De federatie van technische universiteiten in Nederland is sinds afgelopen woensdag een feit. Onder de noemer 3TU gaan de TU Delft, de TU Eindhoven en de Universiteit Twente de concurrentie aan met het buitenland. "We staan nog aan het begin, maar er zit spirit in."
Het heeft even geduurd, maar gisteren was het dan zo ver: drie jaar nadat de plannen voor het eerst op schrift werden gesteld, zetten de voorzitters van de drie technische universiteiten in Nederland hun handtekening onder de Gemeenschappelijke Regeling 3TU.Federatie. Daarmee is de federatie die wordt gevormd door de TU Delft, de TU Eindhoven en de Universiteit Twente een feit.
De stemming zit erin, blijkt in januari al tijdens een rondgang op de drie instellingen langs sleutelfiguren in het integratieproces. “De papieren tijger begint eindelijk te bewegen”, stelt Kees Daleboudt, voorzitter van de ondernemingsraad in Delft, tevreden vast. “We hebben vertrouwen in het proces”, meldt universiteitsraadvoorzitter Dick Meijer vanuit Enschede. En zijn collega in Eindhoven, Laurent Nelissen, meent: “We staan nog aan het begin, maar er zit spirit in.”
Knopen doorhakken
Dat is wel eens anders geweest. Na een ambitieuze start in 2004 zakte het enthousiasme voor de federatievorming begin 2005 volledig weg. De drie universiteiten hadden gehoopt dat hun vooruitstrevende plannen, die 210 miljoen euro moesten gaan kosten, de overheid zouden bewegen tot een flinke subsidie. Maar het ministerie van onderwijs kwam aanvankelijk met ‘slechts’ zes miljoen euro over de brug. Pas nadat de instellingen medio 2005 uitzicht hadden gekregen op nog eens vijftig miljoen, nam de bereidheid om knopen door te hakken weer toe. Dat moest ook wel, want het kabinet stelde als voorwaarde voor de toekenning van het geld dat de federatie er al in 2007 moest zijn, in plaats van in 2010, zoals eerder de bedoeling was.
Vijftig miljoen euro is natuurlijk nog altijd slechts een kleine kwart van wat in 2004 als benodigde geldsom werd becijferd. Toch zijn de betrokkenen bij de officiële start optimistisch over wat de federatie kan gaan betekenen. Dat komt onder meer, zo legt beleidsmedewerker Ben Donders (Eindhoven) uit, doordat de samenwerking ook geld binnen brengt ‘dat niet direct een 3TU-label heeft’. “Neem de smartmix van de ministeries van onderwijs en economische zaken. Dat zijn subsidiegelden die worden toegekend aan samenwerkingsverbanden. De drie TU’s zijn betrokken bij de helft van de zestien projectvoorstellen die verder mogen worden uitgewerkt. Ik weet zeker dat het feit dat wij gezamenlijk in zulke projecten meedoen, een pre is bij de beoordeling door OCW/EZ.”
Europese topspeler
Ook Hans van Luijk, collegevoorzitter in Delft, is positief gestemd over de impact die het samenwerkingsverband kan hebben. “Financieel gezien is vijftig miljoen weinig, maar qua organisatieontwikkeling zet dat geld toch veel in beweging. Zonder die startsubsidie zouden we de centers of excellence – een concrete mijlpaal – nooit zo snel hebben kunnen opzetten. Zo bezien is die vijftig miljoen een heel belangrijke injectie.”
Zijn collega in Twente, Anne Flierman, denkt overigens dat er nog wel meer in het vat zit. “Wij zijn nu aan zet om te laten zien: de federatie werkt. Als we daarin slagen, geeft ons dat een claim op geld, vind ik. En deze samenwerking moet ons ook een zwaardere stem in Den Haag opleveren. Als 3TU straks iets zegt over bijvoorbeeld innovatie, dan ga ik ervan uit dat dat ook gezag heeft in Den Haag. Ik denk als volgt: jullie wilden een Europese topspeler, nou, dan moet je ons ook als zodanig behandelen.”
Ook de Eindhovense collegevoorzitter, Amandus Lundqvist, gaat ervan uit dat de toegekende subsidie ‘geen eenmalige actie’ was. “Over vijf jaar doen we een nieuw voorstel, voor uitbreiding van de huidige centers of excellence, of voor nieuwe centers of excellence. Ik verwacht dat de overheid daar dan opnieuw in zal willen investeren.”
Uitdaging
Dat 3TU daadwerkelijk een internationale topspeler kan worden, daar lijkt niemand aan te twijfelen. “Zeker, we moeten daar nog aan werken”, geeft Van Luijk toe. “Maar op de Europese ranglijsten doen de TU’s afzonderlijk het niet slecht; we zitten alle drie bij de eerste twintig. De logica vertelt je dan dat het bevorderend zal werken als je je capaciteiten bundelt. Kijk naar de centers of excellence: in het onderzoek komt er een betere focus, meer massa, er gaat extra geld in, er komt internationaal toptalent bij. Het is een uitdaging voor 3TU om te bewijzen dat met al die factoren een hogere positie op de ranglijsten mogelijk is. Lukt dat niet, dan hebben we gefaald.”
Aan de sfeer onderling zal het niet liggen. De collegevoorzitters, zo is op alle drie de universiteiten te horen, zijn de afgelopen twee jaar naar elkaar toe gegroeid. En ook op lagere niveaus in de drie organisaties is samenwerking vanzelfsprekender geworden. TU/e-beleidsmedewerker Donders noemt als voorbeeld het zesde center of excellence, ethics and technology, dat eind januari officieel van start ging. “Dat is een idee geweest van de filosofen in de drie instellingen zelf. Zij zijn elkaar gaan opzoeken, hebben uit zichzelf gedacht: hoe kunnen wij samenwerken? Die houding zie je bij steeds meer mensen.”
Gezamenlijk actieplan
Ook in de medezeggenschapsorganen heeft het zo gewerkt, vertellen vertegenwoordigers van alle drie de universiteiten. U-raadvoorzitter Nelissen (Eindhoven) herinnert zich nog hoe het ‘vroeger’ ging als de medezeggenschapsorganen aanwezig mochten zijn bij een vergadering van de drie collegevoorzitters. “Dan kwamen we een halfuur van tevoren bij elkaar en dan begon iedereen zijn individuele punten op te noemen.”
Zo gaat het inmiddels niet meer. Tegenwoordig is er een – weliswaar informeel – gezamenlijk medezeggenschapsorgaan. Onder de noemer 3TU.M ontmoeten vertegenwoordigers uit Delft, Eindhoven en Enschede elkaar maandelijks. “We stellen een gezamenlijk actieplan op, waarmee we vervolgens naar de cvb-voorzitters toegaan”, vertelt Nelissen.
De maandelijkse bijeenkomsten hebben een gunstig effect gehad op de kwaliteit van de medezeggenschap, zeggen vertegenwoordigers van alle de universiteiten. Dat is een onvermoed effect van het 3TU-proces. Want aanvankelijk was de angst dat medezeggenschap in een zo grote organisatie met zo’n aparte structuur, niet veel meer zou voorstellen. “We waren bang dat de colleges zich op het absolute minimum van medezeggenschap zouden terugtrekken”, aldus de Delftse or-voorzitter Daleboudt. Maar dat is niet gebeurd. “Sterker nog”, vertelt Daleboudt, “de verschillende medezeggenschapsorganen hebben elkaar met hun kennis en ervaringen kunnen helpen in gesprekken met het eigen college. Goede processen op de ene universiteit zijn zo, via ons gezamenlijke overleg, doorgesijpeld naar de andere instellingen.”
Lastig punt
Een en al goed nieuws dus. Zijn er dan helemaal geen kanttekeningen meer te plaatsen bij het integratieproces? Toch wel. “De internationale profilering van 3TU wordt nog een lastige”, meent Daleboudt. “Want we hebben elk internationaal een goede naam. We moeten enorm uitkijken dat we die niet overboord gooien.”
Ook de bestuurders hebben niet een-twee-drie een oplossing voorhanden. “Dit onderwerp zal nog verdere discussie vergen”, zegt Flierman (Twente). En ook Van Luijk (Delft) spreekt van een ‘lastig punt’. “Voorlopig blijven we voor marketingdoeleinden ieder ons eigen brand gebruiken.” Lundqvist (Eindhoven) denkt dat het ‘merk’ 3TU vooral binnenlands zal worden gebruikt. “Je moet je als 3TU profileren daar waar dat zinvol en toepasselijk is. Dat is het vooral in de contacten met de overheid en het bedrijfsleven.”
Verder sluiten programma’s en roosters in de drie steden nog niet goed op elkaar aan, waardoor het voor studenten nog niet erg aantrekkelijk is om delen van hun studie op een van de andere universiteiten te volgen. “In beleidsstukken staan mooie woorden over samenwerking en afstemming”, zegt U-raadvoorzitter Meijer (Twente). “Maar in de praktijk constateren we dat zaken helemaal niet worden afgestemd. Op het punt van roosters bijvoorbeeld is men het afgelopen jaar zelfs meer uit de pas gaan lopen.” Ook Daleboudt meent dat 3TU voor de student ‘nog onvoldoende meerwaarde oplevert’.
Het zijn zaken die de komende tijd zullen moeten worden opgelost. Maar de wil daartoe lijkt overal aanwezig te zijn. Zoals Anne Flierman het verwoordt: “Ik merk overal het gevoel: er hangt iets in de lucht. Iedereen wil erbij zijn.”
Wat voorafging
Februari 2004: in het sectorplan Slagkracht in innovatie! formuleren de TU Delft, de TU Eindhoven en de Universiteit Twente voor het eerst de ambitie om in 2010 te komen tot een federatie van technische universiteiten.
Maart 2004: staatssecretaris Nijs van Onderwijs is enthousiast over de plannen, maar legt niet de gevraagde 210 miljoen euro op tafel.
Augustus 2004: Het ministerie van onderwijs maakt alsnog zes miljoen euro voor de federatieplannen vrij. Het geld is bedoeld voor het samenbrengen van gezamenlijke masteropleidingen van de drie TU’s in een graduate school.
Januari 2005: collegevoorzitters en leiders van de medezeggenschapsorganen worden het na maanden eens over de ‘gemeenschappelijke regeling’, de grondwet die de basis moet vormen voor de 3TU-samenwerking. Maar door het uitblijven van een substantiële financiële overheidsbijdrage ebt op de instellingen het enthousiasme voor 3TU weg.
April 2005: in het ‘paasakkoord’ stelt het kabinet de TU’s vijftig miljoen euro voor de samenwerking in het vooruitzicht. Voorwaarde is dat de federatie niet in 2010, maar al in 2007 haar beslag krijgt. De universiteiten moeten uiterlijk half december met concrete plannen komen.
December 2005: de drie TU’s dienen hun plannen voor vergaande samenwerking in. Op onderzoeksgebied zullen vijf centers of excellence worden gevormd, waarin onder leiding van tophoogleraren grensverleggend onderzoek moet worden verricht rond thema’s als duurzame energie en nanotechnologie.
Februari 2006: de ministerraad stemt met de 3TU-plannen in; de universiteiten krijgen, verdeeld over vijf jaarlijkse tranches, vijftig miljoen euro voor de vorming van vijf centers of excellence.
Maart 2006: de TU’s besluiten op eigen kosten een zesde center of excellence te beginnen, dat zich moet bezighouden met ethiek en technologie. Aan het eind van de maand wordt de gezamenlijke website www.3tu.nl gelanceerd.
April 2006: de TU’s stellen een commissie in die bekijkt in hoeverre een gezamenlijke bedrijfsvoering mogelijk is.
September 2006: de eerste gezamenlijke masteropleidingen – embedded systems en sustainable energy technology – gaan van start.
Oktober 2006: met paginagrote advertenties in binnen- en buitenlandse media begint de wervingscampagne voor dertig hoogleraren voor de centers of excellence.
Januari 2007: De Stichting 3TU.Federatie, die de samenwerking vastlegt, wordt opgericht. De officiële start van de federatie wordt vastgesteld op 7 februari 2007.
Het heeft even geduurd, maar gisteren was het dan zo ver: drie jaar nadat de plannen voor het eerst op schrift werden gesteld, zetten de voorzitters van de drie technische universiteiten in Nederland hun handtekening onder de Gemeenschappelijke Regeling 3TU.Federatie. Daarmee is de federatie die wordt gevormd door de TU Delft, de TU Eindhoven en de Universiteit Twente een feit.
De stemming zit erin, blijkt in januari al tijdens een rondgang op de drie instellingen langs sleutelfiguren in het integratieproces. “De papieren tijger begint eindelijk te bewegen”, stelt Kees Daleboudt, voorzitter van de ondernemingsraad in Delft, tevreden vast. “We hebben vertrouwen in het proces”, meldt universiteitsraadvoorzitter Dick Meijer vanuit Enschede. En zijn collega in Eindhoven, Laurent Nelissen, meent: “We staan nog aan het begin, maar er zit spirit in.”
Knopen doorhakken
Dat is wel eens anders geweest. Na een ambitieuze start in 2004 zakte het enthousiasme voor de federatievorming begin 2005 volledig weg. De drie universiteiten hadden gehoopt dat hun vooruitstrevende plannen, die 210 miljoen euro moesten gaan kosten, de overheid zouden bewegen tot een flinke subsidie. Maar het ministerie van onderwijs kwam aanvankelijk met ‘slechts’ zes miljoen euro over de brug. Pas nadat de instellingen medio 2005 uitzicht hadden gekregen op nog eens vijftig miljoen, nam de bereidheid om knopen door te hakken weer toe. Dat moest ook wel, want het kabinet stelde als voorwaarde voor de toekenning van het geld dat de federatie er al in 2007 moest zijn, in plaats van in 2010, zoals eerder de bedoeling was.
Vijftig miljoen euro is natuurlijk nog altijd slechts een kleine kwart van wat in 2004 als benodigde geldsom werd becijferd. Toch zijn de betrokkenen bij de officiële start optimistisch over wat de federatie kan gaan betekenen. Dat komt onder meer, zo legt beleidsmedewerker Ben Donders (Eindhoven) uit, doordat de samenwerking ook geld binnen brengt ‘dat niet direct een 3TU-label heeft’. “Neem de smartmix van de ministeries van onderwijs en economische zaken. Dat zijn subsidiegelden die worden toegekend aan samenwerkingsverbanden. De drie TU’s zijn betrokken bij de helft van de zestien projectvoorstellen die verder mogen worden uitgewerkt. Ik weet zeker dat het feit dat wij gezamenlijk in zulke projecten meedoen, een pre is bij de beoordeling door OCW/EZ.”
Europese topspeler
Ook Hans van Luijk, collegevoorzitter in Delft, is positief gestemd over de impact die het samenwerkingsverband kan hebben. “Financieel gezien is vijftig miljoen weinig, maar qua organisatieontwikkeling zet dat geld toch veel in beweging. Zonder die startsubsidie zouden we de centers of excellence – een concrete mijlpaal – nooit zo snel hebben kunnen opzetten. Zo bezien is die vijftig miljoen een heel belangrijke injectie.”
Zijn collega in Twente, Anne Flierman, denkt overigens dat er nog wel meer in het vat zit. “Wij zijn nu aan zet om te laten zien: de federatie werkt. Als we daarin slagen, geeft ons dat een claim op geld, vind ik. En deze samenwerking moet ons ook een zwaardere stem in Den Haag opleveren. Als 3TU straks iets zegt over bijvoorbeeld innovatie, dan ga ik ervan uit dat dat ook gezag heeft in Den Haag. Ik denk als volgt: jullie wilden een Europese topspeler, nou, dan moet je ons ook als zodanig behandelen.”
Ook de Eindhovense collegevoorzitter, Amandus Lundqvist, gaat ervan uit dat de toegekende subsidie ‘geen eenmalige actie’ was. “Over vijf jaar doen we een nieuw voorstel, voor uitbreiding van de huidige centers of excellence, of voor nieuwe centers of excellence. Ik verwacht dat de overheid daar dan opnieuw in zal willen investeren.”
Uitdaging
Dat 3TU daadwerkelijk een internationale topspeler kan worden, daar lijkt niemand aan te twijfelen. “Zeker, we moeten daar nog aan werken”, geeft Van Luijk toe. “Maar op de Europese ranglijsten doen de TU’s afzonderlijk het niet slecht; we zitten alle drie bij de eerste twintig. De logica vertelt je dan dat het bevorderend zal werken als je je capaciteiten bundelt. Kijk naar de centers of excellence: in het onderzoek komt er een betere focus, meer massa, er gaat extra geld in, er komt internationaal toptalent bij. Het is een uitdaging voor 3TU om te bewijzen dat met al die factoren een hogere positie op de ranglijsten mogelijk is. Lukt dat niet, dan hebben we gefaald.”
Aan de sfeer onderling zal het niet liggen. De collegevoorzitters, zo is op alle drie de universiteiten te horen, zijn de afgelopen twee jaar naar elkaar toe gegroeid. En ook op lagere niveaus in de drie organisaties is samenwerking vanzelfsprekender geworden. TU/e-beleidsmedewerker Donders noemt als voorbeeld het zesde center of excellence, ethics and technology, dat eind januari officieel van start ging. “Dat is een idee geweest van de filosofen in de drie instellingen zelf. Zij zijn elkaar gaan opzoeken, hebben uit zichzelf gedacht: hoe kunnen wij samenwerken? Die houding zie je bij steeds meer mensen.”
Gezamenlijk actieplan
Ook in de medezeggenschapsorganen heeft het zo gewerkt, vertellen vertegenwoordigers van alle drie de universiteiten. U-raadvoorzitter Nelissen (Eindhoven) herinnert zich nog hoe het ‘vroeger’ ging als de medezeggenschapsorganen aanwezig mochten zijn bij een vergadering van de drie collegevoorzitters. “Dan kwamen we een halfuur van tevoren bij elkaar en dan begon iedereen zijn individuele punten op te noemen.”
Zo gaat het inmiddels niet meer. Tegenwoordig is er een – weliswaar informeel – gezamenlijk medezeggenschapsorgaan. Onder de noemer 3TU.M ontmoeten vertegenwoordigers uit Delft, Eindhoven en Enschede elkaar maandelijks. “We stellen een gezamenlijk actieplan op, waarmee we vervolgens naar de cvb-voorzitters toegaan”, vertelt Nelissen.
De maandelijkse bijeenkomsten hebben een gunstig effect gehad op de kwaliteit van de medezeggenschap, zeggen vertegenwoordigers van alle de universiteiten. Dat is een onvermoed effect van het 3TU-proces. Want aanvankelijk was de angst dat medezeggenschap in een zo grote organisatie met zo’n aparte structuur, niet veel meer zou voorstellen. “We waren bang dat de colleges zich op het absolute minimum van medezeggenschap zouden terugtrekken”, aldus de Delftse or-voorzitter Daleboudt. Maar dat is niet gebeurd. “Sterker nog”, vertelt Daleboudt, “de verschillende medezeggenschapsorganen hebben elkaar met hun kennis en ervaringen kunnen helpen in gesprekken met het eigen college. Goede processen op de ene universiteit zijn zo, via ons gezamenlijke overleg, doorgesijpeld naar de andere instellingen.”
Lastig punt
Een en al goed nieuws dus. Zijn er dan helemaal geen kanttekeningen meer te plaatsen bij het integratieproces? Toch wel. “De internationale profilering van 3TU wordt nog een lastige”, meent Daleboudt. “Want we hebben elk internationaal een goede naam. We moeten enorm uitkijken dat we die niet overboord gooien.”
Ook de bestuurders hebben niet een-twee-drie een oplossing voorhanden. “Dit onderwerp zal nog verdere discussie vergen”, zegt Flierman (Twente). En ook Van Luijk (Delft) spreekt van een ‘lastig punt’. “Voorlopig blijven we voor marketingdoeleinden ieder ons eigen brand gebruiken.” Lundqvist (Eindhoven) denkt dat het ‘merk’ 3TU vooral binnenlands zal worden gebruikt. “Je moet je als 3TU profileren daar waar dat zinvol en toepasselijk is. Dat is het vooral in de contacten met de overheid en het bedrijfsleven.”
Verder sluiten programma’s en roosters in de drie steden nog niet goed op elkaar aan, waardoor het voor studenten nog niet erg aantrekkelijk is om delen van hun studie op een van de andere universiteiten te volgen. “In beleidsstukken staan mooie woorden over samenwerking en afstemming”, zegt U-raadvoorzitter Meijer (Twente). “Maar in de praktijk constateren we dat zaken helemaal niet worden afgestemd. Op het punt van roosters bijvoorbeeld is men het afgelopen jaar zelfs meer uit de pas gaan lopen.” Ook Daleboudt meent dat 3TU voor de student ‘nog onvoldoende meerwaarde oplevert’.
Het zijn zaken die de komende tijd zullen moeten worden opgelost. Maar de wil daartoe lijkt overal aanwezig te zijn. Zoals Anne Flierman het verwoordt: “Ik merk overal het gevoel: er hangt iets in de lucht. Iedereen wil erbij zijn.”
Wat voorafging
Februari 2004: in het sectorplan Slagkracht in innovatie! formuleren de TU Delft, de TU Eindhoven en de Universiteit Twente voor het eerst de ambitie om in 2010 te komen tot een federatie van technische universiteiten.
Maart 2004: staatssecretaris Nijs van Onderwijs is enthousiast over de plannen, maar legt niet de gevraagde 210 miljoen euro op tafel.
Augustus 2004: Het ministerie van onderwijs maakt alsnog zes miljoen euro voor de federatieplannen vrij. Het geld is bedoeld voor het samenbrengen van gezamenlijke masteropleidingen van de drie TU’s in een graduate school.
Januari 2005: collegevoorzitters en leiders van de medezeggenschapsorganen worden het na maanden eens over de ‘gemeenschappelijke regeling’, de grondwet die de basis moet vormen voor de 3TU-samenwerking. Maar door het uitblijven van een substantiële financiële overheidsbijdrage ebt op de instellingen het enthousiasme voor 3TU weg.
April 2005: in het ‘paasakkoord’ stelt het kabinet de TU’s vijftig miljoen euro voor de samenwerking in het vooruitzicht. Voorwaarde is dat de federatie niet in 2010, maar al in 2007 haar beslag krijgt. De universiteiten moeten uiterlijk half december met concrete plannen komen.
December 2005: de drie TU’s dienen hun plannen voor vergaande samenwerking in. Op onderzoeksgebied zullen vijf centers of excellence worden gevormd, waarin onder leiding van tophoogleraren grensverleggend onderzoek moet worden verricht rond thema’s als duurzame energie en nanotechnologie.
Februari 2006: de ministerraad stemt met de 3TU-plannen in; de universiteiten krijgen, verdeeld over vijf jaarlijkse tranches, vijftig miljoen euro voor de vorming van vijf centers of excellence.
Maart 2006: de TU’s besluiten op eigen kosten een zesde center of excellence te beginnen, dat zich moet bezighouden met ethiek en technologie. Aan het eind van de maand wordt de gezamenlijke website www.3tu.nl gelanceerd.
April 2006: de TU’s stellen een commissie in die bekijkt in hoeverre een gezamenlijke bedrijfsvoering mogelijk is.
September 2006: de eerste gezamenlijke masteropleidingen – embedded systems en sustainable energy technology – gaan van start.
Oktober 2006: met paginagrote advertenties in binnen- en buitenlandse media begint de wervingscampagne voor dertig hoogleraren voor de centers of excellence.
Januari 2007: De Stichting 3TU.Federatie, die de samenwerking vastlegt, wordt opgericht. De officiële start van de federatie wordt vastgesteld op 7 februari 2007.
Comments are closed.