken moest doen voor het eind-doctoraal. Dat laatste vond hij acceptabel. Hij meldt dat hij verzoeker niet beloofd heeft dat hij met de start van het project bij het bedrijf kon wachten op het afronden van de vakken.

Over de periode januari – mei 1996 zijn er onduidelijkheden: docent Y accepteerde dat verzoeker nog vakken voor het eind-doctoraal moest doen en verzoeker meende dat docent Y geaccepteerd had dat hij nog vakken uit het basis-doctoraal deed. Docent Y was niet goed geïnformeerd. Verzoeker kon ervan uitgaan dat zijn project was toegewezen.

Van enig overleg tussen student en begeleider over de inhoud en de voortgang van de lopende literatuurstudie in die periode is niets gebleken. Het zou voor de hand hebben gelegen voor docent Y om daarover contact te hebben en er een zeker toezicht op te houden.

Docent Y meldt dat het bedrijf het project in september 1996 aan een ander heeft gegeven. Docent Y beschouwt zich als afhankelijk van het bedrijf in een dergelijke situatie. Bij geregeld overleg in de beginperiode zou een eenzijdig besluit vanuit het bedrijf echter niet hebben hoeven voor te komen. De afhankelijkheid van het bedrijf heeft docent Y zelf in belangrijke mate gecreëerd door zijn afwachtende opstelling.

Resumerend kan worden geconcludeerd dat verzoeker terecht kon veronderstellen dat hij volgens de regels van de faculteit grote vrijheid had om zijn studie in te richten zoals hij dat wenste. Hij is langere tijd gedurende het project door zijn begeleider niet geïnformeerd over de andere eisen die een project bij het bedrijfsleven stelt. De begeleider is op dit punt tekortgeschoten en heeft in die zin onjuist gehandeld. De klacht over de stopzetting van het afstudeerproject is gegrond.
Tweede overweging

Verzoeker klaagt verder over slechte begeleiding en onheuse behandeling gedurende zijn definitieve afstudeerproject. Hij vindt dat hij daardoor teveel tijd heeft moeten besteden. Verder vindt hij dat hij te zeer onder druk is gezet, waardoor hij niet tot optimale prestaties kon komen.

Het afstudeerproject beslaat op papier globaal acht maanden (32 weken van 1 studiepunt per week). Verzoeker heeft het project in twaalf maanden voltooid, waarvan hij naar eigen zeggen 3 maanden aan tentamens heeft besteed. Daarnaast kan over een jaar in redelijkheid gerekend worden op een maand vrije dagen en vakantie. Het werk voor het project blijkt in acht maanden te zijn voltooid. Dat is de nominale tijdsduur die daarvoor in het onderwijsprogramma is opgenomen en een klacht daarover is niet gegrond.

Over het punt van slechte begeleiding en onheuse behandeling merkt verzoeker op dat die zich uitte in steeds nieuwe verbeteringen van zijn werk. Docent Z geeft aan dat er zich problemen voordeden in het onderlinge begrip. De relatie tussen verzoeker en docent Y was niet optimaal.

Resumerend kan worden geconcludeerd dat verzoeker in een acceptabele tijdsduur is afgestudeerd, op een niveau dat volgens de begeleiders niet gemakkelijk had kunnen worden verbeterd door een ruimere tijdsinvestering, die verzoeker overigens ook niet nagestreefde. Er is zonder twijfel sprake van strubbelingen en misverstanden onder meer blijkend uit de negatieve interpretatie van verzoeker van het feit dat hij sleutel en pas moest inleveren.

Voor een deel verstoorde verhoudingen zijn te betreuren, maar er is niet gebleken van feiten of omstandigheden die duiden op verkeerde beslissingen of handelingen. Dit deel van de klacht is niet gegrond.
Advies

De faculteit stelt zich in zijn regelingen en gedrag ruimhartig op als zij studenten toestaat om studieonderdelen in een zelfgekozen volgorde te doorlopen. Zolang het werk betreft dat binnen de faculteit wordt verricht zijn daar geen problemen mee te verwachten en zo die er al zijn kunnen ze binnen de faculteit worden opgelost. Bij externe projecten kunnen regels en gebruiken anders zijn en betrokkenen zijn daar afhankelijk van. Het verdient dan ook aanbeveling studenten en begeleiders hier nadrukkelijk op te attenderen en bij de start van een project concreet aandacht te besteden aan tijdsbesteding en planning die voor het bedrijf en de faculteit acceptabel zijn.

(Deze tekst is een ingekorte versie van het rapport dat de ombudsman voor studenten, drs. W.J.M. Knippenberg, onlangs uitbracht. Het volledige rapport is bij hem opvraagbaar.)


De feiten

In januari 1996 is verzoeker, student X, gestart met zijn afstudeerproject bij een bedrijf, met als begeleider vanuit de faculteit ITS docent Y. Op 20 september 1996 rondde verzoeker het basis-doctoraal af. In september 1996 is verzoeker medegedeeld dat hij van het project was afgehaald.

Eind november 1996 is verzoeker gestart met een nieuw project met de heren Y en Z als begeleiders. Op 4 december 1997 heeft verzoeker zijn diploma als ingenieur ontvangen.
Standpunt verzoeker

Student X startte in januari 1996 met zijn afstudeerproject bij het bedrijf. Van januari tot september 1996 werkte hij daaraan op zijn huisadres en op de universiteit door literatuurstudie te verrichten. In dezelfde periode deed hij tentamens voor het basis-doctoraal dat hij in september 1996 afrondde. Inmiddels beschouwde hij zichzelf ingewerkt in het afstudeeronderwerp. Zijn begeleider, docent Y, gaf zijn plaats in september 1996 aan een andere student. Ondanks protest van zijn kant kreeg hij de opdracht niet terug. Hij acht dat onjuist omdat daardoor zijn tijdsinvestering, die hij schat op twee maanden, voor niets was geweest.

Verder bracht verzoeker het volgende naar voren. Eind november 1996 startte hij met een nieuw afstudeerproject bij de heren Y en Z. Hij klaagt erover dat hij door docent Y slecht werd begeleid, wat zich uitte in steeds nieuwe verbeteringen van zijn werk dat al eerder becommentarieerd en aangepast was. Dit duurde tot begin november 1997. Daarna werd hij onder druk gezet om zodanig snel veel correcties en nieuwe punten uit te werken dat hij kon afstuderen op 28 november 1997. Hij voelde zich door de plotselinge haast zeer onder druk gezet en raakte in paniek. Verzoeker heeft ervaren dat docent Y hem als slechte student beschouwde en daar ook blijk van gaf in het bijzijn van anderen en dat hij na het afstuderen meldde dat hij hem nooit meer wilde zien.
Reactie decaan

De decaan meldt dat veel van de problemen uiteindelijk zijn terug te voeren op het feit dat de faculteit heeft toegelaten dat verzoeker in een veel te vroeg stadium met zijn eerste afstudeerproject is gestart. Hij moest nog een aanzienlijk aantal onderdelen van het kerncurriculum afronden, waardoor een volledige inzet voor het afstuderen onmogelijk was. De decaan betreurt dat de facultaire organisatie en regelgeving deze situatie niet heeft kunnen voorkomen.

De decaan reageert verder op de situatie in het tweede afstudeerproject. Op de eerste plaats acht de decaan de tijdsduur, van november 1996 – november 1997, weliswaar langerdan nominaal, maar niet uitzonderlijk lang. Verzoeker heeft in die tijd nog een aantal tentamens gedaan. In die periode is een sfeer ontstaan van incompatibilité des humeurs. Er zijn verwijten over en weer geuit die naar het oordeel van de decaan vooralsnog niet leiden tot een duidelijk beeld.

Reactie docent Y

Docent Y geeft aan dat eind 1995 juist een onderwerp bij het bedrijfsleven beschikbaar was dat aansloot bij de door verzoeker getoonde interesse voor zijn vakgebied. Hij meldde aan verzoeker dat hij zich volkomen aan het project zou moeten wijden. Verzoeker meldde hem dat hij in april/mei 1996 klaar zou zijn met de meeste vakken. Verzoeker werd bij het bedrijf geïntroduceerd.

In april/mei bleek verzoeker de meeste vakken nog niet af te hebben, mede tot teleurstelling van het bedrijf dat meldde dat er ook andere kandidaten voor het project waren en dat het die zou aannemen als ze te lang moesten wachten. In de zomer heeft het bedrijf het project aan anderen gegeven. Docent Y meldt dat hij duidelijk aan verzoeker heeft uitgelegd hoe de zaak verlopen is.

Verzoeker kreeg het advies van docent Y om ook naar mogelijkheden voor afstuderen bij andere vakgroepen te kijken. Verzoeker bleef aandringen op afstuderen op het gebied van docent Y. Deze heeft hem toen geaccepteerd voor een project binnen de faculteit met als medebegeleider docent Z. In de daaropvolgende periode was verzoeker ook met vakken en tentamens bezig. Dat bevorderde de voortgang in het project niet.

Y en Z hebben hem niet onder druk gezet, maar juist geadviseerd het verslag in een langere periode af te ronden. Verzoeker zelf wilde snel afstuderen. In oktober 1997 was het verslag nog niet voldoende. Docent Y heeft hem toen de procedures en de tijdsplanning uitgelegd. Docent Y voelde zich onder druk gezet.

Presentaties waarbij zaken over het afstudeerwerk aan de orde kwamen, waren slechts bedoeld voor de begeleiders en niet voor derden. Docent Y heeft daarbij niet bedoeld verzoeker met kritiek te vernederen. Hij heeft aan verzoeker na het afstuderen de sleutel en de toegangspas voor ruimtes bij de faculteit teruggevraagd. Dit is standaardprocedure, maar verzoeker interpreteert dit als zouden zijn begeleiders hem niet meer willen zien.

Reactie docent Z

Docent Z geeft aan dat hij zich vanaf het begin van de tweede studieopdracht positief heeft opgesteld.

De situatie omtrent verzoeker was zeker niet positief. Er deden zich problemen in het onderlinge begrip voor. Dit werd veroorzaakt door het feit dat verzoeker geen enkele samenhang zag, hij wist eigenlijk niet goed wat hij aan het doen was. Dat lag voor docent Y wel eens moeilijk en die schoot soms uit zijn slof.

Verzoeker drong zelf aan op snel afstuderen. Hij is daarbij erg geholpen en de relatie met de begeleiders is nooit verbroken. Docent Z heeft met verzoeker gesproken over doorgaan om een beter niveau te halen. Hij kreeg echter het gevoel dat het niet beter zou worden. Docent Z vindt dat verzoeker door de vakgroep en de faculteit erg is geholpen.
Eerste overweging

Student X is van mening dat docent Y hem in september 1996 onterecht en tegen zijn wens, van zijn (eerste) afstudeerproject bij het bedrijf heeft afgehaald. Bij zijn toelating tot het project had hij het werk voor het basis-doctoraal nog niet rond. Hij verkeerde in de mening dat docent Y hem had gemeld dat hij moest wachten met het afstudeerwerk bij het bedrijf tot de tentamens rond waren. Tegen deze gang van zaken was volgens de reglementen geen bezwaar.

Docent Y verkeerde naar eigen zeggen bij de start van het project in de veronderstelling dat verzoeker het basis-doctoraal rond had en dat hij alleen nog vakken moest doen voor het eind-doctoraal. Dat laatste vond hij acceptabel. Hij meldt dat hij verzoeker niet beloofd heeft dat hij met de start van het project bij het bedrijf kon wachten op het afronden van de vakken.

Over de periode januari – mei 1996 zijn er onduidelijkheden: docent Y accepteerde dat verzoeker nog vakken voor het eind-doctoraal moest doen en verzoeker meende dat docent Y geaccepteerd had dat hij nog vakken uit het basis-doctoraal deed. Docent Y was niet goed geïnformeerd. Verzoeker kon ervan uitgaan dat zijn project was toegewezen.

Van enig overleg tussen student en begeleider over de inhoud en de voortgang van de lopende literatuurstudie in die periode is niets gebleken. Het zou voor de hand hebben gelegen voor docent Y om daarover contact te hebben en er een zeker toezicht op te houden.

Docent Y meldt dat het bedrijf het project in september 1996 aan een ander heeft gegeven. Docent Y beschouwt zich als afhankelijk van het bedrijf in een dergelijke situatie. Bij geregeld overleg in de beginperiode zou een eenzijdig besluit vanuit het bedrijf echter niet hebben hoeven voor te komen. De afhankelijkheid van het bedrijf heeft docent Y zelf in belangrijke mate gecreëerd door zijn afwachtende opstelling.

Resumerend kan worden geconcludeerd dat verzoeker terecht kon veronderstellen dat hij volgens de regels van de faculteit grote vrijheid had om zijn studie in te richten zoals hij dat wenste. Hij is langere tijd gedurende het project door zijn begeleider niet geïnformeerd over de andere eisen die een project bij het bedrijfsleven stelt. De begeleider is op dit punt tekortgeschoten en heeft in die zin onjuist gehandeld. De klacht over de stopzetting van het afstudeerproject is gegrond.
Tweede overweging

Verzoeker klaagt verder over slechte begeleiding en onheuse behandeling gedurende zijn definitieve afstudeerproject. Hij vindt dat hij daardoor teveel tijd heeft moeten besteden. Verder vindt hij dat hij te zeer onder druk is gezet, waardoor hij niet tot optimale prestaties kon komen.

Het afstudeerproject beslaat op papier globaal acht maanden (32 weken van 1 studiepunt per week). Verzoeker heeft het project in twaalf maanden voltooid, waarvan hij naar eigen zeggen 3 maanden aan tentamens heeft besteed. Daarnaast kan over een jaar in redelijkheid gerekend worden op een maand vrije dagen en vakantie. Het werk voor het project blijkt in acht maanden te zijn voltooid. Dat is de nominale tijdsduur die daarvoor in het onderwijsprogramma is opgenomen en een klacht daarover is niet gegrond.

Over het punt van slechte begeleiding en onheuse behandeling merkt verzoeker op dat die zich uitte in steeds nieuwe verbeteringen van zijn werk. Docent Z geeft aan dat er zich problemen voordeden in het onderlinge begrip. De relatie tussen verzoeker en docent Y was niet optimaal.

Resumerend kan worden geconcludeerd dat verzoeker in een acceptabele tijdsduur is afgestudeerd, op een niveau dat volgens de begeleiders niet gemakkelijk had kunnen worden verbeterd door een ruimere tijdsinvestering, die verzoeker overigens ook niet nagestreefde. Er is zonder twijfel sprake van strubbelingen en misverstanden onder meer blijkend uit de negatieve interpretatie van verzoeker van het feit dat hij sleutel en pas moest inleveren.

Voor een deel verstoorde verhoudingen zijn te betreuren, maar er is niet gebleken van feiten of omstandigheden die duiden op verkeerde beslissingen of handelingen. Dit deel van de klacht is niet gegrond.
Advies

De faculteit stelt zich in zijn regelingen en gedrag ruimhartig op als zij studenten toestaat om studieonderdelen in een zelfgekozen volgorde te doorlopen. Zolang het werk betreft dat binnen de faculteit wordt verricht zijn daar geen problemen mee te verwachten en zo die er al zijn kunnen ze binnen de faculteit worden opgelost. Bij externe projecten kunnen regels en gebruiken anders zijn en betrokkenen zijn daar afhankelijk van. Het verdient dan ook aanbeveling studenten en begeleiders hier nadrukkelijk op te attenderen en bij de start van een project concreet aandacht te besteden aan tijdsbesteding en planning die voor het bedrijf en de faculteit acceptabel zijn.

(Deze tekst is een ingekorte versie van het rapport dat de ombudsman voor studenten, drs. W.J.M. Knippenberg, onlangs uitbracht. Het volledige rapport is bij hem opvraagbaar.)

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.