De leerrechtenplannen van staatssecretaris Rutte zijn niet onomstreden. Terecht, gezien de grote nadelen die eraan verbonden zijn. De achterliggende motivatie van zijn beleid, het vergroten van de vraagsturing in het hoger onderwijs, is echter toe te juichen.
Helaas werkt Rutte dit principe halfslachtig uit. Hij kan in één keer de juiste stap maken met het persoonsgebonden budget zoals de Jonge Democraten dat voorstellen. Een systeem dat goed is voor studenten, instellingen en de belastingbetaler.
Universiteiten en hogescholen worden momenteel voor het grootste gedeelte betaald per afgeleverd diploma. Deze zogeheten prestatiebekostiging heeft twee grote nadelen: kwaliteit wordt niet gestimuleerd, en ongemotiveerde, luie tentamenrecidivisten worden niet aangepakt.
Door dit ‘afrekenen per diploma’ zijn instellingen studentenaantallen belangrijker gaan vinden dan het op peil houden van het onderwijsniveau. Hoe strakker een instelling het niveau vasthoudt, hoe moeilijker studenten door het programma te loodsen zijn, en hoe groter de uitval van studenten zal zijn. Als het niveau wordt aangepast op de studenten die een opleiding volgen, kan de instelling een financiële afstraffing voorkomen.
Voor iedere student krijgt een opleiding evenveel geld; zowel de financiering van de overheid als het collegegeld is niet afhankelijk van de prestaties van de student. Dat terwijl overduidelijk is dat studenten die de kantjes ervan af lopen, tentamens zien als oefening in plaats van afsluiting en de collegebanken ideale slaapplaatsen vinden, meer kosten dan studenten die hun best doen een vak in één keer te halen.
Vraagsturing kan deze beide problemen helpen verzachten. In de kern betekent vraagsturing niets anders dan dat de student rechtstreeks voor zijn onderwijs betaalt, en daarvoor een budget van de overheid te besteden krijgt. Dat budget kan niet onbeperkt zijn, omdat er anders geen enkele prikkel is om er bewust mee om te gaan.
Er zijn twee vormen om het budget vorm te geven: door een hoeveelheid leertijd te geven, of een hoeveelheid vakken. In beide gevallen worden instellingen ook betaald voor onderwijs aan studenten die uiteindelijk geen diploma zullen halen, waarmee ze het niveau van de studie op peil kunnen houden.
De inefficiëntie die door luie studenten wordt veroorzaakt kan het beste worden aangepakt met een budget dat uitgaat van vakken of studiepunten.
Rutte wil studenten juist beperken in de tijd die zij over hun studie mogen doen. Daarom wil hij instellingen de mogelijkheid geven het collegegeld drastisch te verhogen, anderhalf jaar na het voorbijstreven van de nominale studieperiode. Hij verwacht dat instellingen daar gebruik van maken, met het argument dat zij financieel gezien anders niets meer van de overheid hoeven te verwachten.
De beperking van de leertijd neemt echter veel flexibiliteit bij studenten weg. Zolang je fulltime studeert is er niets aan de hand, maar als je jezelf buiten je studie wil ontwikkelen door bijvoorbeeld een bestuursfunctie, dan loop je een groot risico dat de studievertraging je uiteindelijk geld gaat kosten. Immers, ook al studeer je maar op halve kracht, je bent toch een volledig jaar aan leerrechten kwijt. Ook worden moeilijke studies hiermee minder aantrekkelijk, omdat het risico daar groter is dat je buiten je eigen schuld studievertraging oploopt.
Met een persoonsgebonden budget kan Rutte zijn idee van vraagsturing overeind houden, zonder dat de flexibiliteit afneemt of moeilijke studies onaantrekkelijker worden. Bij het persoonsgebonden budget krijgt de student een aantal vrij te besteden studiepunten als hij met zijn studie begint. Telkens als wordt deelgenomen aan een tentamen of projectgroep worden er studiepunten afgeschreven van dit budget. Is het budget voortijdig op, bijvoorbeeld doordat een student teveel hertentamens heeft gedaan, dan zal de student dit op eigen kosten moeten aanvullen. Vanzelfsprekend zullen de overheid en de onderwijsinstellingen een beetje extra ruimte moeten bieden, omdat vrijwel niemand volledig nominaal kan studeren, en er ook mogelijkheden voor bij- en keuzevakken moeten zijn.
Deze vorm van vraagsturing zorgt ervoor dat studenten hun studietijd zelf kunnen blijven inrichten. Een bestuursfunctie, een extra stage of het opdoen van buitenlandervaring worden niet meer ontmoedigd door een financiële tik op de vingers. De student betaalt alleen wanneer hij ook kosten oplevert voor de instelling en daarmee uiteindelijk de belastingbetaler: bij het volgen van onderwijs.
Het onderste uit de studiekan halen wordt hiermee gestimuleerd, waardoor het beperkt beschikbare geld voor het hoger onderwijs efficiënter wordt besteed.
De auteur is portefeuillehouder onderwijs van de Jonge Democraten, en derdejaars student technische bestuurskunde aan de TU Delft.
Helaas werkt Rutte dit principe halfslachtig uit. Hij kan in één keer de juiste stap maken met het persoonsgebonden budget zoals de Jonge Democraten dat voorstellen. Een systeem dat goed is voor studenten, instellingen en de belastingbetaler.
Universiteiten en hogescholen worden momenteel voor het grootste gedeelte betaald per afgeleverd diploma. Deze zogeheten prestatiebekostiging heeft twee grote nadelen: kwaliteit wordt niet gestimuleerd, en ongemotiveerde, luie tentamenrecidivisten worden niet aangepakt.
Door dit ‘afrekenen per diploma’ zijn instellingen studentenaantallen belangrijker gaan vinden dan het op peil houden van het onderwijsniveau. Hoe strakker een instelling het niveau vasthoudt, hoe moeilijker studenten door het programma te loodsen zijn, en hoe groter de uitval van studenten zal zijn. Als het niveau wordt aangepast op de studenten die een opleiding volgen, kan de instelling een financiële afstraffing voorkomen.
Voor iedere student krijgt een opleiding evenveel geld; zowel de financiering van de overheid als het collegegeld is niet afhankelijk van de prestaties van de student. Dat terwijl overduidelijk is dat studenten die de kantjes ervan af lopen, tentamens zien als oefening in plaats van afsluiting en de collegebanken ideale slaapplaatsen vinden, meer kosten dan studenten die hun best doen een vak in één keer te halen.
Vraagsturing kan deze beide problemen helpen verzachten. In de kern betekent vraagsturing niets anders dan dat de student rechtstreeks voor zijn onderwijs betaalt, en daarvoor een budget van de overheid te besteden krijgt. Dat budget kan niet onbeperkt zijn, omdat er anders geen enkele prikkel is om er bewust mee om te gaan.
Er zijn twee vormen om het budget vorm te geven: door een hoeveelheid leertijd te geven, of een hoeveelheid vakken. In beide gevallen worden instellingen ook betaald voor onderwijs aan studenten die uiteindelijk geen diploma zullen halen, waarmee ze het niveau van de studie op peil kunnen houden.
De inefficiëntie die door luie studenten wordt veroorzaakt kan het beste worden aangepakt met een budget dat uitgaat van vakken of studiepunten.
Rutte wil studenten juist beperken in de tijd die zij over hun studie mogen doen. Daarom wil hij instellingen de mogelijkheid geven het collegegeld drastisch te verhogen, anderhalf jaar na het voorbijstreven van de nominale studieperiode. Hij verwacht dat instellingen daar gebruik van maken, met het argument dat zij financieel gezien anders niets meer van de overheid hoeven te verwachten.
De beperking van de leertijd neemt echter veel flexibiliteit bij studenten weg. Zolang je fulltime studeert is er niets aan de hand, maar als je jezelf buiten je studie wil ontwikkelen door bijvoorbeeld een bestuursfunctie, dan loop je een groot risico dat de studievertraging je uiteindelijk geld gaat kosten. Immers, ook al studeer je maar op halve kracht, je bent toch een volledig jaar aan leerrechten kwijt. Ook worden moeilijke studies hiermee minder aantrekkelijk, omdat het risico daar groter is dat je buiten je eigen schuld studievertraging oploopt.
Met een persoonsgebonden budget kan Rutte zijn idee van vraagsturing overeind houden, zonder dat de flexibiliteit afneemt of moeilijke studies onaantrekkelijker worden. Bij het persoonsgebonden budget krijgt de student een aantal vrij te besteden studiepunten als hij met zijn studie begint. Telkens als wordt deelgenomen aan een tentamen of projectgroep worden er studiepunten afgeschreven van dit budget. Is het budget voortijdig op, bijvoorbeeld doordat een student teveel hertentamens heeft gedaan, dan zal de student dit op eigen kosten moeten aanvullen. Vanzelfsprekend zullen de overheid en de onderwijsinstellingen een beetje extra ruimte moeten bieden, omdat vrijwel niemand volledig nominaal kan studeren, en er ook mogelijkheden voor bij- en keuzevakken moeten zijn.
Deze vorm van vraagsturing zorgt ervoor dat studenten hun studietijd zelf kunnen blijven inrichten. Een bestuursfunctie, een extra stage of het opdoen van buitenlandervaring worden niet meer ontmoedigd door een financiële tik op de vingers. De student betaalt alleen wanneer hij ook kosten oplevert voor de instelling en daarmee uiteindelijk de belastingbetaler: bij het volgen van onderwijs.
Het onderste uit de studiekan halen wordt hiermee gestimuleerd, waardoor het beperkt beschikbare geld voor het hoger onderwijs efficiënter wordt besteed.
De auteur is portefeuillehouder onderwijs van de Jonge Democraten, en derdejaars student technische bestuurskunde aan de TU Delft.
Comments are closed.