De wereld lijkt zijn einde te naderen: de ene crisis na de andere dient zich aan: kredietcrisis, klimaatcrisis, voedselcrisis. Nieuwe technologie kan bijdragen aan het afwenden van die crises: zonnepanelen voor een duurzame leefwereld, biotechnologie voor een onuitputtelijke voedselvoorraad.
Tegelijkertijd is technologie een aanjager van die crises: vliegtuigen als supervervuilers, digitale infrastructuren als de noodzakelijke voorwaarde voor onnavolgbare kapitaalstromen. Als politici grip willen krijgen op zulke crises, zullen ze grip moeten hebben op nieuwe technologie. En wie kunnen hen daar beter in ondersteunen dan (technische) wetenschappers? Maar hoe krijg je politici zover dat ze naar wetenschappers luisteren?
Vorige week vond een conferentie plaats over de relatie tussen technologie en politiek, georganiseerd door het Rathenau Instituut. Daar passeerden verschillende tactieken de revue.
Als wetenschapper kun je politici de schrik op het lijf jagen door te waarschuwen voor nieuwe, nog onbegrepen risico’s, bijvoorbeeld de risico’s van nanotechnologie. Dit kan heel effectief zijn omdat je dan en passant meteen nieuw geld voor onderzoek naar die onbegrepen risico’s kunt vragen. Echter, politici hebben vaak geen zin om geld uit te geven aan dingen die ze niet eens kunnen zien, laat staan uitleggen aan hun achterban, zoals de tentatieve risico’s van minuscule deeltjes.
Een wetenschapper kan politici ook verleiden met veelbelovende vergezichten. ‘Als iedereen voortaan volgens mijn filosofie ontwerpt, dan zal de milieucrisis weldra opgelost zijn’, of iets in die trant. Dit lijkt de strategie van Michael Braungart, een van de bedenkers van ‘cradle to cradle’. Volgens dit concept zou alles zo ontworpen moeten worden dat elk onderdeel opnieuw gebruikt kan worden, zodat er nooit meer iets weggegooid hoeft te worden. Braungart is een veelgevraagd spreker en er zijn al veel (Nederlandse) overheden die zijn ontwerpfilosofie toepassen. De kern van zijn succes zit in een gebrek aan radicaliteit en een flinke dosis vaagheid. Het lijkt alsof er winst gehaald kan worden zonder pijnlijke keuzes te maken en welke politicus zou dat niet willen? Of het nu iets oplevert of niet, Braungart bereikt in ieder geval veel politici met zijn hippe ontwerpfilosofie.
Braungart is een uitzondering. Doorgaans heeft de individuele wetenschapper bar weinig in te brengen in het politieke landschap, welke strategie hij ook hanteert. Dat komt doordat de individuele politicus zelf ook weinig in te brengen heeft. Politiek bedrijven is een weg zoeken tussen allerlei conflicterende belangen: die van verschillende groepen burgers, van de partij, van het bedrijfsleven, van beroepsgroepen. Wetenschap is slechts een van de vele stemmen die bij de politicus om aandacht schreeuwen. Daarbij hebben politici steeds minder grip op technologie omdat andere partijen hen vaak voor voldongen feiten plaatsen. Belangenorganisaties en bedrijven organiseren zich om technologische revoluties te bewerkstelligen buiten de parlementaire realiteit om. In het buitenland worden de technologieën ontwikkeld die in eigen land verboden zijn. Daarom heeft het eigenlijk weinig zin om je als wetenschapper tot politici te richten. Wanneer je als wetenschapper politieke invloed wil hebben, dan kun je je beter richten op allianties met bedrijven, NGO’s, of buitenlandse collegae, dan op politici.
Lotte Asveld is gepromoveerd bij de sectie filosofie van de faculteit Techniek, Bestuur en Management en werkt nu bij het Rathenau Instituut.
Comments are closed.