Education

Promoveren bij eigen prof wordt uitzondering

Jonge onderzoekers mogen niet meer blijven plakken bij de eigen faculteit.Om wetenschappelijke inteelt te voorkomen moeten promovendi in principe zoveel mogelijk buiten de eigen universiteit worden geworven.

Nog dit najaar wil de minister daarover harde afspraken maken.

Vorig jaar riep Ritzen de universiteiten op de instroom van ‘vers bloed’ te vergroten door jonge onderzoekers van elders te werven. Hij wilde landelijke afspraken, maar daar is het nog niet van gekomen. In zijn jaarrapport over het wetenschapsbeleid gaat de minister nu een stap verder. Hij wil dat de universiteiten komend jaar al zeventig procent van hun aio’s en beurspromovendi buiten de eigen instelling halen. Ze moeten dit in een gezamenlijk plan vastleggen en in detail over de uitvoering rapporteren.

Volgens Ritzen is het in het buitenland gebruikelijk dat men bij een andere universiteit promotie-onderzoek doet dan waar men is afgestudeerd. Dat geldt zeker voor de Verenigde Staten. Maar in Nederland is mobiliteit tweede keus. Nog geen veertig procent van de studenten verandert tussen studie en promotie van universiteit, blijkt uit nieuw onderzoek. In de techniek, waar aanstaande aio’s vaak uit meerdere plaatsen kunnen kiezen, kiest zelfs maar zestien procent voor een andere universiteit.

In het voorstel van Ritzen moet de reislust van aanstaande aio’s dus bijna verdubbelen. Ook voor andere wetenschappelijke functies wil hij meer externe werving, maar hiervoor noemt hij geen cijfers. De streefcijfers voor aio’s bieden echter al discussiestof genoeg, zo blijkt uit de eerste reacties. De universiteiten zetten vraagtekens bij de haalbaarheid, omdat afgestudeerden zich in een gunstige arbeidsmarkt niet tot verhuizing laten dwingen. Bovendien vinden ze dat de minister hen weer de wet voorschrijft op een terrein dat hun eigen verantwoordelijkheid is.
Thema’s

In zijn rapportage schetst Ritzen verder hoe het gaat met de zeventien onderzoeksthema’s die hij vorig jaar aanwees als prioriteit. Hij vroeg bijvoorbeeld meer aandacht voor internationaal recht, voor transport-onderzoek en ‘sociale cohesie’ en versterking van het informatica-onderzoek. Over veel van deze aanpassingen wordt alleen nog gepraat.

Om de ombuigingen te versnellen, stelt de minister voor enkele thema’s (zoals informatica) een aanloopsubsidie beschikbaar. Tegelijk verhoogt hij de druk op de universiteiten om in beweging te komen. Ritzen wil dat elke instelling hem nog dit jaar een gedetailleerd overzicht stuurt van wat en hoeveel men de komende vijf jaar gaat doen op elk van zijn zeventien prioriteitsgebieden. In toekomstige jaarverslagen moet dan worden verantwoord of die inspanningen zijn waargemaakt.

In een ander begrotingsstuk – het HOOP – maakt Ritzenoverigens duidelijk dat hij afwil van dit soort ,,ingewikkelde en belastende procedures”. In plaats van de universiteiten steeds te moeten vragen om zijn keuzes te volgen, wil hij geleidelijk 500 miljoen gulden van hun budget overhevelen naar de organisatie NWO. Een deel van dat geld dient dan voor landelijke stimulering van top-onderzoek. Om de rest zullen de universiteiten moeten concurreren met projecten die passen bij de ministeriële voorkeuren.
(HOP/FS)

Jonge onderzoekers mogen niet meer blijven plakken bij de eigen faculteit.

Om wetenschappelijke inteelt te voorkomen moeten promovendi in principe zoveel mogelijk buiten de eigen universiteit worden geworven. Nog dit najaar wil de minister daarover harde afspraken maken.

Vorig jaar riep Ritzen de universiteiten op de instroom van ‘vers bloed’ te vergroten door jonge onderzoekers van elders te werven. Hij wilde landelijke afspraken, maar daar is het nog niet van gekomen. In zijn jaarrapport over het wetenschapsbeleid gaat de minister nu een stap verder. Hij wil dat de universiteiten komend jaar al zeventig procent van hun aio’s en beurspromovendi buiten de eigen instelling halen. Ze moeten dit in een gezamenlijk plan vastleggen en in detail over de uitvoering rapporteren.

Volgens Ritzen is het in het buitenland gebruikelijk dat men bij een andere universiteit promotie-onderzoek doet dan waar men is afgestudeerd. Dat geldt zeker voor de Verenigde Staten. Maar in Nederland is mobiliteit tweede keus. Nog geen veertig procent van de studenten verandert tussen studie en promotie van universiteit, blijkt uit nieuw onderzoek. In de techniek, waar aanstaande aio’s vaak uit meerdere plaatsen kunnen kiezen, kiest zelfs maar zestien procent voor een andere universiteit.

In het voorstel van Ritzen moet de reislust van aanstaande aio’s dus bijna verdubbelen. Ook voor andere wetenschappelijke functies wil hij meer externe werving, maar hiervoor noemt hij geen cijfers. De streefcijfers voor aio’s bieden echter al discussiestof genoeg, zo blijkt uit de eerste reacties. De universiteiten zetten vraagtekens bij de haalbaarheid, omdat afgestudeerden zich in een gunstige arbeidsmarkt niet tot verhuizing laten dwingen. Bovendien vinden ze dat de minister hen weer de wet voorschrijft op een terrein dat hun eigen verantwoordelijkheid is.
Thema’s

In zijn rapportage schetst Ritzen verder hoe het gaat met de zeventien onderzoeksthema’s die hij vorig jaar aanwees als prioriteit. Hij vroeg bijvoorbeeld meer aandacht voor internationaal recht, voor transport-onderzoek en ‘sociale cohesie’ en versterking van het informatica-onderzoek. Over veel van deze aanpassingen wordt alleen nog gepraat.

Om de ombuigingen te versnellen, stelt de minister voor enkele thema’s (zoals informatica) een aanloopsubsidie beschikbaar. Tegelijk verhoogt hij de druk op de universiteiten om in beweging te komen. Ritzen wil dat elke instelling hem nog dit jaar een gedetailleerd overzicht stuurt van wat en hoeveel men de komende vijf jaar gaat doen op elk van zijn zeventien prioriteitsgebieden. In toekomstige jaarverslagen moet dan worden verantwoord of die inspanningen zijn waargemaakt.

In een ander begrotingsstuk – het HOOP – maakt Ritzenoverigens duidelijk dat hij afwil van dit soort ,,ingewikkelde en belastende procedures”. In plaats van de universiteiten steeds te moeten vragen om zijn keuzes te volgen, wil hij geleidelijk 500 miljoen gulden van hun budget overhevelen naar de organisatie NWO. Een deel van dat geld dient dan voor landelijke stimulering van top-onderzoek. Om de rest zullen de universiteiten moeten concurreren met projecten die passen bij de ministeriële voorkeuren.
(HOP/FS)

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.