Op 10 december start een rechtszaak waarin de Nederlandse staat zich moet verantwoorden voor de Sanctieregeling Iran. Deze regeling is in 2008 in het leven geroepen om te voorkomen dan Iraniërs en Iraanse Nederlanders gevoelige nucleaire informatie in handen kunnen krijgen.
In de praktijk komt de regeling er op neer dat studenten en wetenschappers van Iraanse afkomst bepaalde vakken aan Nederlandse universiteiten niet mogen volgen en geen toegang hebben tot bepaalde locaties, zoals kernreactoren. Een groep Iraanse Nederlanders en de actiegroep Iraanse Studenten menen dat deze sanctieregeling discriminerend is en spanden een rechtszaak aan.
De Delftse wetenschapper Behnam Taebi, promovendus bij de faculteit Techniek, Bestuur en Management, is een van de aanklagers. “Ik vind het discriminerend dat ik als burger niet kan gaan waar ik wil”, zegt Taebi, zelf van Iraanse afkomst. “Ik mag bijvoorbeeld hier in Delft niet in het reactorinstituut van de TU komen. Verder sluit de sanctieregeling Iraanse studenten niet uit van een bepaalde studie, maar wel van het volgen van bepaalde vakken. Daar zitten vakgebieden tussen die hier in Delft belangrijk zijn, waaronder onderdelen van fundamentele natuurkunde en diverse technische vakgebieden.”
Minister Plasterk liet eind vorig jaar nog weten geen reden te zien de regeling ongedaan te maken. “Er is niet één Iraanse student die zich heeft gemeld voor opleidingen waarin met nucleaire kennis wordt gewerkt”, zei hij toen. Taebi kent ook geen concrete gevallen van Iraanse studenten of wetenschappers die ergens geweigerd werden. “Maar dat is omdat wij ons netjes aan de wet houden”, stelt hij. “Het is naar mijn mening ook niet zo dat je op basis hiervan kunt zeggen dat de regeling weinig uithaalt. Hij werkt wel stigmatiserend voor een hele groep mensen. En dat is gevaarlijk. Ik vind het daarom ook erg
mooi dat de rechtszaak dient op 10 december; dat is namelijk de Internationale Dag voor de Rechten van de Mens.”
De actiegroep van burgers met een Iraanse achtergrond staat niet alleen in het protest tegen de sanctie. Deze heeft binnen de hele Nederlandse academische wereld tot commotie geleid. Zo tekenden driehonderd hoogleraren een petitie tegen de maatregel, en stelde de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen dat deze in strijd is met de vrije wetenschapsbeoefening.
Er is ook steun vanuit rechtssociologische hoek. De onlangs benoemde hoogleraar rechtssociologie Ashley Terlouw sprak zich in haar oratie aan de Radboud Universiteit Nijmegen uit tegen de maatregel, die volgens haar gebaseerd is op ‘angst voor mensen met een andere nationaliteit, afkomst of religie’. Hij concludeert dat de maatregel überhaupt niet waterdicht is en dat de schijnveiligheid die de sanctie oproept niet opweegt tegen de negatieve effecten ervan.
Dat is een van de conclusies uit een evaluatie van het vorige Europese kaderprogramma KP6, waarmee van 2002 tot 2006 het Europese onderzoeksgeld werd verdeeld. De bureaucratische rompslomp is zo groot, schrijven de commissieleden, dat nieuwelingen er maar moeilijk hun weg in vinden. Ook bedrijven hebben op deze manier meestal geen zin om mee te doen.
Er zijn bovendien te weinig subsidies beschikbaar; indieners maken welbeschouwd niet zoveel kans. Daardoor werkt het kaderprogramma volgens de commissie ontmoedigend. Er is veel goeds gedaan en mooi onderzoek gesubsidieerd, maar het kan allemaal veel beter.
Vereenvoudiging van de procedures is niet alleen een kwestie van gemak, aldus het rapport. Wil het Europese onderzoeksprogramma werkelijk iets bijdragen aan het niveau van het Europese onderzoek, dan moet de Unie drastische maatregelen nemen. Geen geknutsel meer, maar een radicale herziening is vereist.
De geldverdelers moeten bijvoorbeeld sneller knopen doorhakken. Er gaan momenteel twaalf tot vijftien maanden overheen voordat gesubsidieerde wetenschappers daadwerkelijk hun handtekening onder een contract met de Europese Unie kunnen zetten. En dan mogen ze nog in hun handen knijpen, want in een kwart van de gevallen duurt het langer. “Onder wetenschapsfinanciers is de reactiesnelheid nog net geen internationaal dieptepunt, maar het zit er zeker niet ver vandaan”, merken de commissieleden op. Een halvering van de termijn is vereist, vinden ze.
Verder moet de slagkracht van het programma versterkt worden. Het budget is weliswaar al flink gestegen van 19 miljard euro voor KP6 naar vijftig miljard voor KP7, maar er zou nog eens ‘twee of drie keer’ zoveel geld naartoe moeten, wil Europa op wereldschaal werkelijk iets gaan voorstellen. Dan kan er ook meer ‘kansrijk, maar riskant’ onderzoek worden gesubsidieerd.
Ook moet er extra aandacht naar vrouwen in de wetenschap: bij gelijke geschiktheid liever een vrouw. Zorg in ieder geval dat de statistieken op orde zijn, zodat de Europese Commissie eventueel kan bijsturen als er onvoldoende vooruitgang merkbaar is.
Comments are closed.