De bebouwing in Nederland verandert razendsnel; nu al hebben twee op de drie opdrachten aan architecten op de een of andere manier te maken met veranderingen in al bestaande bebouwing.
Dat vergt intellectuele regie vanuit de wetenschap, zo betoogde prof.dr.ir. Jo Coenen in zijn intreerede als hoogleraar restauratie aan de TU Delft. Op verzoek van Delta vatte Coenen zijn visie samen.
Nu de actuele bouwpraktijk meer dan ooit overschaduwd wordt door no-nonsense pragmatiek van management over tijd, geld, claims en dubbelchecks, nu de architect-kunstenaar aanstellerig en hyperventilerend in zijn eigen netten verstrikt raakt, verbleekt tegelijkertijd onze kennis van de bouwkunst en verdampt de positie van het bouwmeesterschap. Terwijl er minutieus en zorgzaam wordt gewerkt aan talloze historisch monumentale objecten zijn elders branden te blussen van onmetelijke omvang. De grote aandacht voor het object ten behoeve van het laten doorklinken van historie, zou men tevens wensen voor de talrijke interventies aan al onze historische binnensteden, maar ook voor de haast ongemerkte transformaties van het Nederlandse silhouet waar historische vergezichten, landschappen, stads- en dorpssilhouetten dagelijks onder vuur liggen. Samenhangende en coherente plannen daarvoor zie ik niet lukken, zowel overheid als markt nemen deze punten niet van harte op. Waar zijn de opdrachtgevers voor dit grandioze vacuúm? Ik zie nog slechts de Academische Orde als de laatste niche om deze problematiek grondig aan de orde te stellen, te analyseren en met adequate antwoorden te bejegenen. In dit bolwerk van rationalisme te spreken over de kunst, de kunst van de versmelting, wordt wellicht gezien als naïeve waaghalzerij en desondanks zie ik het als startpunt voor mijn opgave om dit prachtige vakgebied te continueren en hier en daar te transformeren.
Tweederde van de bouwopgaven zal bestaan uit transformatieopgaven en wel op alle schaalniveaus. Deze verandering in het werkterrein van de architect en andere ruimtelijke ontwerpers is onderdeel van ingrijpende wijzigingen van de beroepspraktijk. Restauratie schiet op dit moment zijn doel voorbij wanneer zij in hoofdzaak wordt vereenzelvigd met de minutieuze bemoeienis met het monument. De aandacht voor dit aspect moet natuurlijk blijven, maar moet worden verbreed. Deze noodzaak tot verbreding vindt zijn oorsprong in het onvermijdelijk op ons afkomende vraagstuk van hergebruik van oude gebouwen, maar ook in waarnemingen in het land. Kijk met Google Earth naar Nederland, wat zien we? Van Bergen op Zoom tot Den Helder transformeren de landschappen en de steden. Het geroemde silhouet van de Nederlandse steden en dorpen is ingrijpend aan het verschieten. De aantasting hiervan is wat mij betreft even erg als dat van een enkelvoudig monument.
Toch denk ik zo langzamerhand, en steeds meer mensen met mij: als we de voortdurende transformatie op een waardevolle manier willen invoegen in ons land, dan moet de ruimtelijke hoofdstructuur van dit land worden geschetst. Maar we komen daar niet aan toe, zelfs niet aan een minimum.
De ruimtelijke samenhang is het kind van de rekening; onsamenhangendheid overkomt ons. Kijk naar de bedrijfsdozen langs de snelwegen. Binnen het bestaande systeem hebben we het schaalniveau van de ruimtelijke planvorming van Nederland door de vingers laten glippen en dat kunnen we niet laten gebeuren. Niet alleen vanwege de teloorgang van de rijke planningstraditie van ons land, maar ook vanwege het strategische en vitale belang van schoonheid voor Nederland. In een land met een kwetsbare rechte horizon die niet kan terugvallen op uitgestrekte ongerepte natuurgebieden zijn alle zichtbare cultuuruitingen, waaronder ook het open polderlandschap en de steden, essentieel.
Bovenstaande constateringen leiden tot de noodzaak van verbreding en herdefiniëring en dit moet bij uitstek gebeuren op een universiteit. Het vraagt om wetenschappelijke onderzoeksmethoden en een brede oriëntatie op vragen uit de praktijk. Dit laatste krijgt gestalte door de oprichting van het kenniscentrum RMIT. Doel van het kenniscentrum is het bevorderen van multidisciplinair onderzoek, productontwikkeling en kennisuitwisseling op het gebied van modificatie, interventie en transformatie van de gebouwde omgeving.
Belangrijk is het denken vanuit transformatie en continuïteit. Het denken vanuit het bestaande en daar het nieuwe op laten aansluiten. Liefde voor de bouwkunst is van alle tijden en ook nu bestaat daar enorme behoefte aan. Waar staan we? Waarom hebben we een radeloos gevoel als ons gevraagd wordt naar de stad van de toekomst? In de eerste helft van de vorige eeuw werd daar nog op een hoopvolle manier over gesproken. De nieuwe technieken werden als een uitdaging tegemoet getreden. Nu schamen we ons ervoor. Ons eigen zelfvertrouwen in wat we maken is verdampt en als overreactie willen we alles behouden, conserveren met een nieuwe plastic huid eromheen. De tendentie tot een geliktheid van het monument is haast politioneel te noemen, een ontsnappingspoging uit de tijd, maar we weten dat dat niet gaat lukken. Door de opgave te verruimen kunnen we de boog ontspannen. Want het gaat daarentegen veeleer om levend hergebruik, zoals de stenen van de Via Appia een doorlopende gedaanteverandering in de tijd te zien geven, waarin nog altijd de hele geschiedenis van de weg doorklinkt.
Prof.dr.ir. J.M.J. (Jo) Coenen (1949) is oud-Rijksbouwmeester, hoogleraar restauratie bij Bouwkunde en voorzitter van het kenniscentrum RMIT. Tevens is hij ontwerper van onder meer het Nederlands Architectuurinstituut in Rotterdam en de Kunstcluster te Tilburg.
Nu de actuele bouwpraktijk meer dan ooit overschaduwd wordt door no-nonsense pragmatiek van management over tijd, geld, claims en dubbelchecks, nu de architect-kunstenaar aanstellerig en hyperventilerend in zijn eigen netten verstrikt raakt, verbleekt tegelijkertijd onze kennis van de bouwkunst en verdampt de positie van het bouwmeesterschap. Terwijl er minutieus en zorgzaam wordt gewerkt aan talloze historisch monumentale objecten zijn elders branden te blussen van onmetelijke omvang. De grote aandacht voor het object ten behoeve van het laten doorklinken van historie, zou men tevens wensen voor de talrijke interventies aan al onze historische binnensteden, maar ook voor de haast ongemerkte transformaties van het Nederlandse silhouet waar historische vergezichten, landschappen, stads- en dorpssilhouetten dagelijks onder vuur liggen. Samenhangende en coherente plannen daarvoor zie ik niet lukken, zowel overheid als markt nemen deze punten niet van harte op. Waar zijn de opdrachtgevers voor dit grandioze vacuúm? Ik zie nog slechts de Academische Orde als de laatste niche om deze problematiek grondig aan de orde te stellen, te analyseren en met adequate antwoorden te bejegenen. In dit bolwerk van rationalisme te spreken over de kunst, de kunst van de versmelting, wordt wellicht gezien als naïeve waaghalzerij en desondanks zie ik het als startpunt voor mijn opgave om dit prachtige vakgebied te continueren en hier en daar te transformeren.
Tweederde van de bouwopgaven zal bestaan uit transformatieopgaven en wel op alle schaalniveaus. Deze verandering in het werkterrein van de architect en andere ruimtelijke ontwerpers is onderdeel van ingrijpende wijzigingen van de beroepspraktijk. Restauratie schiet op dit moment zijn doel voorbij wanneer zij in hoofdzaak wordt vereenzelvigd met de minutieuze bemoeienis met het monument. De aandacht voor dit aspect moet natuurlijk blijven, maar moet worden verbreed. Deze noodzaak tot verbreding vindt zijn oorsprong in het onvermijdelijk op ons afkomende vraagstuk van hergebruik van oude gebouwen, maar ook in waarnemingen in het land. Kijk met Google Earth naar Nederland, wat zien we? Van Bergen op Zoom tot Den Helder transformeren de landschappen en de steden. Het geroemde silhouet van de Nederlandse steden en dorpen is ingrijpend aan het verschieten. De aantasting hiervan is wat mij betreft even erg als dat van een enkelvoudig monument.
Toch denk ik zo langzamerhand, en steeds meer mensen met mij: als we de voortdurende transformatie op een waardevolle manier willen invoegen in ons land, dan moet de ruimtelijke hoofdstructuur van dit land worden geschetst. Maar we komen daar niet aan toe, zelfs niet aan een minimum.
De ruimtelijke samenhang is het kind van de rekening; onsamenhangendheid overkomt ons. Kijk naar de bedrijfsdozen langs de snelwegen. Binnen het bestaande systeem hebben we het schaalniveau van de ruimtelijke planvorming van Nederland door de vingers laten glippen en dat kunnen we niet laten gebeuren. Niet alleen vanwege de teloorgang van de rijke planningstraditie van ons land, maar ook vanwege het strategische en vitale belang van schoonheid voor Nederland. In een land met een kwetsbare rechte horizon die niet kan terugvallen op uitgestrekte ongerepte natuurgebieden zijn alle zichtbare cultuuruitingen, waaronder ook het open polderlandschap en de steden, essentieel.
Bovenstaande constateringen leiden tot de noodzaak van verbreding en herdefiniëring en dit moet bij uitstek gebeuren op een universiteit. Het vraagt om wetenschappelijke onderzoeksmethoden en een brede oriëntatie op vragen uit de praktijk. Dit laatste krijgt gestalte door de oprichting van het kenniscentrum RMIT. Doel van het kenniscentrum is het bevorderen van multidisciplinair onderzoek, productontwikkeling en kennisuitwisseling op het gebied van modificatie, interventie en transformatie van de gebouwde omgeving.
Belangrijk is het denken vanuit transformatie en continuïteit. Het denken vanuit het bestaande en daar het nieuwe op laten aansluiten. Liefde voor de bouwkunst is van alle tijden en ook nu bestaat daar enorme behoefte aan. Waar staan we? Waarom hebben we een radeloos gevoel als ons gevraagd wordt naar de stad van de toekomst? In de eerste helft van de vorige eeuw werd daar nog op een hoopvolle manier over gesproken. De nieuwe technieken werden als een uitdaging tegemoet getreden. Nu schamen we ons ervoor. Ons eigen zelfvertrouwen in wat we maken is verdampt en als overreactie willen we alles behouden, conserveren met een nieuwe plastic huid eromheen. De tendentie tot een geliktheid van het monument is haast politioneel te noemen, een ontsnappingspoging uit de tijd, maar we weten dat dat niet gaat lukken. Door de opgave te verruimen kunnen we de boog ontspannen. Want het gaat daarentegen veeleer om levend hergebruik, zoals de stenen van de Via Appia een doorlopende gedaanteverandering in de tijd te zien geven, waarin nog altijd de hele geschiedenis van de weg doorklinkt.
Prof.dr.ir. J.M.J. (Jo) Coenen (1949) is oud-Rijksbouwmeester, hoogleraar restauratie bij Bouwkunde en voorzitter van het kenniscentrum RMIT. Tevens is hij ontwerper van onder meer het Nederlands Architectuurinstituut in Rotterdam en de Kunstcluster te Tilburg.
Comments are closed.