Opinion

Pas op voor de verandercultuur

Verschijnt een havist met een verkorte hbo-route even goed voorbereid aan de start van een masteropleiding als de vwo’er die een universitaire bachelor heeft behaald? Prof. Klaas van Breugel betwijfelt het. Een bewerking van het stuk dat hij voor zijn collega’s schreef.

“Alles vloeit”, zei Heraclitus. Hij bedoelde daarmee te zeggen dat alles verandert. Als dat ergens op van toepassing is dan wel op het onderwijs. Veranderingen volgen elkaar in hoog tempo op. Veranderen moet. Het levert winst op. Maar hoe groot is de winst? Scholieren van de middelbare school vragen de minister om meer inhoud in het onderwijs. Hbo’ers die zich aanmelden voor een Delftse master vragen zich bezorgd af of ze ook hier geconfronteerd zullen worden met competentiegericht onderwijs. In januari 2007 vragen het Landelijk Aktiekomitee Scholieren, de Jongerenorganisatie Beroepsonderwijs en de Landelijke Studentenvakbond in een brief aan de staatssecretaris om meer les. Ze willen niet langer proefkonijn zijn van onderwijsvernieuwers. Op 31 januari 2007 wordt in de Tweede Kamer verzocht om een parlementair onderzoek naar het op grote schaal falen van onderwijshervormingen die in de laatste twintig jaar zijn doorgevoerd. De telkens weer beloofde winst blijft uit.

Ook de TU Delft ontkomt niet aan de wet van Heraclitus en de vraag naar de winst van alle veranderingen dringt zich op. Nu is er een categorie mensen die nooit winst ziet en altijd klaagt. Ze klagen over het weer, maar als het klimaat dreigt te veranderen klagen ze nog harder. Aan die categorie is geen eer te behalen, laat staan winst. Als het om klimaatveranderingen gaat moet je, volgens collega Salomon Kroonenberg, de zaak in historisch perspectief zien. Dat lijkt mij ook een goede strategie voor het beoordelen van plannen voor een alternatief hbo-wo-traject. Zo’n dertig jaar geleden konden hts’ers na het behalen van hun ing-diploma een universitaire studie volgen. Voor hen duurde die studie dan vier jaar. Voor het behalen van het ir-diploma hadden ze dan al met al dertien jaar nodig (vijf jaar hbs, vier jaar hts en vier jaar TU). Gymnasiasten hadden elf jaar nodig voor het behalen van de ir-titel (zes jaar gym en vijf jaar TU). Tegenwoordig doet een nominaal studerende student met vooropleiding vwo nog steeds elf jaar over de totale studie (zes jaar vwo, drie jaar bachelor en twee jaar master). Voor deze student is er weinig veranderd. Voor hbo’ers echter des te meer.

Op veel faculteiten is voor hen de nominale verblijfsduur teruggebracht van vier naar 2,5 jaar. Er wordt nu gestudeerd op plannen om via een in het hbo ingedaalde generieke schakelminor nog een half jaar te ‘winnen’. Met zo’n hbo+-opleiding kunnen hbo’ers dan direct de master instromen. In feite wordt hiermee een negenjarige vwo-bacheloropleiding gelijkgesteld aan een negenjarige havo-hbo+-opleiding. Het verschil in cultuur, in kennis, in wetenschappelijke attitude en abstractieniveau tussen beide trajecten is kennelijk te overbruggen met een generieke schakelminor van dertig ects (Europese studiepunten).

Dat hier vragen rijzen, mag toch niemand verbazen. Hoe leggen we dit uit aan visitatiecommissies, die het academische niveau van onze bacheloropleidingen op hun merites hebben beoordeeld? Hoe leggen we dit uit aan studenten, die na het doorlopen van het vwo en onze eigen bachelor straks tot de ontdekking komen dat ze net zo ver zijn als een medestudent die een havo-hbo+-traject heeft gevolgd? Zijn de eindtermen van onze bachelor zo geformuleerd dat die ook te halen zijn met een hbo+-opleiding? Ik vrees overigens dat met de invoering van het major-minorconcept in de bachelor het verschil tussen beide trajecten inderdaad niet meer zo groot zal zijn.

Jarenlang heeft in Amerika de bacheloropleiding van Harvard aan de top gestaan. Kort geleden meldde Wall Street Journal dat Harvard voorbij was gestreefd door Princeton. Princeton had de focus op ‘science’ gehouden, terwijl Harvard meer ruimte aan ‘humanities’ had gegeven. Het artikel suggereert dat daar de verklaring ligt. In 1998 gaf oud-collega Van den Beukel hoog op van Princeton. Een programma en een cultuur gekenmerkt door wetenschappelijke gedrevenheid. Daarmee trek je uiteindelijk aan het langste eind, suggereert Van den Beukel. Nog geen tien jaar later lijken de peilingen het gelijk van Van den Beukel te bewijzen. Als we de effecten van curriculumherzieningen aan de TU Delft in de laatste twintig jaar optellen, wat staat er dan onder de streep? Een vwo-bachelortraject, dat gelijkgeschakeld wordt met een havo-hbo+-traject. Is dit winst? Doet dit recht aan het specifieke van een beroepsopleiding en dat van een universitaire opleiding? Als vwo’ers dit zien, zullen ze dan nog uitgedaagd worden door een Delftse bachelor? Tijd voor een winstwaarschuwing.

Prof.dr.ir.Klaas van Breugel is wetenschappelijk directeur van het Microlab van de sectie civieltechnische materiaalkunde en duurzaam bouwen van de faculteit Civiele Techniek en Geowetenschappen.

“Alles vloeit”, zei Heraclitus. Hij bedoelde daarmee te zeggen dat alles verandert. Als dat ergens op van toepassing is dan wel op het onderwijs. Veranderingen volgen elkaar in hoog tempo op. Veranderen moet. Het levert winst op. Maar hoe groot is de winst? Scholieren van de middelbare school vragen de minister om meer inhoud in het onderwijs. Hbo’ers die zich aanmelden voor een Delftse master vragen zich bezorgd af of ze ook hier geconfronteerd zullen worden met competentiegericht onderwijs. In januari 2007 vragen het Landelijk Aktiekomitee Scholieren, de Jongerenorganisatie Beroepsonderwijs en de Landelijke Studentenvakbond in een brief aan de staatssecretaris om meer les. Ze willen niet langer proefkonijn zijn van onderwijsvernieuwers. Op 31 januari 2007 wordt in de Tweede Kamer verzocht om een parlementair onderzoek naar het op grote schaal falen van onderwijshervormingen die in de laatste twintig jaar zijn doorgevoerd. De telkens weer beloofde winst blijft uit.

Ook de TU Delft ontkomt niet aan de wet van Heraclitus en de vraag naar de winst van alle veranderingen dringt zich op. Nu is er een categorie mensen die nooit winst ziet en altijd klaagt. Ze klagen over het weer, maar als het klimaat dreigt te veranderen klagen ze nog harder. Aan die categorie is geen eer te behalen, laat staan winst. Als het om klimaatveranderingen gaat moet je, volgens collega Salomon Kroonenberg, de zaak in historisch perspectief zien. Dat lijkt mij ook een goede strategie voor het beoordelen van plannen voor een alternatief hbo-wo-traject. Zo’n dertig jaar geleden konden hts’ers na het behalen van hun ing-diploma een universitaire studie volgen. Voor hen duurde die studie dan vier jaar. Voor het behalen van het ir-diploma hadden ze dan al met al dertien jaar nodig (vijf jaar hbs, vier jaar hts en vier jaar TU). Gymnasiasten hadden elf jaar nodig voor het behalen van de ir-titel (zes jaar gym en vijf jaar TU). Tegenwoordig doet een nominaal studerende student met vooropleiding vwo nog steeds elf jaar over de totale studie (zes jaar vwo, drie jaar bachelor en twee jaar master). Voor deze student is er weinig veranderd. Voor hbo’ers echter des te meer.

Op veel faculteiten is voor hen de nominale verblijfsduur teruggebracht van vier naar 2,5 jaar. Er wordt nu gestudeerd op plannen om via een in het hbo ingedaalde generieke schakelminor nog een half jaar te ‘winnen’. Met zo’n hbo+-opleiding kunnen hbo’ers dan direct de master instromen. In feite wordt hiermee een negenjarige vwo-bacheloropleiding gelijkgesteld aan een negenjarige havo-hbo+-opleiding. Het verschil in cultuur, in kennis, in wetenschappelijke attitude en abstractieniveau tussen beide trajecten is kennelijk te overbruggen met een generieke schakelminor van dertig ects (Europese studiepunten).

Dat hier vragen rijzen, mag toch niemand verbazen. Hoe leggen we dit uit aan visitatiecommissies, die het academische niveau van onze bacheloropleidingen op hun merites hebben beoordeeld? Hoe leggen we dit uit aan studenten, die na het doorlopen van het vwo en onze eigen bachelor straks tot de ontdekking komen dat ze net zo ver zijn als een medestudent die een havo-hbo+-traject heeft gevolgd? Zijn de eindtermen van onze bachelor zo geformuleerd dat die ook te halen zijn met een hbo+-opleiding? Ik vrees overigens dat met de invoering van het major-minorconcept in de bachelor het verschil tussen beide trajecten inderdaad niet meer zo groot zal zijn.

Jarenlang heeft in Amerika de bacheloropleiding van Harvard aan de top gestaan. Kort geleden meldde Wall Street Journal dat Harvard voorbij was gestreefd door Princeton. Princeton had de focus op ‘science’ gehouden, terwijl Harvard meer ruimte aan ‘humanities’ had gegeven. Het artikel suggereert dat daar de verklaring ligt. In 1998 gaf oud-collega Van den Beukel hoog op van Princeton. Een programma en een cultuur gekenmerkt door wetenschappelijke gedrevenheid. Daarmee trek je uiteindelijk aan het langste eind, suggereert Van den Beukel. Nog geen tien jaar later lijken de peilingen het gelijk van Van den Beukel te bewijzen. Als we de effecten van curriculumherzieningen aan de TU Delft in de laatste twintig jaar optellen, wat staat er dan onder de streep? Een vwo-bachelortraject, dat gelijkgeschakeld wordt met een havo-hbo+-traject. Is dit winst? Doet dit recht aan het specifieke van een beroepsopleiding en dat van een universitaire opleiding? Als vwo’ers dit zien, zullen ze dan nog uitgedaagd worden door een Delftse bachelor? Tijd voor een winstwaarschuwing.

Prof.dr.ir.Klaas van Breugel is wetenschappelijk directeur van het Microlab van de sectie civieltechnische materiaalkunde en duurzaam bouwen van de faculteit Civiele Techniek en Geowetenschappen.

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.