Campus

Sport

Mark Veenstra van Proteus-Eretes toonde zondagmorgen zijn uitstekende vorm tijdens de Ergohead, een wedstrijd droogroeien over twintig kilometer op het sportcentrum van Amsterdam.

In het herenclubveld was de Delftenaar lang verwikkeld in een virtuele nek-aan-nekrace met David Bostelaar van Pegasus. Zo’n drie minuten voor tijd nam de Proteeër afstand van zijn naaste opponent. Met 5833 meter op de teller bleek hij het hardst geroeid te hebben van iedereen. In december trok Veenstra tijdens het NK indoorroeien de winst ook al naar zich toe.
Terwijl de roeiers elkaar bestreden in een warme overdekte hal, trotseerden zondagmiddag de bikkels van wielervereniging Wtos de ijzige kou in de buitenwereld. Een elftal leden streed om het felbegeerde clubkampioenschap wielercross. Door de regen van zaterdagmiddag en de sneeuw van de daaropvolgende nacht was het drie kilometer lange parkoers in een stuk bos nabij de Ikea veranderd in een met een laagje sneeuw bedekte blubberige massa. De meeste van de deelnemers slaagden er niet in om fietsend de verschillende klimmetjes te nemen. Dat lukte slechts door hun vervoermiddel op de schouder mee te torsen. De speciaal aangelegde trappetjes op het parkoers bleken beter te berijden. Net als vorig jaar pakte Matthijs Gerrits na zes zware ronden de titel door een halve minuut eerder te finishen dan nummer twee, Michiel Brevet. Wouter Been pakte de derde plaats door een eindsprint met Luuc Rutgers in zijn voordeel te beslissen. Bij de vrouwen verscheen evenals vorig jaar slechts één deelneemster aan de start. Dit keer was het Jeltje van der Meulen die zich clubkampioen mocht noemen door de volledige afstand uit te rijden. Zij nam de titel over van de afwezige Debbie Ammerlaan. Een aantal dagen eerder won Van der Meulen het open NK icespeedway, dat georganiseerd werd door de Rijswijkse wielervereniging De Spartaan. Een wielerwedstrijd over een buitenijsbaan van tachtig meter die op speciale mountainbikes met metalen noppen op de wielen werd verreden.
Schaatser Michael Poot kreeg zaterdag eveneens een gouden medaille omgehangen. De civiele techniekstudent toonde zich in Hoorn de beste op het NK supersprint. Na drie eerdere nationale titels was het voor het eerst sinds 2006 dat de 26-jarige sprinter bij deze wedstrijd over tweemaal honderd en tweemaal driehonderd meter weer eens op de hoogste podiumtrede mocht plaatsnemen. Poot pakte de titel vooral door beide ritten over honderd meter te winnen in respectievelijk 9.80 en 9.83 seconden.
Intussen werd er hier en daar weer gewoon gevoetbald. Dat is tenslotte ook een wintersport. Of dat de spelers van Ariston’80 goed bevallen is moet betwijfeld worden. De Delftse studentenploeg hervatte de competitie met een afgetekende 3-0 uitnederlaag tegen medemiddenmoter Hion uit Rotterdam.

Omdat in Delta 12 geen artikelen meer over mijn leerstoel op de opiniepagina stonden, neem ik aan dat de redactie geen publicabele ingezonden stukken meer over deze zaak heeft. Misschien mag ik, als het voornaamste mikpunt van kritiek van Dap Hartmann en recenter ook zijn mede-Delta-columnist Patrick van der Duin, nog één keer proberen duidelijk te maken waar de leerstoel voor staat en wat haar bestaansrecht kan zijn. Ik doe dat vanwege de slechte argumentatie die gebruikt is in deze discussie.

Hartmann maakt zich er het gemakkelijkst van af. ‘Vervang ‘Bijbel’ door ‘smurfen’ en ‘God’ door Peyo’ en je ziet hoe belachelijk dit (nl. reformatorische wijsbegeerte, MdV) is’. In leerboekjes argumentatieleer heet zoiets een drogreden en dit specifieke geval is een variant op de zogenaamde stroman-drogreden. Je vervangt de mening die je bestrijdt door een karikatuur ervan, weerlegt de karikatuur en vervangt in de conclusie weer de karikatuur door de oorspronkelijke opvatting.

In Hartmanns drogreden is de stroman niet eens een echte karikatuur van de opvatting die hij wil weerleggen, maar een daarvan volkomen losstaande term, die alleen gekozen is omdat die de lachlust opwekt. Dat is natuurlijk geen proper redeneren. De correcte conclusie zou zijn dat de leerstoel voor smurfisme moet worden afgeschaft, en die deel ik hartelijk. Maar daar hadden we het, meen ik, niet over.

‘Op de man spelen’ is een andere standaard-drogreden in de handboekjes, die ook uitbundig door Hartmann wordt ingezet. Wie is er nu onwetenschappelijk bezig? Van der Duin brengt het er al niet beter af. Hij schrijft dat ik beweer dat wetenschap is gestoeld op onbewijsbare vooronderstellingen en dat daarmee geloof een wetenschap is geworden. Hoezo dat? In cake zit suiker en daarom is cake suiker. Gooi het maar in mijn pet, collega.

Komisch genoeg meent Van der Duin dat student Leenman mijn colleges niet begrepen heeft, terwijl die nu juist precies weergeeft wat ik in de colleges beweer. Geloof en wetenschap zijn twee verschillende manieren van kennen. Geloofskennis betreft de concrete werkelijkheid zelf, terwijl wetenschappelijke kennis een abstract en vaak ook geïdealiseerd karakter heeft. Beide kunnen zowel descriptief als normatief zijn.

Het verschil zit dus niet in ‘objectief’ versus ‘op goed en kwaad gericht’, zoals Van der Duin beweert. Ethiek is ook op goed en kwaad gericht en het zal Van der Duin door mijn ethiek-collega’s niet in dank afgenomen worden als hij die niet als wetenschap aanvaardt.

Tussen geloof en wetenschap, als twee verschillende vormen van kennis, kunnen wel relaties zijn. Eén daarvan is dat ik als wetenschapper niet toekom met alleen metingen en logica. Ik moet aannamen doen en sommige daarvan zijn achteraf toetsbaar, zoals Van der Duin terecht opmerkt, maar lang niet alle. Ik kan als psycholoog uitgaan van een materialistisch mensbeeld en daar mijn hele onderzoek op baseren, maar of er wel of niet meer dan materie is kan ik ook na mijn onderzoek nog steeds niet bewijzen of weerleggen (hoogstens kan ik constateren dat ik in mijn theorie met materiële verklaringsfactoren toe kan en dat kan heel goed te maken hebben met de beperkingen van die theorie).

Zo is er ook de al eeuwenoude strijd over de vraag of mijn theorieën alleen betrekking kunnen hebben op de waarnemingen (instrumentalisme) of dat ik er ook iets mee over de achterliggende werkelijkheid kan zeggen (realisme). Met andere woorden: bestaan quarks of zijn het slechts hulpmiddelen om de waarnemingen samen te vatten? Beide opvattingen zijn te bewijzen noch te ontkrachten.

Religieus geloof kan invloed hebben op wat ik als aanname wil overnemen en wat niet. Christenen zullen bijvoorbeeld in de eerstgenoemde discussie niet snel opteren voor materialisme, en in de tweede waarschijnlijk eerder voor realisme dan voor instrumentalisme. Hoe genuanceerd dat kan liggen komt in de colleges reformatorische wijsbegeerte aan de orde. Ik hoop dat als de leerstoel ooit verdwijnt dat op betere gronden gebeurt dan de drogredenen die tot nu toe zijn aangevoerd. Tot die tijd hoop ik nog vele studenten als Leenman wat wegwijs te kunnen maken in de filosofische reflectie op de complexe wereld van de wetenschap.

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.