,,Men kan zich afvragen of, en zo ja hoe, de twaio-opleidingen straks bij invoering van de vijfjarige cursusduur voor de eerste fase gecontinueerd moeten worden.’
‘ Rector magnificus Wakker sprak deze woorden een paar weken geleden tijdens een bijeenkomst van het Delfts aio-overleg (DaioO). Ook langs andere weg vernam het DaioO dat het universiteitsbestuur wil nadenken over de toekomst van deze tweejarige ontwerpersopleidingen. En dus schreef het een brief aan het college van bestuur:,,De twaio moet blijven.”
Het vijfde studiejaar lijkt een kwestie die alleen de eerstefase opleiding aangaat. Toch vernemen wij dat serieus wordt nagedacht over het voortbestaan van de tweejarige ontwerpersopleidingen (twaio-opleidingen) binnen de TU. Met als reden: een vijfjarig studieprogramma zou de twaio-opleiding overbodig maken. Het DaioO is het hier niet mee eens.
Er bestaat een fundamenteel verschil tussen een eerste fase ingenieursopleiding en een tweede fase ontwerpersopleiding. Het doel van de eerste fase is het verschaffen van een brede basisopleiding om te functioneren in een breed functiegebied: van onderzoek en ontwerp tot meer bestuurlijke taken. Enige specialisatie vindt plaats binnen het vakgebied tijdens de afstudeerfase. Maar van de zojuist afgestudeerde ingenieur kan niet verwacht worden dat hij als specialist inzetbaar is.
Met het doel specialisten op te leiden (in onderzoeken of ontwerpen), is nu juist de tweede fase in het leven geroepen. In die tweede fase verzorgen de twaio-opleidingen het specialisme ‘ontwerper’. In samenwerking met de industrie, met behulp van cursussen op hoog niveau en door deelname aan ontwerpprojecten waarin ervaring wordt opgedaan, worden de ontwerpbeginselen verder ontwikkeld tot praktisch bruikbare ontwerpkennis. Een twaio-opleiding is ook wezenlijk anders dan een vierjarige aio-opleiding (leidend tot promotie), die opleidt tot zelfstandig wetenschappelijk onderzoeker.
Daarnaast biedt de ontwerpersopleiding, veel meer dan de eerste fase, ruimte voor het werken in een team en in een interdisciplinair verband. Een sterk punt daarbij is dat ook afgestudeerden van andere universiteiten, of van andere studierichtingen, tot de ontwerpersopleidingen worden toegelaten. Hierdoor wordt het blikveld van alle ontwerpers in opleiding verruimd, en de diversiteit onder de afgeleverde ontwerpers bevorderd.
Dit alles geeft de ontwerper een kansrijke positie op de arbeidsmarkt, wat al blijkt uit het feit dat een aantal grote industriële werkgevers in deze tijd van tekort aan arbeidsplaatsen alleen twaio’s en gepromoveerden heeft aangenomen. Sterker nog, op de bedrijvendagen die door het Instituut Vervolgopleidingen (IVO) in Eindhoven voor aio’s georganiseerd worden, blijken bedrijven (ook de grote multinationals) veel meer in twaio’s dan in aio’sgeïnteresseerd.
Studieduur
Een ander argument is meer praktisch. De gemiddelde eerste fase studieduur in Delft is nog nooit beneden de vijf jaar geweest en het lijkt dan ook onwaarschijnlijk dat een extra jaar studie in de eerste fase ook zal betekenen dat voor een heel jaar extra stof zal worden aangeboden. De ontwerpersopleiding duurt echter daadwerkelijk twee volle jaren. Dus zelfs als de inhoudelijke verschillen buiten beschouwing worden gelaten, zal een eventueel extra jaar in de eerste fase de ontwerpersopleiding nooit kunnen vervangen.
De twaio-opleiding is een waardevol onderdeel van het totale TU-pakket, naast de ingenieursopleidingen en de promotie. Dit alles natuurlijk onder de voorwaarde dat van deze opleidingen door de faculteiten serieus werk wordt gemaakt. Sommige faculteiten lijken echter hun twaio-opleidingen te gebruiken om goedkope tijdelijke onderzoekers aan te stellen. Weer anderen nemen alleen twaio’s aan omdat ze dan geld dat uit hun onderzoeksbudget is gesneden weer terugkrijgen. Aan dergelijke praktijken moet zo snel mogelijk een einde komen.
Maar een soms slechte uitvoering kan geen argument zijn tegen het bestaan van twaio-opleidingen in het algemeen. Tenslotte zijn er in Delft (maar ook in Eindhoven en Twente) een aantal die uitstekend draaien en zich verheugen in grote belangstelling, zowel van afgestudeerde eerste fase ingenieurs, als van het bedrijfsleven.
De auteurs zijn bestuursleden van DaioO, het Delfts aio-Overleg.
,,Men kan zich afvragen of, en zo ja hoe, de twaio-opleidingen straks bij invoering van de vijfjarige cursusduur voor de eerste fase gecontinueerd moeten worden.” Rector magnificus Wakker sprak deze woorden een paar weken geleden tijdens een bijeenkomst van het Delfts aio-overleg (DaioO). Ook langs andere weg vernam het DaioO dat het universiteitsbestuur wil nadenken over de toekomst van deze tweejarige ontwerpersopleidingen. En dus schreef het een brief aan het college van bestuur:,,De twaio moet blijven.”
Het vijfde studiejaar lijkt een kwestie die alleen de eerstefase opleiding aangaat. Toch vernemen wij dat serieus wordt nagedacht over het voortbestaan van de tweejarige ontwerpersopleidingen (twaio-opleidingen) binnen de TU. Met als reden: een vijfjarig studieprogramma zou de twaio-opleiding overbodig maken. Het DaioO is het hier niet mee eens.
Er bestaat een fundamenteel verschil tussen een eerste fase ingenieursopleiding en een tweede fase ontwerpersopleiding. Het doel van de eerste fase is het verschaffen van een brede basisopleiding om te functioneren in een breed functiegebied: van onderzoek en ontwerp tot meer bestuurlijke taken. Enige specialisatie vindt plaats binnen het vakgebied tijdens de afstudeerfase. Maar van de zojuist afgestudeerde ingenieur kan niet verwacht worden dat hij als specialist inzetbaar is.
Met het doel specialisten op te leiden (in onderzoeken of ontwerpen), is nu juist de tweede fase in het leven geroepen. In die tweede fase verzorgen de twaio-opleidingen het specialisme ‘ontwerper’. In samenwerking met de industrie, met behulp van cursussen op hoog niveau en door deelname aan ontwerpprojecten waarin ervaring wordt opgedaan, worden de ontwerpbeginselen verder ontwikkeld tot praktisch bruikbare ontwerpkennis. Een twaio-opleiding is ook wezenlijk anders dan een vierjarige aio-opleiding (leidend tot promotie), die opleidt tot zelfstandig wetenschappelijk onderzoeker.
Daarnaast biedt de ontwerpersopleiding, veel meer dan de eerste fase, ruimte voor het werken in een team en in een interdisciplinair verband. Een sterk punt daarbij is dat ook afgestudeerden van andere universiteiten, of van andere studierichtingen, tot de ontwerpersopleidingen worden toegelaten. Hierdoor wordt het blikveld van alle ontwerpers in opleiding verruimd, en de diversiteit onder de afgeleverde ontwerpers bevorderd.
Dit alles geeft de ontwerper een kansrijke positie op de arbeidsmarkt, wat al blijkt uit het feit dat een aantal grote industriële werkgevers in deze tijd van tekort aan arbeidsplaatsen alleen twaio’s en gepromoveerden heeft aangenomen. Sterker nog, op de bedrijvendagen die door het Instituut Vervolgopleidingen (IVO) in Eindhoven voor aio’s georganiseerd worden, blijken bedrijven (ook de grote multinationals) veel meer in twaio’s dan in aio’sgeïnteresseerd.
Studieduur
Een ander argument is meer praktisch. De gemiddelde eerste fase studieduur in Delft is nog nooit beneden de vijf jaar geweest en het lijkt dan ook onwaarschijnlijk dat een extra jaar studie in de eerste fase ook zal betekenen dat voor een heel jaar extra stof zal worden aangeboden. De ontwerpersopleiding duurt echter daadwerkelijk twee volle jaren. Dus zelfs als de inhoudelijke verschillen buiten beschouwing worden gelaten, zal een eventueel extra jaar in de eerste fase de ontwerpersopleiding nooit kunnen vervangen.
De twaio-opleiding is een waardevol onderdeel van het totale TU-pakket, naast de ingenieursopleidingen en de promotie. Dit alles natuurlijk onder de voorwaarde dat van deze opleidingen door de faculteiten serieus werk wordt gemaakt. Sommige faculteiten lijken echter hun twaio-opleidingen te gebruiken om goedkope tijdelijke onderzoekers aan te stellen. Weer anderen nemen alleen twaio’s aan omdat ze dan geld dat uit hun onderzoeksbudget is gesneden weer terugkrijgen. Aan dergelijke praktijken moet zo snel mogelijk een einde komen.
Maar een soms slechte uitvoering kan geen argument zijn tegen het bestaan van twaio-opleidingen in het algemeen. Tenslotte zijn er in Delft (maar ook in Eindhoven en Twente) een aantal die uitstekend draaien en zich verheugen in grote belangstelling, zowel van afgestudeerde eerste fase ingenieurs, als van het bedrijfsleven.
De auteurs zijn bestuursleden van DaioO, het Delfts aio-Overleg.
Comments are closed.