Pats! Ai, dat ging harder dan ik hoopte. Madelon kijkt giechelend om en veinst dat ze m’n hand op haar billen afkeurt. Haar vriendin rolt met haar ogen.
“Volgende keer bij mij thuis”, zeg ik met een knipoog en draai me om. Dit was genoeg OWee voor mij. Ik leeg het halfvolle bierglas in m’n keel, groet de gastheer en smeer ‘m.
Twee weken later beginnen de colleges en ik assisteer bij een derdejaarsvak. Aan de voorste tafel zit een groepje jongens hard te lachen. Ik weet dat drie van hen hoger dan een acht gaan scoren en eentje misschien onvoldoende. Hij steekt z’n vinger op. Via de tassen die op de grond van het lokaal verspreid liggen, worstel ik me een weg naar hem toe. Ik zeg dat entropie een lastig onderwerp is, maar hij laat weten toch de wetenschap niet in te willen. Ik raad hem aan met een vriend van mij te gaan praten. Die is prof en heeft nog wel een gaaf bacheloreindproject voor hem. Dat zal hem wel van gedachten doen veranderen. De hand die ik op z’n schouder leg, doet hem stralen. Dit vak moet hij halen.
Bouwkunde en de Aula zijn nog dicht, dus met de klok van twaalf slenteren ook wij weer naar Industrieel Ontwerpen. De kantine daar is veel smaller en het passief-agressieve dringen werkt op mijn zenuwen. Sinds het begin van de zomer werkt er bij ons een nieuwe masterstudente uit Sudan. Terwijl ik mijn soep afreken, zegt ze vanonder haar hoofddoekje dat ze op zoek is naar een promotieplaats. “Nee hè, dit is de rij voor de chipknip”, verzucht ik. Ze probeert het nog eens. Wat ik haar kan aanraden. Ik antwoord: “Er zijn maar weinig promotieplaatsen en de wetenschap is keihard. Wil je dan niet terug naar Sudan?”
Later die middag, tijdens mijn wekelijkse werkbespreking, merkt mijn supervisor op dat er niet zoveel vrouwelijke professoren zijn. Hij vraagt me waarom er zoveel meisjes uitvallen tijdens hun studie. Ik heb geen idee.
Comments are closed.