‘Passend promoveren’ schendt de rechtsgelijkheid en sluit niet aan bij de ambities van de universiteit. Volgens Gwen van Eijk, voorzitter van het Promovendi Overleg Delft, genoeg reden om ervan af te zien.
De Vereniging van Nederlandse Universiteiten (VSNU) deed onlangs een voorstel voor ‘passend promoveren’: om meer talenten aan zich te binden moeten universiteiten ‘maatwerk’ aanbieden en promovendi deels als werknemers en deels als (beurs)studenten aanstellen. Volgens de VSNU wordt zo aangesloten bij de praktijk. Nu al is een promovendus in het ene geval vooral onderzoeker, terwijl hij/zij in een ander geval vooral student is.
Nadeel van promovendi-als-werknemer is vooral dat promovendi erg duur zijn, vindt de VSNU. Het zou zich daarnaast slecht verhouden met de bama-PhD-structuur. Hierdoor zou het Nederlandse onderwijsstelsel aansluiting missen bij internationale universiteiten.
Intussen experimenteert de TU Delft al met promovendus-als-student-aanstellingen. De Delft School of Design wil volgend jaar september een ‘promovendi-opleiding’ starten, berichtte Delta onlangs. Overigens hebben veel promovendi aan de TU Delft de facto al de status van student-promovendus. Veel buitenlandse promovendi ontvangen een beurs waarvan het bedrag vaak ver beneden de Nederlandse promovendisalarissen ligt.
Of de TU Delft het VSNU-voorstel zal overnemen, is afwachten. In elk geval kleven er twee ernstige bezwaren aan het VSNU-voorstel die mijns inziens reden zouden moeten zijn ervan af te zien.
Het eerste bezwaar is dat ‘passend promoveren’ de rechtsgelijkheid schendt. De VSNU ziet daar overigens een ‘oplossing’ voor: in het door hen voorgestelde systeem zouden student-promovendi niet dezelfde werkzaamheden gaan verrichten als werknemer-promovendi. Zij zouden bijvoorbeeld geen werkopdrachten mogen aannemen die niet ‘expliciet ten dienste staan van zijn of haar leertraject’. Onder het mom van ‘ervaring opdoen’ zal dat gemakkelijk kunnen worden opgerekt en promotor en promovendus kunnen daarover van mening verschillen.
In dit verband is de vraag van belang wiens taak het wordt de werkzaamheden van de promovendus te bewaken. Nu al blijkt een deel van de promotoren niet uit te blinken in begeleiding. Zullen of kunnen zij voldoende toezicht houden op de werkbelasting van hun promovendi? Het gevaar bestaat dat student-promovendi en werknemer-promovendi in realiteit dezelfde taken verrichten met als enig verschil hun salariëring. We weten hoe het de buitenlandse beurspromovendi vergaat: in alle gevallen doen zijn hetzelfde werk als hun Nederlandse werknemer-collega’s terwijl hun inkomen beduidend lager is. Het is dus zaak eerst supervisie en een mentorsysteem (als onafhankelijke begeleiding) op orde te hebben voordat universiteiten eventueel het promotiestelsel hervormen.
Een tweede bezwaar is dat ‘passend promoveren’ niet aansluit bij de nadruk op transferable skills die promovendi nodig zouden hebben voor een succesvolle carrière buiten de universiteit. Het is algemeen bekend dat het imago van de (werknemer-)promovendus er op dit moment niet een is om mee te koop te lopen. Bedrijven zien promoveren niet als het opdoen van werkervaring en menen dat gepromoveerden gebrekkige communicatievaardigheden hebben, niet gewend zijn in teamverband te werken en te specialistisch zijn. Een belangrijk gemis als men zich realiseert dat tachtig procent van de gepromoveerden op zoek moet naar een baan buiten de universiteit – bij de overheid of in het bedrijfsleven.
Een gedachte-experiment: waar zullen de student-promovendus en de werknemer-promovendus na hun promotie terechtkomen? Het ligt voor de hand aan te nemen dat vooral werknemer-promovendi aantrekkelijk(er) worden voor universiteiten omdat zij onderwijs- en publicatietaken hebben vervuld en daarmee het best zijn voorbereid op een academische carrière. Bovendien is daarvoor een (indrukwekkende) publicatielijst noodzakelijk. Met alleen een proefschrift komt men er tegenwoordig niet meer. Student-promovendi daarentegen zullen niet in aanmerking komen voor de felbegeerde postdoc-plekken en tenure tracks – zij moeten een baan in het bedrijfsleven zoeken. Ze zullen echter meer nog dan huidige promovendi moeite hebben zich te onderscheiden van concurrenten zonder doctorstitel: ze hebben immers evenmin ervaring opgedaan met opdrachtgevers (door middel van contractonderzoek), groepswerken (onderwijs) en complexe zaken toepasbaar maken (valorisatie). Het resultaat zal zijn dat werknemer-promovendi aantrekkelijker en geschikter geacht zullen worden voor zowel universiteiten als bedrijven, terwijl student-promovendi tussen wal en schip vallen.
Een vruchtvoller oplossing biedt uitbreiding van het duale promotietraject waarbij promovendi deels bij de universiteit en deels bij een bedrijf zijn aangesteld. Promovendi verwerven transferable skills terwijl ook de mogelijkheden toenemen om carrière in het bedrijfsleven te maken. Bedrijven nemen immers graag talenten aan die zij al kennen. Hierdoor is het duale promotietraject bij uitstek passend bij de ambities en wensen van zowel universiteit als promovendus als bedrijf.
Gwen van Eijk, voorzitter Promovendi Overleg Delft.
Comments are closed.