Vrijwel alle stoelen in het zaaltje zaten vol. Ik hield een presentatie over mijn onderzoek. Het moest een gezellig praatje zijn, had de gastheer mij gevraagd, zonder jargon, toegankelijk voor geïnteresseerden ook buiten mijn vakgebied.
br />
Het was vol, maar stil. Ik begon met een grapje. De helft van de toehoorders glimlachte en de andere helft ging alleen maar norser kijken. Dat zou de rest van de presentatie niet meer veranderen.
Bij de derde slide begon een meneer op de derde rij druk mee te schrijven in zijn schriftje. Tijdens de presentatie keek hij nog nauwelijks op, zo druk had hij het met notuleren. Zijn lichaam schokte mee met zijn driftige geschrijf. Hij ging verzitten, zijn rechterbeen om zijn linkerbeen geslingerd, om zijn knieën optimaal als tafeltje voor zijn schriftje te kunnen gebruiken.
Na afloop keek ik de zaal rond. Waren er nog vragen.
“Jazeker”, zei de man van de derde rij op afgemeten toon. “Of nou ja, vrágen, eerder opmerkingen.”
Er volgde een ten eerste, tweede, derde. Er deugde niet veel van mijn onderzoek, zo moest ik maar eens kijken naar een artikel van zijn hand uit 1996, maar het ergste was dat ik ‘een Nederland’ presenteerde dat onherroepelijk naar de verdommenis zou gaan. Het moment waarin ik een teug adem nam om hem van repliek te dienen, gebruikte hij voor een laatste salvo. Ik moest niet onderschatten hoe gevaarlijk mijn denkbeelden waren. “Uw presentatie getuigt van anarchisme.”
De kwalificatie werd onmiddellijk aangevuld door een andere meneer, aan de rechterzijde van de zaal.
“Amoreel anarchisme.”
De eerste vragensteller knikte instemmend.
“En het getuigt ook van extreem liberalisme”, zei toen een man achterin. De twee eerdere mannen knikten naar elkaar.
Ik had gezelligere praatjes gehouden, zou ik na afloop tegen de gastheer zeggen.
Willemijn Dicke
Vrijwel alle stoelen in het zaaltje zaten vol. Ik hield een presentatie over mijn onderzoek. Het moest een gezellig praatje zijn, had de gastheer mij gevraagd, zonder jargon, toegankelijk voor geïnteresseerden ook buiten mijn vakgebied.
Het was vol, maar stil. Ik begon met een grapje. De helft van de toehoorders glimlachte en de andere helft ging alleen maar norser kijken. Dat zou de rest van de presentatie niet meer veranderen.
Bij de derde slide begon een meneer op de derde rij druk mee te schrijven in zijn schriftje. Tijdens de presentatie keek hij nog nauwelijks op, zo druk had hij het met notuleren. Zijn lichaam schokte mee met zijn driftige geschrijf. Hij ging verzitten, zijn rechterbeen om zijn linkerbeen geslingerd, om zijn knieën optimaal als tafeltje voor zijn schriftje te kunnen gebruiken.
Na afloop keek ik de zaal rond. Waren er nog vragen.
“Jazeker”, zei de man van de derde rij op afgemeten toon. “Of nou ja, vrágen, eerder opmerkingen.”
Er volgde een ten eerste, tweede, derde. Er deugde niet veel van mijn onderzoek, zo moest ik maar eens kijken naar een artikel van zijn hand uit 1996, maar het ergste was dat ik ‘een Nederland’ presenteerde dat onherroepelijk naar de verdommenis zou gaan. Het moment waarin ik een teug adem nam om hem van repliek te dienen, gebruikte hij voor een laatste salvo. Ik moest niet onderschatten hoe gevaarlijk mijn denkbeelden waren. “Uw presentatie getuigt van anarchisme.”
De kwalificatie werd onmiddellijk aangevuld door een andere meneer, aan de rechterzijde van de zaal.
“Amoreel anarchisme.”
De eerste vragensteller knikte instemmend.
“En het getuigt ook van extreem liberalisme”, zei toen een man achterin. De twee eerdere mannen knikten naar elkaar.
Ik had gezelligere praatjes gehouden, zou ik na afloop tegen de gastheer zeggen.
Willemijn Dicke
Comments are closed.