Campus

Stilte in bloemmotief

Langzaam maar zeker verhuist Bouwkunde naar het voormalige hoofdgebouw aan de Julianalaan. Vooraf zag niet iedereen het gebruik van flexibele werkplekken met beperkte kastruimte zitten. Delta peilde de ervaringen van de eerste gebruikers van het pand.

Wie een afspraak heeft bij Bouwkunde, moet dezer dagen geheid zoeken. Als de (tijdelijke) ingangen op het bouwterrein eenmaal zijn gevonden, is het hoofdgebouw zelf met zijn doodlopende vleugels en tussenverdiepingen een waar doolhof. En dan hebben medewerkers ook nog eens geen eigen bureau meer, maar een flexibele werkplek.
Het servicepunt. Een verdwaasd kijkende student met camera. “Ik wilde deze inleveren bij Rob Maas, weet u waar hij zit?” Servicepuntmedewerker: “Ben je al bij zijn bureau geweest?” Student: “Ik weet niet waar hij zit.”
Het is ook zoeken naar docent architectuur Paul Kuitenbrouwer. Hij zit even niet in de ruime, open zaal waar onder meer zijn leerstoel woningbouw huist. Op het secretariaat na oogt de afdeling uitgestorven. De stilteruimte wellicht? Daar is al helemaal niemand te bekennen. Een andere zaal dan, oppert een medewerkster van het secretariaat. Ook niet. Kuitenbrouwer blijkt even naar zijn studenten. Dan maar even wachten in het hippe zitje in de hoek van de zaal.

Heel het pand kent hippe zitjes. Elke afdeling mocht zelf zo’n hoekje met loungestoelen uitzoeken en dat vertaalde zich in een diversiteit aan stijlen. Van paarse stoelen met hoge, sierlijke rugleuningen, tot strakke vierkante fauteuils. Wat opvalt is de ruimte in het pand. Wat vroeger smalle gangen met afgesloten kamertjes waren, zijn nu grote open zalen. Dat komt mede door de vele hoge ramen. En door de opstelling van de werkplekken: in elke hoek is een ‘werkeiland’ gecreëerd waar vier mensen kunnen zitten. Die werkhoeken zijn alleen van elkaar gescheiden door lage kasten. Het resultaat: grote open ruimtes met veel licht.
Na een kwartier komt Kuitenbrouwer zijn afdeling op lopen. “Ik was zo flexibel om eerst even wat anders te doen”, verontschuldigt hij zich. Hij kan nu wat lastig bij zijn spullen komen omdat juist op dit moment een groep buitenlandse studenten een presentatie krijgt op zijn afdeling.

“Voor het schrijven van artikelen zijn er ook stilteplekken”, legt Kuitenbrouwer uit. “Als straks de bibliotheek opengaat kun je daar onderzoekswerk doen. Deze zaal ademt meer een kantoor- of ateliersfeer. Als je geen zin hebt in babbels, kun je naar een stilteplek.”
Behalve door de woorden ‘ssst’ of ‘stilteruimte’ zijn stiltezalen herkenbaar aan de vloerbedekking. Kantoorruimtes hebben een effen felrood, paars of oranje tapijt, stilteruimtes hebben een fleurig bloemmotief.

Architectuur is nu ruim een maand in het voormalige hoofdgebouw gehuisvest en het bevalt Kuitenbrouwer ‘uitstekend’. “Best clean: er hangt nog niets aan de muren. Het heeft ook te maken met de clean desk policy: niemand mag spullen op bureaus achterlaten.” Dat oogt op het steriele af. Juist als er niemand is. Volgens Kuitenbrouwer, die voorheen een kamer met één collega deelde, is zo’n flexplek voor onderzoekers ‘best lastig’. “Je krijgt één plank van 1,20 meter en moet wat selectiever zijn in wat je hier neerzet. Dat heeft te maken met de maximaal toelaatbare vloerbelasting.”
Medewerkers krijgen een sleutel van een lage kast die ze met drie mensen delen. “Je moet met elkaar afspreken dat je die kast afsluit, want je legt je laptop daarin”, zegt Kuitenbrouwer. “Je kunt je computer altijd afsluiten, maar spullen op je bureau laten liggen is je eigen inschatting.” Een barrière tegen diefstal vormt het secretariaat van de afdeling, waar iedereen automatisch langs komt.

Docent multimedia Jan Poot kent die barrière niet. Hij zit een verdieping lager vlakbij een buitendeur. Als hij de deur van ‘zijn’ werkruimte dichttrekt, kan hij er niet meer in. Toegangspasjes werken nog niet feilloos. Hij stelt bezoekjes aan de koffieautomaat en het toilet dan ook bewust uit. Het werkt immers niet fijn als je telkens je computer moet afsluiten en opbergen. “Daarom zoek je toch de bescherming van je groep”, zegt hij.
Als Poot even weg moet, vraagt hij zijn collega een oogje in het zeil te houden. “In de tenten was een collega een laptop kwijt die aan een ketting lag. Nu loopt hier van alles in en uit: studenten, coördinatoren, bouwmedewerkers, mensen van de projectinrichting, mensen die wanden staan af te werken. Begrijp me goed: ik klaag niet, het is een enorme prestatie dat we hier nu zitten. Iedereen doet zijn best.”
Plots kijkt Poot verbaasd de gang in en roept: “Waar is dit voor?” Twee mensen maken verderop foto’s van zijn deur. “Voor de bewegwijzering”, antwoordt een van hen.

Door het gebruik van flexplekken heeft Poot wel meer informele contacten met collega’s. “Even snel dingen checken. Superwaardevol. Dat heb ik wel gemist. Ik heb dagen gehad dat ik op vier locaties werkte: het ene moment bij Technische Natuurwetenschappen, vervolgens op de Drebbelweg, ’s avonds bij Civiele Techniek en tussendoor een lunchafspraak.”
Het beleid van een schoon bureau spreekt Poot wel aan. “Het is eigenlijk heel fijn als je je kamer binnenkomt en het is opgeruimd. Als ik kijk naar mijn bureau thuis, zou ik daar ook wel eens een clean desk policy overheen willen laten gaan. Wel kan ik me voorstellen dat als je modellen en tekeningen hebt, je die toch ergens wilt laten.”
Vanwege zijn beperkte kastruimte neemt Poot voortaan alleen nog maar actuele dossiers mee naar het werk. “Laatst had ik een boek bij me dat ik best thuis had kunnen laten. De efficiency moet nog even landen.”
Ondanks deze kinderziektes ziet Poot ook voordelen. “Ik hoorde laatst van bepaalde zaden in de Verenigde Staten die alleen openspringen door branden. Vergelijk dat met Bouwkunde: door zo’n grote gebeurtenis kunnen er ook nieuwe kansen ontstaan.”

Ook Kuitenbrouwer noemt het nieuwe facultair onderkomen een ‘verademing’. “In de tenten was het heel gehorig en moeilijk om je te concentreren. Daar was permanent de luchtverversing aan en als het regende hoorde je heel veel herrie. Ik kwam daar alleen als ik afspraken had en richtte mijn werk zo in dat ik ook thuis kon werken.”
Toch is het nu ook wel eens afzien, erkent Kuitenbrouwer. Zo werd er laatst geboord bij de ramen. Dat geluid ging volgens hem door merg en been. Wellicht zijn zalen daarom nauwelijks bezet.
Mededeling op een A4-tje in een gang, een week later: ‘Geluidsoverlast door heien voor serres aan de oost- en zuidzijde. Probeer een zo rustig mogelijke plek in het gebouw te zoeken of thuis te werken. We adviseren studenten en medewerkers om met een koptelefoon op of met oordopjes in te werken. Oordoppen zijn te verkrijgen bij het servicepunt’.
De oordoppen zijn niet erg in trek, blijkt bij het servicepunt aan het eind (of begin) van de ‘bouwkundestraat’ op de begane grond. Die straat bestaat uit een houten wand waarachter boekhandel Waltman inmiddels een plekje heeft gevonden. Studievereniging Stylos, ict-ondersteuning en een heuse espressobar met eco-koffiebonen volgen nog. In een houten folderzuil liggen inmiddels de eerste interne drukwerken.

Verderop huist de afdeling restauratie RMIT. “Wij hadden voorheen al een grote open plek met doorgebroken kamers”, zegt docent en coördinator Ferruccio Colautti. “Daardoor kun je gemakkelijk met elkaar overleggen. In een grote open ruimte leer je vanzelf je af te sluiten van de omgeving. Met die stilteruimtes gaan we er nu in feite op vooruit.”
Colautti zit met slechts twee mensen in een immense zaal. “Een aantal mensen werkt thuis in verband met geluidsoverlast door de bouwwerkzaamheden. Sommigen zijn nog even op hun andere plek op de campus gebleven.” Feitelijk zit hij nu telkens achter hetzelfde bureau.

Colautti begrijpt dat flexwerken met name voor onderzoekers een hele operatie is met maar één plank voor hun spullen. “Straks krijg je natuurlijk allemaal werkstukken van studenten. Zolang ik plek zie op mijn plank, leg ik het maar neer. Je bouwt langzaam weer een bibliotheek op.”
De bovenste verdieping is de ‘eerstejaarsvloer’. Koortsachtig knippen en plakken honderden eerstejaars studenten hun maquettes in elkaar. Er hangt een welhaast bedwelmende lijmgeur.
Een kleine vijfhonderd studenten kunnen op de eerstejaarsvloer presentatieoefeningen houden en in groepjes werken aan portfolio’s en maquettes. Door de open ruimte ziet iedereen elkaars producten.

Hoewel ontwerpgroepen elk een tafel voor acht tot tien mensen kunnen gebruiken, vindt studente Lizet Krabbenborg dat te krap. “Gelukkig zijn er al twee studenten gestopt. Aan deze tafel kunnen hoogstens zes mensen zitten. Verder bevalt het prima. Er waren maar kleine irritaties, zoals een kopieermachine die niet was aangesloten.”
Ook hier trouwens weer tapijten. Goed tegen galmende akoestiek in hoge ruimtes, maar lastig bij het knutselen aan maquettes. Er liggen veel plakkerige snippers op de vloer. “Eigenlijk zouden ze iets anders dan tapijt moeten leggen”, zegt student Werner Loppies. “De schoonmakers zeuren daar over.”
“In feite hebben we het hier over de discipline van studenten om zelf ook op te ruimen”, zegt Dineke van Bommel van het flexteam. Dit team begeleidt de hele operatie naar het voormalige hoofdgebouw. Medewerkers kunnen elke dag met hun vragen bij het team terecht via het huisvestingsspreekuur of bij flexvraag-bk@tudelft.nl.
Op het spreekuur heeft Van Bommel zelf nog niemand gezien. Misschien komt het doordat het flexteam en de architect presentaties hebben gehouden over de flexplekken. “Wel vragen mensen per mail hoe het zit met de verdeling van de werkplekken.”

Het flexteam kijkt in een aantal onderwijsruimtes nog naar oplossingen voor de akoestiek. “Niet alles kan”, zegt Van Bommel, gezeten naast zo’n twintig brandblusapparaten die wachten op een bestemming. “We komen tweewekelijks bij elkaar om dingen op te lossen, maar moeten wel prioriteiten stellen. We doen er alles aan om het hier aantrekkelijk te maken.”

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.