An inaugural Biomodd project is underway at TU Delft, merging nature, technology and participatory design.
Around the world, many cultures assume that nature and technology are at odds with one another.
However, according to members of the Biomodd project, based on the interactive design of systems made from old computer parts and biological components, such as plants and aquaria, nature and technology should be synergistic components of integrated and beautiful systems.
TPM faculty students and professors may have noticed that since 3 October, the center of their building has been transformed into a living (literally) art project. Scrap parts from obsolete computers and monitors are being pieced together with tropical plants and algae right before a passerby’s eyes. Anyone who asks what this project is all about will be warmly invited to join in the collaborative design process – as was this reporter.
Biomodd already has other techno-biological symbiotic installations around the world, including in the US, The Philippines, and New Zealand. “Usually we get volunteers, including many specialists in either art or engineering, that just show up and start designing the project with us,” says Al Francis Librero, a Biomodd veteran from their Philippines project. “Despite people’s backgrounds, they usually end up doing a little bit of everything.”
Head artist Angelo Vermeulen, who has presented at the renowned TED conference, preferred that I interview others involved with the project. “The project is participatory, so it’s better if the angle is through others rather than me,” he explained. “Focusing on one artist sends the wrong message about what Biomodd is all about.”
The current project is still being designed, but some already visible components include using ‘waste’ heat from computers to aid in the production of algae culture (the kind used as a biodiesel feedstock) and to create a suitable climate growing tropical plants. Anyone with old computer components is welcome to drop them off, and then see them become part of an interactive art installation. Or, they can stick around and help design the project.
How did the sixth iteration of the Biomodd initiative end up coming to TU Delft?
Professor Frances Brazier, of the Systems Engineering section, invited Biomodd to TU Delft to coincide with her inaugural speech on shaping participation, a new design paradigm. Brazier’s research includes topics such as the inter-organizational collaboration for new product development and agent-based modeling applied to forecasting the deployment of distributed energy generation, among other topics.
For Brazier, who has taught at TU Delft for two years, collaborative system design and innovation lie at the heart of her research, as well as the Biomodd ethos. While the traditional design paradigm is linear, Brazier’s System Engineering section at TPM believes the future of design will be complex and collaborative. Biomodd is the first example of this concept introduced at TU Delft.
One can imagine how the Biomodd process is relevant to how a future power grid, based on many different actors generating their own energy through solar panels, would be ‘designed’ from the bottom up, rather than top down.
The official presentation of Biomodd Delft will be at TPM on Friday, 14 October at 13:00. This will be followed the same day by Professor Brazier’s inaugural speech at TU Delft’s Aula at 15:00. At the reception afterwards, the art installation Tele_Trust by Karen Lanceel and Hermen Maat will be performed. The program is in English.
’Precies om middernacht zorgde ik voor kortsluiting.
Mijn vorige column begon met ‘ik’. Dat hoort niet, zei iemand. Geen idee wie die nonsens heeft verzonnen, maar zelfs de grootste schrijvers hebben ertegen gezondigd. Zoals Multatuli, die zijn Max Havelaar begint met misschien wel de bekendste openingszin uit de Nederlandse literatuur: ‘Ik ben makelaar in koffie, en woon op de Lauriergracht No. 37.’ Ook onvergetelijk, maar niet bepaald van een grote schoonheid is ‘I am an invisible man’, de eerste zin van Invisible Man van Ralph Ellison. Misschien is het
teveel gevraagd om met één enkele zin indruk op de lezer te maken, en zijn er twee zinnen voor nodig. De eerste zin schetst bijvoorbeeld een beeld en de tweede zin contrasteert of relativeert dat beeld. Zoals Bill Bryson, die zijn onvolprezen debuut The Lost Continent opent met: ‘I come from Des Moines. Somebody had to.’ Ook Tropic of Cancer van Henry Miller begint met ‘ik’ en heeft in de derde zin een verrassende wending: ‘I am living at the Villa Borghese. There is not a crumb of dirt anywhere, not a chair misplaced. We are all alone here and we are dead.’ In twee of drie zinnen de aandacht van de lezer grijpen is een knappe prestatie. Zoals het ‘ik’-begin van Dostojevski’s Notes from Underground uit 1864. Ik ken geen Russisch en moet het doen met een vertaling. Helaas worden vertalers per woord betaald, dus tijd om je druk te maken over de mooiste formulering kost geld. Zo vind ik de vertaling van de Everyman’s Library editie: ‘I am a sick man… I am a spiteful man. I am an unattractive man. I think my liver is diseased’ veel beter dan die van Oxford University Press: ‘I am a sick man… I’m a spiteful man. I’m an unattractive man. I think there is something wrong with my liver.’ Die laatste zin is te lang, te wollig (‘something wrong’) en de verkorting van I am tot I’m verbreekt het staccato van de drievoudige repetitie. Nog mooier ware het geweest als er in plaats van ‘unattractive’ een woord van drie lettergrepen was gebruikt. Hoewel ik geen idee heb hoe het er in het Russisch staat, prefereer ik toch de eerste vertaling.
Of openingszinnen ook daadwerkelijk als eerste op papier kwamen, is te zien bij de bestudering van handgeschreven manuscripten. Zoals de Max Havelaar, die aus einem Guss geschreven lijkt te zijn, met geen enkele doorhaling op de eerste pagina. Daarom zijn handgeschreven manu-scripten zo boeiend, omdat je wel kunt doorhalen maar niet deleten. Herman Koch hecht zeer veel belang aan de eerste twee zinnen. In De ideale schoonzoon, een bundeling columns die hij voor het tijdschrift Esta schreef, vertelt hij: ‘Voor mij zijn boeken eigenlijk al af wanneer ik de eerste zin heb. Of beter gezegd: de eerste twee zinnen. In die eerste twee zinnen zit alles wat ik over het boek moet weten. Ik noem dit ook wel het DNA van het boek.’
Gek genoeg lijkt de laatste zin van een boek minder belangrijk. Ik zou er uit mijn hoofd maar één kunnen citeren.
‘Ik kom jullie halen.’
Dap Hartmann is astronoom. Hij werkt als onderzoeker bij de faculteit Techniek, Bestuur en Management.
Comments are closed.