Elke Nederlandse universiteit heeft niet alleen minstens een ‘algemene’ filosoof in het hooglerarencorps, maar ook nog eens drie ‘bijzondere’: een katholieke, een calvinistische en een humanistische hoogleraar wijsbegeerte.
Dat lijkt de militaire dienst wel, met een raadsman voor elke getroubleerde soldaat, keurig ingedeeld naar levensovertuiging. ,,Het laatste restant van de verzuiling? Welnee!” Paul Cliteur wil daar niks van weten. Sinds 1 september is hij bijzonder hoogleraar wijsbegeerte, uitgezonden door het Humanistisch Verbond. ,,Niks verzuiling, het is de toekomst.”
Cliteur heeft trouwens niks tegen ‘moderne’ verzuiling. Het vooroorlogse opdelen van de Nederlandse samenleving in gesegmenteerde groepen is al lang achterhaald. ,,Een oudbakken idee. Kan terug in de mottenballen.”
,,In een moderne vorm komt die verzuiling weer terug. En daar is niks op tegen. We leven tegenwoordig in een pluriforme en multiculturele samenleving, waarin ook plaats is voor hindoes, moslims en andere bevolkingsgroepen. En dat werkt natuurlijk ook door in het onderwijs. Het pluriforme onderwijs leeft sterk op; het gaat zeker aan betekenis winnen. Eh, ja, inderdaad, best kans dat we straks ook een bijzonder hoogleraar voor hindoeïstische en een islamitische wijsbegeerte hebben”, zo voorspelt de bijzonder hoogleraar.
Cliteur (1955) is de derde humanist die in Delft colleges geeft bij Wijsbegeerte en Technische Maatschappijwetenschappen. Hij is de opvolger van prof.dr. W. van Dooren die een jaar geleden overleed. Diens voorganger weer, Libbe van der Wal, was de eerste humanist die, begin jaren vijftig, bijzonder hoogleraar werd; in Delft aan de toenmalige TH.
Heeft het humanisme een speciale boodschap voor techneuten? ,,Nou nee. Het is niet zo dat we het eerst in Delft zijn begonnen vanwege het speciale karakter van een technische universiteit. Aan elke universiteit is er plaats voor een humanistische vorm van bezinning.” Cliteur, die de rest van de werkweek hoofddocent is bij de Rechtenfaculteit in Leiden, denkt wel dat zijn colleges, vergeleken met die van zijn katholieke en reformatorische collega’s, het meest praktisch zijn. En dat is wellicht een pre voor de aankomende ingenieurs.
,,Ik heb geen vaste aanhang. Voor collega Schuurman geldt, denk ik, dat hij steevast de studenten van reformatorische huize in zijn collegebank krijgt. Maar humanisten zijn veel zwakker georganiseerd. Bij mij komen studenten af op de onderwerpen; het merendeel wil van mij onderricht in praktische filosofie. Ik ga in op ethische vragen als: is oorlog gerechtvaardigd, mag je hulp geven bij zelfdoding, moet je ontwikkelingshulp binden aan respect voor mensenrechten, accepteer je vrouwenbesnijdenis? Allemaal onderwerpen die jeook in het Journaal van acht uur tegenkomt en waarop je filosofisch kunt reflecteren.”
Humaniora
,,Dàt is voor mij waar het om gaat in filosofie. Het kritisch nadenken over, of doordenken van praktische problemen. Ik ga dus geen exegetisch commentaar op een stelling van Aristoteles afsteken of me verdiepen in obscure zaken. Wanneer studenten voor het eerst komen, dan hebben ze allemaal al een filosofietje of een levensbeschouwing in zich. En ik wil ze dan graag helpen hun standpunten te articuleren. Een beetje zoals Socrates op de markt in Athene, die ook zijn toehoorders onderwierp aan een spervuur van vragen. Dat is ontwortelend; je ondergraaft hun zekerheden. Maar op de lange duur geeft het mensen zekerheid omdat ze de zaken beter kunnen funderen.”
Zo werkt Cliteur geheel volgens de beginselen van het humanisme: zij die daarvoor belangstelling hebben verdiepen zich in de humaniora en ontwikkelen zich verder tot een ‘beter mens’. Maar – even praktisch – kun je ook door middel van filosofische verdieping een beter ingenieur worden?
,,Nou, laat ik zeggen dat je als wetenschapper er veel aan hebt. Kennis veroudert steeds sneller en dus is het belangrijk dat je in je academische vorming ook leert rekening te houden met de brede context. Dus dat je leert over de grenzen van je eigen vak heen te kijken. Je ziet het ook bij grote juristen of bij grote natuurkundigen; dat zijn mensen die heel breed zijn en boven hun vak uitstijgen.”
Kommer en kwel
Cliteur laat het vak techniekfilosofie aan anderen over. Hij heeft geen bijzondere affiniteit met techniek, maar vindt een vraag als ‘wordt een maatschappelijke ontwikkeling door ideën of door de techniek gestuurd’ zeker interessant. Zijn humanistische invalshoek impliceert dat hij er vertrouwen in heeft dat ‘de mens’ in staat is ontwikkelingen in de hand te houden. Met andere woorden: een humanist beschouwt techniek niet als een autonome kracht die als een geest uit de fles of als een doorgedraaide tovenaarsleerling zich keert tegen de mensheid.
,,Een humanist wil de wereld begrijpen en verklaren vanuit menselijke vermogens en hij vertrouwt erop die wereld in de hand te kunnen houden. Daar hebben we dus geen hogere macht bij nodig. Wij beroepen ons niet op een god en dat houdt in dat wij volledige verantwoordelijkheid nemen voor de ontwikkelingen”, zo legt Cliteur uit.
Vanwege die grondhouding moeten humanisten ook niks hebben van de post-moderne critici die techniek met al zijn schadelijke bijwerkingen zien als een soort onoverkomelijk noodlot, een vernietiging van de natuur en een apocalyptisch einde der tijden. ,,Voor die post-modernen is het allemaal grote droevenis en kommer en kwel dat ons te wachten staat. Daar word je niet vrolijk van. Dat fatalisme en doemdenken is heel lang dominant geweest. Maar de post-moderne kritiek op de Verlichting is een karikatuur; die periode was veel kleurrijker dan zij het voorstellen. Voltaire was geen naïeveoptimist; die zag echt wel de ellende in de wereld. Maar hij had ook het vertrouwen dat je daar iets aan kon dóén.”
,,Kijk, als je het milieuprobleem wilt oplossen, moet je niet bij Heidegger aankloppen; die kan je daar niks over vertellen. Je hebt nu eenmaal van die filosofen die pruttelen maar wat en zitten aan de kant te klagen. Dan heb ik liever te maken met techniek-studenten die menen dat je met techniek het milieuprobleem kunt oplossen.”
Goeroe
Cliteur is overigens zeer tevreden over de groep van dertig studenten die zich uit eigen beweging hebben aangemeld voor het bijvak. ,,Ik was wel een beetje geschrokken van die verhalen over Delftse techneuten die alleen geïnteresseerd zouden zijn in hoeveel ton staal er in een brug gaat. Dat valt dus heel erg mee. Ik heb nu een heel enthousiaste groep. Hoe het moet met de rest van Delft? Nou, als je belangstelling hebt, meld je aan, zou ik zeggen. Ik ben niet van plan als een soort goeroe de boer op te gaan om dolende techneuten te bekeren of zo.”
,,Ik vind het ook wel fascinerend om met deze club iets op te bouwen. In Leiden heb ik, als hoofdddocent bij Rechten, te maken met, eh ja… een massafabriek. Maar in Delft kan ik nu met alle recht praten over mijn studenten. Ze komen puur uit belangstelling. Dat is toch wel een filosofisch ideaal.”
Cliteur: ,,Kennis veroudert steeds sneller”
Elke Nederlandse universiteit heeft niet alleen minstens een ‘algemene’ filosoof in het hooglerarencorps, maar ook nog eens drie ‘bijzondere’: een katholieke, een calvinistische en een humanistische hoogleraar wijsbegeerte. Dat lijkt de militaire dienst wel, met een raadsman voor elke getroubleerde soldaat, keurig ingedeeld naar levensovertuiging. ,,Het laatste restant van de verzuiling? Welnee!” Paul Cliteur wil daar niks van weten. Sinds 1 september is hij bijzonder hoogleraar wijsbegeerte, uitgezonden door het Humanistisch Verbond. ,,Niks verzuiling, het is de toekomst.”
Cliteur heeft trouwens niks tegen ‘moderne’ verzuiling. Het vooroorlogse opdelen van de Nederlandse samenleving in gesegmenteerde groepen is al lang achterhaald. ,,Een oudbakken idee. Kan terug in de mottenballen.”
,,In een moderne vorm komt die verzuiling weer terug. En daar is niks op tegen. We leven tegenwoordig in een pluriforme en multiculturele samenleving, waarin ook plaats is voor hindoes, moslims en andere bevolkingsgroepen. En dat werkt natuurlijk ook door in het onderwijs. Het pluriforme onderwijs leeft sterk op; het gaat zeker aan betekenis winnen. Eh, ja, inderdaad, best kans dat we straks ook een bijzonder hoogleraar voor hindoeïstische en een islamitische wijsbegeerte hebben”, zo voorspelt de bijzonder hoogleraar.
Cliteur (1955) is de derde humanist die in Delft colleges geeft bij Wijsbegeerte en Technische Maatschappijwetenschappen. Hij is de opvolger van prof.dr. W. van Dooren die een jaar geleden overleed. Diens voorganger weer, Libbe van der Wal, was de eerste humanist die, begin jaren vijftig, bijzonder hoogleraar werd; in Delft aan de toenmalige TH.
Heeft het humanisme een speciale boodschap voor techneuten? ,,Nou nee. Het is niet zo dat we het eerst in Delft zijn begonnen vanwege het speciale karakter van een technische universiteit. Aan elke universiteit is er plaats voor een humanistische vorm van bezinning.” Cliteur, die de rest van de werkweek hoofddocent is bij de Rechtenfaculteit in Leiden, denkt wel dat zijn colleges, vergeleken met die van zijn katholieke en reformatorische collega’s, het meest praktisch zijn. En dat is wellicht een pre voor de aankomende ingenieurs.
,,Ik heb geen vaste aanhang. Voor collega Schuurman geldt, denk ik, dat hij steevast de studenten van reformatorische huize in zijn collegebank krijgt. Maar humanisten zijn veel zwakker georganiseerd. Bij mij komen studenten af op de onderwerpen; het merendeel wil van mij onderricht in praktische filosofie. Ik ga in op ethische vragen als: is oorlog gerechtvaardigd, mag je hulp geven bij zelfdoding, moet je ontwikkelingshulp binden aan respect voor mensenrechten, accepteer je vrouwenbesnijdenis? Allemaal onderwerpen die jeook in het Journaal van acht uur tegenkomt en waarop je filosofisch kunt reflecteren.”
Humaniora
,,Dàt is voor mij waar het om gaat in filosofie. Het kritisch nadenken over, of doordenken van praktische problemen. Ik ga dus geen exegetisch commentaar op een stelling van Aristoteles afsteken of me verdiepen in obscure zaken. Wanneer studenten voor het eerst komen, dan hebben ze allemaal al een filosofietje of een levensbeschouwing in zich. En ik wil ze dan graag helpen hun standpunten te articuleren. Een beetje zoals Socrates op de markt in Athene, die ook zijn toehoorders onderwierp aan een spervuur van vragen. Dat is ontwortelend; je ondergraaft hun zekerheden. Maar op de lange duur geeft het mensen zekerheid omdat ze de zaken beter kunnen funderen.”
Zo werkt Cliteur geheel volgens de beginselen van het humanisme: zij die daarvoor belangstelling hebben verdiepen zich in de humaniora en ontwikkelen zich verder tot een ‘beter mens’. Maar – even praktisch – kun je ook door middel van filosofische verdieping een beter ingenieur worden?
,,Nou, laat ik zeggen dat je als wetenschapper er veel aan hebt. Kennis veroudert steeds sneller en dus is het belangrijk dat je in je academische vorming ook leert rekening te houden met de brede context. Dus dat je leert over de grenzen van je eigen vak heen te kijken. Je ziet het ook bij grote juristen of bij grote natuurkundigen; dat zijn mensen die heel breed zijn en boven hun vak uitstijgen.”
Kommer en kwel
Cliteur laat het vak techniekfilosofie aan anderen over. Hij heeft geen bijzondere affiniteit met techniek, maar vindt een vraag als ‘wordt een maatschappelijke ontwikkeling door ideën of door de techniek gestuurd’ zeker interessant. Zijn humanistische invalshoek impliceert dat hij er vertrouwen in heeft dat ‘de mens’ in staat is ontwikkelingen in de hand te houden. Met andere woorden: een humanist beschouwt techniek niet als een autonome kracht die als een geest uit de fles of als een doorgedraaide tovenaarsleerling zich keert tegen de mensheid.
,,Een humanist wil de wereld begrijpen en verklaren vanuit menselijke vermogens en hij vertrouwt erop die wereld in de hand te kunnen houden. Daar hebben we dus geen hogere macht bij nodig. Wij beroepen ons niet op een god en dat houdt in dat wij volledige verantwoordelijkheid nemen voor de ontwikkelingen”, zo legt Cliteur uit.
Vanwege die grondhouding moeten humanisten ook niks hebben van de post-moderne critici die techniek met al zijn schadelijke bijwerkingen zien als een soort onoverkomelijk noodlot, een vernietiging van de natuur en een apocalyptisch einde der tijden. ,,Voor die post-modernen is het allemaal grote droevenis en kommer en kwel dat ons te wachten staat. Daar word je niet vrolijk van. Dat fatalisme en doemdenken is heel lang dominant geweest. Maar de post-moderne kritiek op de Verlichting is een karikatuur; die periode was veel kleurrijker dan zij het voorstellen. Voltaire was geen naïeveoptimist; die zag echt wel de ellende in de wereld. Maar hij had ook het vertrouwen dat je daar iets aan kon dóén.”
,,Kijk, als je het milieuprobleem wilt oplossen, moet je niet bij Heidegger aankloppen; die kan je daar niks over vertellen. Je hebt nu eenmaal van die filosofen die pruttelen maar wat en zitten aan de kant te klagen. Dan heb ik liever te maken met techniek-studenten die menen dat je met techniek het milieuprobleem kunt oplossen.”
Goeroe
Cliteur is overigens zeer tevreden over de groep van dertig studenten die zich uit eigen beweging hebben aangemeld voor het bijvak. ,,Ik was wel een beetje geschrokken van die verhalen over Delftse techneuten die alleen geïnteresseerd zouden zijn in hoeveel ton staal er in een brug gaat. Dat valt dus heel erg mee. Ik heb nu een heel enthousiaste groep. Hoe het moet met de rest van Delft? Nou, als je belangstelling hebt, meld je aan, zou ik zeggen. Ik ben niet van plan als een soort goeroe de boer op te gaan om dolende techneuten te bekeren of zo.”
,,Ik vind het ook wel fascinerend om met deze club iets op te bouwen. In Leiden heb ik, als hoofdddocent bij Rechten, te maken met, eh ja… een massafabriek. Maar in Delft kan ik nu met alle recht praten over mijn studenten. Ze komen puur uit belangstelling. Dat is toch wel een filosofisch ideaal.”
Cliteur: ,,Kennis veroudert steeds sneller”
Comments are closed.