De TU Delft en minister Plasterk zijn in overleg over de 25 miljoen euro die de bewindsman eind 2008 aan de universiteit schonk voor een nieuw pand voor Bouwkunde. Dat meldt een woordvoerster van de TU.
Nu de TU Bouwkunde in het voormalige hoofdgebouw aan de Julianalaan wil blijven huisvesten dreigt de TU de 25 miljoen euro mis te lopen, zo meldt het ANP volgens diverse media.
De TU Delft kreeg eind 2008 25 miljoen euro van minister Plasterk voor een nieuw gebouw voor het afgebrande Bouwkunde. Dat nieuwe gebouw moest een icoon worden van de Nederlandse architectuur. De steun van Plasterk zou het verschil maken tussen een goed gebouw en een icoon.
Na de brand kreeg de TU ook 118,5 miljoen euro uitgekeerd van verzekeraars. Van dat verzekeringsgeld was zestig miljoen euro bestemd voor investering in vastgoed. Het overige geld was voor inventaris.
Tot nu toe is volgens de TU in totaal 55 miljoen euro uitgegeven aan de herhuisvesting van Bouwkunde aan de Julianalaan. Dat is geen eindbedrag: om het pand te laten voldoen aan eisen van onder meer duurzaamheid is nog een bedrag van ongeveer dertig miljoen euro nodig. Het gaat onder meer om akoestiek in een aantal collegezalen.
Onze omgang met apparaten is soms deerniswekkend. Het logboek vermeldt: “12 minuut 49 – Na ze de ‘3’ heeft ingedrukt, doet ze het nogmaals waardoor ze op kanaal 33 terechtkomt. 12:50 – Ze drukt weer op knop ‘3’ om van kanaal 33 op kanaal 3 te komen. 13:00 – Ze draait de draaiknop rechtsom om van kanaal 3 naar kanaal 2 te komen. Maar ze komt op ‘4’. 13:01 – Ze draait de knop nu linksom om van ‘4’ op ‘2’ te komen.”
Het leed wordt nauwgezet vastgelegd in bruikbaarheidslaboratoria (usability labs) zoals er ook een bij de faculteit Industrieel Ontwerpen (IO) is ingericht. De helft daarvan ziet eruit als een videoregie die door een halfdoorlatende spiegel is gescheiden van de testruimte. Aan de tafel zit een proefpersoon tegenover een prototype van een apparaat, dat geflankeerd wordt door een medewerker. Terwijl de proefpersoon aan een opdracht probeert te voldoen (‘schakel over naar het Journaal op Nederland 2’), simuleert de medewerker de reacties van de machine en registreren drie camera’s en microfoons de acties van de proefpersoon. Het geheel wordt vastgelegd op video voor latere analyse. De procedure daarvoor staat bekend als Devan (detailed video analysis) of SlimDevan voor de minder uitgebreide versie. Afkortingen als INTN (verkeerd bedoelde actie), PUZZ (gebruiker snapt het niet meer) of DSF (twijfel, verrassing, frustratie) geven nuance aan de ergernis.
Twintig jaar geleden stond dr.ir. Arnold Vermeeren aan de wieg van het eerste gebruiksonderzoekslab bij IO. Nu schrijft hij in zijn proefschrift dat de verschillende analyses van eenzelfde onderzoek maar bar weinig gemeen hebben. Dit staat bekend als het beoordelaareffect. Zelfs als je een observator drie maanden later dezelfde band laat beoordelen, krijg je andere uitkomsten. Wat betekent dat voor de betrouwbaarheid van gebruiksonderzoek? Zijn alleen gemeenschappelijke of herhaalde observaties betrouwbaar, en de rest ruis? Of is er meer aan de hand?
Vermeeren deed onderzoek in usability labs in Ankara, Loughborough (VK) en bij IO. Steeds was de vraag: wat schrijven ze op als observatie en hoe doen ze dat? Eenmaal liet hij de onderzoekers dat op hun eigen manier doen, en een tweede keer op de gestandaardiseerde manier van (Slim)Devan. Zo kwam hij erachter dat er twee verschillende soorten inconsistenties zijn. De een is het gevolg van concentratieverlies en vermoeidheid. Daardoor mist een beoordelaar wel eens een opmerking of een actie en beoordeelt dan een vervolgactie verkeerd. “Dat speelt vooral een rol bij verschillende interpretaties door eenzelfde persoon op verschillende tijdstippen”, ligt Vermeeren toe. Misverstanden uit die categorie vormen een ‘ruis’ die onderzoekers het liefst zouden elimineren.
Anders zit het met verschillen die het gevolg zijn van uiteenlopende interpretaties. Stel dat iemand de opdracht krijgt een bepaalde knop in te drukken, maar hij toetst de knop ernaast in. Observator 1 zal denken dat hij de knop niet gezien heeft, zijn collega meent dat de proefpersoon de knop wel heeft gezien, maar het bijschrift niet begreep. Een derde geeft als reden dat het opschrift tussen twee knoppen in zit, zodat niet duidelijk is welke knop ermee bedoeld wordt. “Die verschillen kun je niet wegredeneren”, stelt Vermeeren. “Het verschil tussen de analisten is juist vruchtbaar omdat het de ontwerper meer oplossingsrichtingen kan bieden om zijn ontwerp te verbeteren.”
In tegenstelling hiermee berusten de verschillen uit de eerste categorie (vanwege vermoeidheid en concentratieverlies) wel op echte fouten en moeten dus vermeden of weggewerkt worden. Vermeeren leert zijn studenten daarom dat ze hun analyses moeten structureren en dat ze ervoor moeten zorgen dat de observaties altijd traceerbaar zijn, bijvoorbeeld door overal de tijdcode bij te vermelden. Dat maakt het mogelijk om bij optredende verschillen terug te gaan naar de opname om te zien of iemand soms iets gemist heeft of dat er iets wezenlijker aan de hand is.
Nu de TU Bouwkunde in het voormalige hoofdgebouw aan de Julianalaan wil blijven huisvesten dreigt de TU de 25 miljoen euro mis te lopen, zo meldt het ANP volgens diverse media.
De TU Delft kreeg eind 2008 25 miljoen euro van minister Plasterk voor een nieuw gebouw voor het afgebrande Bouwkunde. Dat nieuwe gebouw moest een icoon worden van de Nederlandse architectuur. De steun van Plasterk zou het verschil maken tussen een goed gebouw en een icoon.
Na de brand kreeg de TU ook 118,5 miljoen euro uitgekeerd van verzekeraars. Van dat verzekeringsgeld was zestig miljoen euro bestemd voor investering in vastgoed. Het overige geld was voor inventaris en voorlopige voorzieningen.
Tot nu toe is volgens de TU in totaal 55 miljoen euro uitgegeven aan de herhuisvesting van Bouwkunde aan de Julianalaan. Dat is geen eindbedrag: om het pand te laten voldoen aan eisen van onder meer duurzaamheid is nog een bedrag van ongeveer dertig miljoen euro nodig.
Comments are closed.