Het verloop van de reorganisatie van de ondersteunende diensten wordt niet alleen door de ondersteuners zelf met spanning gevolgd. De reorganisatie betekent een ommezwaai voor de hele universiteit.
Het dikke rapport dat nu op tafel ligt beschrijft niet alleen tot in detail hoe de functiegebieden van de ondersteunende diensten moeten veranderen. Het haalt ook bij onderzoek en opleidingen het nodige overhoop.
De rol van de onderwijsdirecteur is een voorbeeld. “Als je onderwijs serieus neemt, moet je de onderwijsdirecteur meer verantwoordelijkheid geven voor de samenhang, de kwaliteit en de ontwikkeling van het onderwijsprogramma, zegt collegelid Paul Rullmann. “De besluiten van de onderwijsdirecteur moeten van invloed zijn op de verdeling van het budget.” Rullmann is niet bang dat (dominante) decanen en opleidingsdirecteuren gaan botsen. “Tussen die twee functies bestaat wel een gezonde spanning.”
Voor afdelingsvoorzitters gaat ook het een en ander veranderen. Als ze veel leerstoelen en secties onder zich hebben, krijgen ze ondersteuning van een afdelingssecretaris die vooral moet fungeren als ‘praktische’ rechterhand.
De afdelingsvoorzitter zal een belangrijke rol moeten spelen bij het bepalen hoeveel geld en mensen gaan naar onderdelen als ict-ondersteuning, secretariaat, enzovoorts. De afdelingsvoorzitter is bij uitstek geschikt om te bepalen hoe de middelen ter plekke dienen te worden gezet, is de redenering. Tegelijkertijd zal hij natuurlijk te maken krijgen met de forse reducties in personeel bij de ondersteunende diensten.
Er wordt veel van het wetenschappelijk personeel verwacht, zo blijkt uit het rapport. Rullmann: “Met het geld dat de reorganisatie oplevert moet wetenschappelijk personeel beter in staat zijn bepaalde benchmarks te halen, bijvoorbeeld als het gaat om het aantal promoties, ontwerpcertificaten en afgestudeerden.”
Een belangrijke vraag is: hoeveel werk dat nu nog door ondersteuners wordt gedaan zullen de wetenschappers zelf moeten gaan doen? Het rapport is daarover nog ietwat vaag, vindt IJsbrand Haagsma (ondernemingsraad). “Soms rekent men zich iets te makkelijk rijk: die taken hoeven niet meer door ondersteuners te worden gedaan, dat levert weer 10 fte op.”
Rullmann onderschrijft dat de uitvoeringsfase cruciaal is. “De commissie-Zuidervaart stelde destijds terecht: als je die uitvoering niet goed doordacht doet, kan het heel vervelend uitpakken. En dan heb ik het niet alleen over de veranderingen die we doorvoeren, maar ook over de dagelijkse processen die niet in gevaar mogen komen. Een zware operatie als de komende accreditatie voor de opleidingen komt daar nog bovenop.” In het plan is de mogelijkheid ingebouwd om gedurende de reorganisatie tijdelijk extra personeel aan te trekken.
Juist vanwege de risico’s is ook voor de uitvoeringsfase een uitvoerige projectorganisatie op poten gezet, zegt Rullmann, met ‘trekkers’ aan het hoofd en task forces die moeten zorgen dat zaken als nieuwe huisvesting van ondersteunende diensten gladjes verlopen. Maar de ondernemingsraad wil meer helderheid over de implementatiefase.
Het dikke rapport dat nu op tafel ligt beschrijft niet alleen tot in detail hoe de functiegebieden van de ondersteunende diensten moeten veranderen. Het haalt ook bij onderzoek en opleidingen het nodige overhoop.
De rol van de onderwijsdirecteur is een voorbeeld. “Als je onderwijs serieus neemt, moet je de onderwijsdirecteur meer verantwoordelijkheid geven voor de samenhang, de kwaliteit en de ontwikkeling van het onderwijsprogramma, zegt collegelid Paul Rullmann. “De besluiten van de onderwijsdirecteur moeten van invloed zijn op de verdeling van het budget.” Rullmann is niet bang dat (dominante) decanen en opleidingsdirecteuren gaan botsen. “Tussen die twee functies bestaat wel een gezonde spanning.”
Voor afdelingsvoorzitters gaat ook het een en ander veranderen. Als ze veel leerstoelen en secties onder zich hebben, krijgen ze ondersteuning van een afdelingssecretaris die vooral moet fungeren als ‘praktische’ rechterhand.
De afdelingsvoorzitter zal een belangrijke rol moeten spelen bij het bepalen hoeveel geld en mensen gaan naar onderdelen als ict-ondersteuning, secretariaat, enzovoorts. De afdelingsvoorzitter is bij uitstek geschikt om te bepalen hoe de middelen ter plekke dienen te worden gezet, is de redenering. Tegelijkertijd zal hij natuurlijk te maken krijgen met de forse reducties in personeel bij de ondersteunende diensten.
Er wordt veel van het wetenschappelijk personeel verwacht, zo blijkt uit het rapport. Rullmann: “Met het geld dat de reorganisatie oplevert moet wetenschappelijk personeel beter in staat zijn bepaalde benchmarks te halen, bijvoorbeeld als het gaat om het aantal promoties, ontwerpcertificaten en afgestudeerden.”
Een belangrijke vraag is: hoeveel werk dat nu nog door ondersteuners wordt gedaan zullen de wetenschappers zelf moeten gaan doen? Het rapport is daarover nog ietwat vaag, vindt IJsbrand Haagsma (ondernemingsraad). “Soms rekent men zich iets te makkelijk rijk: die taken hoeven niet meer door ondersteuners te worden gedaan, dat levert weer 10 fte op.”
Rullmann onderschrijft dat de uitvoeringsfase cruciaal is. “De commissie-Zuidervaart stelde destijds terecht: als je die uitvoering niet goed doordacht doet, kan het heel vervelend uitpakken. En dan heb ik het niet alleen over de veranderingen die we doorvoeren, maar ook over de dagelijkse processen die niet in gevaar mogen komen. Een zware operatie als de komende accreditatie voor de opleidingen komt daar nog bovenop.” In het plan is de mogelijkheid ingebouwd om gedurende de reorganisatie tijdelijk extra personeel aan te trekken.
Juist vanwege de risico’s is ook voor de uitvoeringsfase een uitvoerige projectorganisatie op poten gezet, zegt Rullmann, met ‘trekkers’ aan het hoofd en task forces die moeten zorgen dat zaken als nieuwe huisvesting van ondersteunende diensten gladjes verlopen. Maar de ondernemingsraad wil meer helderheid over de implementatiefase.
Comments are closed.