,,De faculteit waardeert je het meest als je veel papierwerk produceert.” Studieadviseur van Elektrotechniek drs. J.W.P. de Booy signaleert dat de begeleiding van studenten onder druk komt te staan.
Ook het Interstedelijk Studenten Overleg (ISO) concludeert uit zijn recente enquête dat de studiebegeleiding nodig onder de loep genomen moet worden.
Afgelopen december stuurde De Booy zijn jaarverslag over de afgelopen twee studiejaren naar het bestuur van zijn faculteit met de opmerking dat hij steeds minder tijd heeft voor zijn eigenlijke werk. Zijn afdeling moest in de afgelopen twee jaar twee voltijdplaatsen inleveren. ,,Er wordt op de studieadviseurs een appèl gedaan om meer te doen met minder mensen. Er komt steeds meer papierwerk bij: visitaties, evaluaties, voorlichting. Dat betekent dat er steeds minder tijd overblijft voor studiebegeleiding”, aldus De Booy.
Volgens De Booy hebben studenten nog geen nadelige gevolgen ondervonden van het vele andere werk van de studieadviseurs. De Booy: ,,Ik heb nog steeds tijd voor ze, maar je moet schipperen.”
Een oplossing ziet De Booy in het opnieuw bekijken van de werkbelasting van studieadviseurs: ,,Een studiebegeleider moet weten dat hij ‘nee’ kan zeggen tegen een opdracht, ook al is het belangrijk. Zijn superieuren moeten hem erin steunen dat hij een bepaalde hoeveelheid tijd beschikbaar heeft voor studenten en dat andere dingen blijven liggen.”
Uitnodiging
In de landelijke enquête van het ISO geven studenten aan dat ze nooit door een studiebegeleider zijn opgeroepen voor een gesprek. Door organisatorische moeilijkheden vonden de gebruikelijke studievoortgangsgesprekken met eerstejaars bij Elektro vorig jaar geen doorgang. De Booy: ,,Zo’n eerste gesprek is belangrijk als persoonlijke introductie over en weer. De meeste eerstejaars denken dat je pas bij een studiebegeleider langsgaat als je problemen hebt en alles al geprobeerd hebt om die op te lossen. Maar op een uitnodiging komt bijna iedereen. Zo kan ik namens de faculteit betrokkenheid bij de studenten tonen.”
Studieadviseur drs. C. Scheepmaker van Technische Wiskunde en Informatica roept regelmatig studenten op voor een gesprek. ,,Eerstejaars worden, naar gelang hun resultaten, na de tentamens in oktober en januari opgeroepen. De hele groep studenten wordt sowieso in januari gescreend in verband met de prestatiebeurs. En dan nodigen we ook de plotselinge studiestakers en de auditoren uit voor een gesprek”, aldus Scheepmaker.
Het ISO concludeert op grond van de tot nu toe bekende resultaten dat de studiebegeleiders actiever moeten worden. De Booy kaatst de bal echter terug: ,,Studenten hebben de neigingom te vragen naar dingen die ze ook zelf kunnen opzoeken. Of ze willen hun studieplan doorspreken, maar dat moet ik dan wel eerst voor ze opstellen. Studenten kunnen zichzelf ook eens actief opstellen.”
Lacunes
Een derde belangrijke uitkomst van de enquête is dat studenten lacunes signaleren in de kennis van studieadviseurs op het gebied van voor hen geldende onderwijsregelingen. De Booy noch Scheepmaker herkent dit. ,,Je moet weten wat er allemaal speelt. Niet alleen om problemen van individuen op te lossen, maar ook om vooraf te kunnen ingrijpen als een maatregel nadelig uitwerkt voor studenten”, aldus Scheepmaker.
Aan de andere kant hoeft een studieadviseur ook niet alles te weten. De Booy: ,,Ik heb absoluut geen verstand van studiefinanciering. Daar wil ik ook niets van weten. Het is elke dag weer anders, dus dan kan een student het beste aankloppen bij iemand die er alles van weet. Maar studenten houden er niet van om naar iemand anders verwezen te worden.”
Zeker op de TU is dat niet terecht, vindt Scheepmaker: ,,De TU heeft een goed doorverwijssysteem. De universiteit heeft alles zelf in de hand, zoals het studentenadviesbureau en de studentenartsen. Het is niet op elke onderwijsinstelling zo goed geregeld.”
Comments are closed.