De markt is het mooist denkbare coördinatieproces tussen aanbod en vraag, en de democratie is hèt proces voor maatschappelijke besturing.
Niets kan in hun schaduw staan. Beide ideaalbeelden zijn gebaseerd op een vrije keus door souvereine en verantwoordelijke burgers. Maar de werkelijkheid voldoet niet altijd aan deze ideaalbeelden. De armoede in de wereld neemt eerder toe dan af en ooit is Hitler langs democratische verkiezingen aan de macht gekomen. Democratie noch markt bieden garanties voor morele oplossingen of besluiten. Desalniettemin moeten wij voor beide strijden want er is niets beters.
In een van de portretjes van kandidaten voor de u-raad in Delta, signaleert Van Zomeren een ,,moderne trend om de democratie af te schaffen”. Het is mooi dat hij deze bedreiging signaleert, maar jammer dat hij er geen conclusies aan verbindt over het opereren van zijn eigen en andere partijen in de raad.
Dat het afschaffen een reëel gevaar is, blijkt uit een rapport over de bestuurscrisis bij de Rijksuniversiteit Leiden. Het oordeel over het professionele bestuur is vernietigend. Het zou nòg vernietigender zijn geweest wanneer – zogenaamd om de slagvaardigheid te vergroten – meer bevoegdheden geconcentreerd waren geweest bij een zo incompetent bestuur. In de Leidse raad dreven de personeelsgeledingen het conflict onnodig op de spits, maar hebben de studenten, als enigen in dit drama, zich correct en constructief gedragen. Desondanks wordt de oplossing alom gezocht in versterking van de bevoegdheden van de colleges van bestuur en verzwakking van de raden.
Willen wij deze bedreiging weerstaan, dan heeft onze kwakkelende democratie een nieuw medicijn nodig; geen Prozac meer, maar een fikse shot speed.
Hoe groot is de kans hierop?
Klein denk ik, want in het portretje van kandidaat Higler lees ik: ,,Wij hebben het minst expliciete programma, waardoor er de meeste ruimte is voor ideeën van fractieleden.” Is dat democratisch besturen? Weet je zo waarvoor je stemt?
Van alle kandidaten toont Ina Bos-Klunder het meest bestuurlijk inzicht: ,,….als je niet tien jaar vooruit kunt blikken, dan hoor je niet te besturen.” Dàt is een voorkeurstem waard, want besturen is: weten waar je naar toe wilt, vooruit zien, bepalen wat je zal doen om er te komen en controleren of dat wat je gedaan hebt je dichter bij je doel gebracht heeft.
Van dit doelgerichte proces herken ik weinig bij ons zittend universiteitsbestuur en de kandidaten. Alleen van de ‘eindcontrole’ is nog iets – zij het weinig hoopgevends – te herkennen. Misschien, omdat volgens Loes Schutte ,,democratische controle nog steeds keurig in de wet staat, dus daar houden wij het op”. Dat leidt er dan bijvoorbeeld toe dat de raad de studenten en de staf van de faculteit Technische Bestuurskunde in de kou laat staan. Want, zegt een andere kandidaat: ,,De u-raad heeft wel eens tien miljoen gulden bezuinigd door goed na te denken over de nieuwe vleugel voor Technische Bestuurskunde…”Ook de studenten-kandidaten laten het afweten, tot mijn teleurstelling. Uit hun portretjes spreekt meer onderling gekissebis dan toekomstvisie.
Voorwaarden voor goed democratisch bestuur zijn dat het college van bestuur een herkenbare en naar activiteiten vertaalbare visie heeft en dat de verschillende gekozen groeperingen in hun programma’s hun principiële beoordelingscriteria kenbaar maken.
Visie en programma’s, dus criteria, ontbreken echter bij de u-raadsverkiezingen.
Rest het college van bestuur weinig anders dan achter de feiten aan te hollen, en rest de gekozen ‘eindcontroleurs’ weinig anders dan elkaar in de raad vliegen af te vangen en operationele besluiten na te pluizen om de negatieve consequenties voor de eigen achterban te verminderen. Recente voorbeelden hiervan zijn het allocatiemodel en het huurmodel. Beide zijn administratieve oplossingen voor beheerproblemen. Zij waren zó slecht voorbereid dat het college ze niet op detailniveau kon verklaren en verdedigen. Zij hadden nooit in de raad mogen komen. Begrijpelijkerwijs – maar niettemin geheel ten onrechte – heeft de raad zich er moeiteloos toe laten verleiden ze te amenderen. Omdat hier belangenbehartiging centraal staat, wordt een slecht besluit een nog slechter geamendeerd besluit en is de raad gecompromitteerd.
Het heeft geen zin te vragen wie de schuld draagt voor de bestuurlijke catatonie*). Wèl welk medicijn dit kan doorbreken zonder de bedreigde democratie op te offeren. Maar speed zal het niet worden, gezien de gezapige toon van bijvoorbeeld kandidaat Van Zomeren: ,,Ik hoop dat het allemaal goed gaat met de verkiezingen (de democratie dus). Dat zal wel.” Persoonlijk verwacht ik daarentegen dat de universitaire democratie ons binnen enkele jaren ontnomen zal worden, temeer daar onze democraten aan de Prozac lijken te zijn.
*) Catatonie: neurotische toestand waarbij spieren hardnekkig in de positie blijven waarin ze eenmaal gebracht zijn, bepaalde bewegingen herhaald worden e.d. (Van Dale)
De markt is het mooist denkbare coördinatieproces tussen aanbod en vraag, en de democratie is hèt proces voor maatschappelijke besturing. Niets kan in hun schaduw staan. Beide ideaalbeelden zijn gebaseerd op een vrije keus door souvereine en verantwoordelijke burgers. Maar de werkelijkheid voldoet niet altijd aan deze ideaalbeelden. De armoede in de wereld neemt eerder toe dan af en ooit is Hitler langs democratische verkiezingen aan de macht gekomen. Democratie noch markt bieden garanties voor morele oplossingen of besluiten. Desalniettemin moeten wij voor beide strijden want er is niets beters.
In een van de portretjes van kandidaten voor de u-raad in Delta, signaleert Van Zomeren een ,,moderne trend om de democratie af te schaffen”. Het is mooi dat hij deze bedreiging signaleert, maar jammer dat hij er geen conclusies aan verbindt over het opereren van zijn eigen en andere partijen in de raad.
Dat het afschaffen een reëel gevaar is, blijkt uit een rapport over de bestuurscrisis bij de Rijksuniversiteit Leiden. Het oordeel over het professionele bestuur is vernietigend. Het zou nòg vernietigender zijn geweest wanneer – zogenaamd om de slagvaardigheid te vergroten – meer bevoegdheden geconcentreerd waren geweest bij een zo incompetent bestuur. In de Leidse raad dreven de personeelsgeledingen het conflict onnodig op de spits, maar hebben de studenten, als enigen in dit drama, zich correct en constructief gedragen. Desondanks wordt de oplossing alom gezocht in versterking van de bevoegdheden van de colleges van bestuur en verzwakking van de raden.
Willen wij deze bedreiging weerstaan, dan heeft onze kwakkelende democratie een nieuw medicijn nodig; geen Prozac meer, maar een fikse shot speed.
Hoe groot is de kans hierop?
Klein denk ik, want in het portretje van kandidaat Higler lees ik: ,,Wij hebben het minst expliciete programma, waardoor er de meeste ruimte is voor ideeën van fractieleden.” Is dat democratisch besturen? Weet je zo waarvoor je stemt?
Van alle kandidaten toont Ina Bos-Klunder het meest bestuurlijk inzicht: ,,….als je niet tien jaar vooruit kunt blikken, dan hoor je niet te besturen.” Dàt is een voorkeurstem waard, want besturen is: weten waar je naar toe wilt, vooruit zien, bepalen wat je zal doen om er te komen en controleren of dat wat je gedaan hebt je dichter bij je doel gebracht heeft.
Van dit doelgerichte proces herken ik weinig bij ons zittend universiteitsbestuur en de kandidaten. Alleen van de ‘eindcontrole’ is nog iets – zij het weinig hoopgevends – te herkennen. Misschien, omdat volgens Loes Schutte ,,democratische controle nog steeds keurig in de wet staat, dus daar houden wij het op”. Dat leidt er dan bijvoorbeeld toe dat de raad de studenten en de staf van de faculteit Technische Bestuurskunde in de kou laat staan. Want, zegt een andere kandidaat: ,,De u-raad heeft wel eens tien miljoen gulden bezuinigd door goed na te denken over de nieuwe vleugel voor Technische Bestuurskunde…”Ook de studenten-kandidaten laten het afweten, tot mijn teleurstelling. Uit hun portretjes spreekt meer onderling gekissebis dan toekomstvisie.
Voorwaarden voor goed democratisch bestuur zijn dat het college van bestuur een herkenbare en naar activiteiten vertaalbare visie heeft en dat de verschillende gekozen groeperingen in hun programma’s hun principiële beoordelingscriteria kenbaar maken.
Visie en programma’s, dus criteria, ontbreken echter bij de u-raadsverkiezingen.
Rest het college van bestuur weinig anders dan achter de feiten aan te hollen, en rest de gekozen ‘eindcontroleurs’ weinig anders dan elkaar in de raad vliegen af te vangen en operationele besluiten na te pluizen om de negatieve consequenties voor de eigen achterban te verminderen. Recente voorbeelden hiervan zijn het allocatiemodel en het huurmodel. Beide zijn administratieve oplossingen voor beheerproblemen. Zij waren zó slecht voorbereid dat het college ze niet op detailniveau kon verklaren en verdedigen. Zij hadden nooit in de raad mogen komen. Begrijpelijkerwijs – maar niettemin geheel ten onrechte – heeft de raad zich er moeiteloos toe laten verleiden ze te amenderen. Omdat hier belangenbehartiging centraal staat, wordt een slecht besluit een nog slechter geamendeerd besluit en is de raad gecompromitteerd.
Het heeft geen zin te vragen wie de schuld draagt voor de bestuurlijke catatonie*). Wèl welk medicijn dit kan doorbreken zonder de bedreigde democratie op te offeren. Maar speed zal het niet worden, gezien de gezapige toon van bijvoorbeeld kandidaat Van Zomeren: ,,Ik hoop dat het allemaal goed gaat met de verkiezingen (de democratie dus). Dat zal wel.” Persoonlijk verwacht ik daarentegen dat de universitaire democratie ons binnen enkele jaren ontnomen zal worden, temeer daar onze democraten aan de Prozac lijken te zijn.
*) Catatonie: neurotische toestand waarbij spieren hardnekkig in de positie blijven waarin ze eenmaal gebracht zijn, bepaalde bewegingen herhaald worden e.d. (Van Dale)
Comments are closed.