“Kapoeiah… eigenlijk ben ik een prinses”, zegt Emma van drie. “Prinses Alinea.””En ik dan?” vraag ik, haar moeder.
br />
“Nou, jij bent ook een prinses. Prinses Ragozzah.”
Dat lijkt me wel wat, ook al klinkt mijn nieuwe naam als een Israëlische koriandersaus. Het is die grenzeloze heerlijkheid van alles opdromen. Ik kan alles. Hoera!
Emma praat met zichzelf in bad.
Ik zit boven achter de pc wat fragmentjes heen en weer te schuiven van mijn proefschrifthoofdstuk. Dat doe ik al weken. Twintig pagina’s verkruimeld gasbeton is het. Ik stel me voor dat ik onverwachts overlijd, en mijn nabestaanden zich een toegang verschaffen tot het bestand in een poging om mijn diepste zieleroerselen te begrijpen. De halve hoop dat er postuum iets valt te publiceren. Een kwart onderweg klikken ze hoofdschuddend verder. Geen wonder dat het zo lang duurde.
Ik droom dat ik voor de commissie sta. In mijn hoofd gonst al het moois dat de schrijver heeft geproduceerd over wie ik het heb; op papier staan dorre feiten die nergens toe leiden. Ik promoveer hakken over de sloot. Niemand wil literatuurgeschiedenis van mij.
Gelukkig is er ook nog de echte wereld. Als het proefschrift had bestaan in de tijd van Hercules, had hij vast niet de taak gekregen zich ertegen te verdedigen. Soms, als buiten de zon schijnt, schrijf ik opeens van A naar B. Dan zie ik in de verte al het verband naar C. Dan ben ik even Prinses Alinea.
“Kapoeiah… eigenlijk ben ik een prinses”, zegt Emma van drie. “Prinses Alinea.”
“En ik dan?” vraag ik, haar moeder.
“Nou, jij bent ook een prinses. Prinses Ragozzah.”
Dat lijkt me wel wat, ook al klinkt mijn nieuwe naam als een Israëlische koriandersaus. Het is die grenzeloze heerlijkheid van alles opdromen. Ik kan alles. Hoera!
Emma praat met zichzelf in bad.
Ik zit boven achter de pc wat fragmentjes heen en weer te schuiven van mijn proefschrifthoofdstuk. Dat doe ik al weken. Twintig pagina’s verkruimeld gasbeton is het. Ik stel me voor dat ik onverwachts overlijd, en mijn nabestaanden zich een toegang verschaffen tot het bestand in een poging om mijn diepste zieleroerselen te begrijpen. De halve hoop dat er postuum iets valt te publiceren. Een kwart onderweg klikken ze hoofdschuddend verder. Geen wonder dat het zo lang duurde.
Ik droom dat ik voor de commissie sta. In mijn hoofd gonst al het moois dat de schrijver heeft geproduceerd over wie ik het heb; op papier staan dorre feiten die nergens toe leiden. Ik promoveer hakken over de sloot. Niemand wil literatuurgeschiedenis van mij.
Gelukkig is er ook nog de echte wereld. Als het proefschrift had bestaan in de tijd van Hercules, had hij vast niet de taak gekregen zich ertegen te verdedigen. Soms, als buiten de zon schijnt, schrijf ik opeens van A naar B. Dan zie ik in de verte al het verband naar C. Dan ben ik even Prinses Alinea.
Comments are closed.