Universiteiten met bijzonder goed onderwijs moeten in de toekomst meer overheidsgeld krijgen dan degenen die het er minder goed van af brengen. Minister Ritzen werkt op dit ogenblik aan een plan waarin dit uitgangspunt is verwerkt.
br />
Ritzen wil het geld dat hij voor het gehele wetenschappelijke onderwijs beschikbaar heeft op een nieuwe manier verdelen over de afzonderlijke universiteiten. Tot nu toe was het aantal studenten een belangrijke maatstaf voor het bedrag dat een universiteit kreeg.
Van die regel wil Ritzen af, zo kondigde hij anderhalf jaar geleden al aan. Maar het overleg daarover met de vereniging van universiteiten, de VSNU, is nog niet op gang gekomen. Wel heeft de minister de afgelopen maanden bij diverse universiteiten ballonnetjes opgelaten.
Dat universiteiten die een goede onderwijskwaliteit leveren extra geld krijgen, is één van de gedachten die Ritzen wil uitwerken. De minister zei dat deze week na afloop van een bijeenkomst van het Kennisdebat in Maastricht. Hij wil uitgaan van de oordelen van de visitatiecommissies die nu elke opleiding eens in de vijf jaar evalueren. Die commissies zouden in de toekomst expliciet vergelijkende oordelen moeten uitspreken.
Ritzen ziet in zijn plan om kwaliteit te belonen een oplossing voor de problemen waarin bijvoorbeeld de Universiteit Maastricht kan terechtkomen. Die trekt steeds meer studenten, maar krijgt daarvoor geen extra geld. Volgens Ritzen heeft Maastricht de toenemende stroom studenten te danken aan de kwaliteit die ze levert en zou ze dáárvoor – en niet voor de toestroom zelf – beloond moeten worden.
Voorzitter Meijerink van de VSNU ziet weinig in het idee van Ritzen en vindt het in ieder geval voorbarig. Volgens hem moet het overleg eerst gaan over de grote lijnen van de verdelingsregels en over het stelsel van kwaliteitszorg. Daarover moet helderheid komen voordat het kan gaan over de consequenties van kwaliteitsoordelen.
(HOP/H.Ob.)
Universiteiten met bijzonder goed onderwijs moeten in de toekomst meer overheidsgeld krijgen dan degenen die het er minder goed van af brengen. Minister Ritzen werkt op dit ogenblik aan een plan waarin dit uitgangspunt is verwerkt.
Ritzen wil het geld dat hij voor het gehele wetenschappelijke onderwijs beschikbaar heeft op een nieuwe manier verdelen over de afzonderlijke universiteiten. Tot nu toe was het aantal studenten een belangrijke maatstaf voor het bedrag dat een universiteit kreeg.
Van die regel wil Ritzen af, zo kondigde hij anderhalf jaar geleden al aan. Maar het overleg daarover met de vereniging van universiteiten, de VSNU, is nog niet op gang gekomen. Wel heeft de minister de afgelopen maanden bij diverse universiteiten ballonnetjes opgelaten.
Dat universiteiten die een goede onderwijskwaliteit leveren extra geld krijgen, is één van de gedachten die Ritzen wil uitwerken. De minister zei dat deze week na afloop van een bijeenkomst van het Kennisdebat in Maastricht. Hij wil uitgaan van de oordelen van de visitatiecommissies die nu elke opleiding eens in de vijf jaar evalueren. Die commissies zouden in de toekomst expliciet vergelijkende oordelen moeten uitspreken.
Ritzen ziet in zijn plan om kwaliteit te belonen een oplossing voor de problemen waarin bijvoorbeeld de Universiteit Maastricht kan terechtkomen. Die trekt steeds meer studenten, maar krijgt daarvoor geen extra geld. Volgens Ritzen heeft Maastricht de toenemende stroom studenten te danken aan de kwaliteit die ze levert en zou ze dáárvoor – en niet voor de toestroom zelf – beloond moeten worden.
Voorzitter Meijerink van de VSNU ziet weinig in het idee van Ritzen en vindt het in ieder geval voorbarig. Volgens hem moet het overleg eerst gaan over de grote lijnen van de verdelingsregels en over het stelsel van kwaliteitszorg. Daarover moet helderheid komen voordat het kan gaan over de consequenties van kwaliteitsoordelen.
(HOP/H.Ob.)
Comments are closed.