Education

Overal loert gevaar

Dat vliegen risico’s meebrengt, weet iedereen. Maar dat er gevaren kleven aan lekker slapen of spelen in een speeltuin ligt minder voor de hand. Op de jaarlijkse Technologiedag van de TU, die zaterdag wordt gehouden, laten onderzoekers zien wat ze doen om die risico’s in te dammen of hoe ermee te leven valt.

Vijfenveertighonderd kinderen hebben jaarlijks spoedeisende hulp nodig na een val van het klimrek of de glijbaan, zo blijkt uit cijfers van Consument en Veiligheid. Gelukkig dus maar dat er onderzoekers zijn die de lengtes opnemen tussen kinderkinnetjes en kruintjes, de krachten meten van kinderen en onderzoeken hoever ze kunnen klauteren. Want met die gegevens maken ontwerpers weer speeltoestellen die elk jaar veiliger worden.

Eén van hen is universitair hoofddocent Johan Molenbroek van de sectie applied ergonomics and design (IO). Hij geeft op de jaarlijkse Technologiedag van de TU samen met prof. Chris Snijders een lezing over ‘preventief ontwerpen met het oog op gedrag van kinderen’. Want daar is nauwelijks iets over bekend, terwijl er geregeld een kind met zijn hoofd tussen de spijlen van een klimrek hangt.

Molenbroek, tevens voorzitter van de Nederlandse vereniging voor ergonomie, is een expert in ontwerpen voor kinderen; zijn onderzoeksteam reisde begin jaren tachtig door heel Nederland om gegevens van kinderen te verzamelen zoals hun lichaamsmaten en motorische vaardigheden. Met die gegevens geeft hij ontwerpers houvast voor het maken van klimrekken en wipkippen.

Verder maakt de groep van Molenbroek aan de hand van observatiestudies ontwerpen die het gedrag van kinderen en volwassenen beïnvloeden. Klapstoelen met een opening voor de handen in het zitgedeelte en de leuning, bijvoorbeeld. “Zo is de kans kleiner dat iemand met zijn vingers klem komt te zitten tussen de scharnieren.”

Molenbroek en zijn collega’s zoeken uit hoe mensen producten vermoedelijk gaan gebruiken. “Neem een stoel. Ik mag ervan uitgaan dat mensen daarop gaan zitten. Ook verwacht ik dat mensen af en toe op die stoel gaan zitten met twee van de vier poten op de grond, of dat iemand op schoot gaat zitten. Moet je nu die stoel zo ontwerpen dat de stoel veilig blijft staan terwijl iemand erop wipt en iemand op schoot zit, of moet de stoel alleen iemand op schoot aankunnen? Over dat soort risico’s van redelijk te verwachten gebruik denken wij na.”

De komende tijd neemt Molenbroek het klimgedrag van kinderen onder de loep. “We hebben nog onvoldoende zicht op wat kinderen van bijvoorbeeld twee jaar kunnen qua klimmen. Komen ze over een hek van één meter hoog? En als dat zo is, zijn dan verticale spijlen voldoende preventief? Hoe dik moet de diameter van de spijlen zijn zodat ze die goed kunnen vasthouden? En wat moet de afstand tussen de spijlen zijn zodat er net geen hoofdje tussen past, maar wel een enkel of een knie? Hiermee willen we nieuwe normen opstellen voor ontwerpers.”

Dat dit soort onderzoeken hard nodig is, blijkt uit het feit dat Molenbroek enkele keren per jaar door de rechtbank wordt opgetrommeld om als getuige-deskundige op te treden in een rechtszaak. Een ouder die de school aanklaagt omdat haar kind hoofdletsel heeft opgelopen op een klimtoestel. Of een 35-jarige man die zijn school aanklaagt waar hij als veertienjarig ventje zijn enkel verbrijzelde. “Aan de hand van literatuur-, observatie- en expertonderzoek proberen we dan een bijdrage te leveren aan de schuldvraag.”
Sluimermoord

In de speeltuin loert gevaar, maar in de slaapkamer is het niet anders, blijkt uit onderzoek van Evert Hasselaar van het onderzoeksinstituut OTB. De gezondheidsexpert voor woningen vindt de slaapkamer zelfs de onveiligste kamer in huis. Hasselaar: “Door een slechte ventilatie van de slaapkamer neemt de concentratie van vuile stoffen toe. Denk aan het vuil aan schoenen, rooklucht in kleding, de kankerverwekkende formaldehyde die in spaanplaten zit, maar ook aan lijm in de vloerbedekking.”

Volgens Hasselaar zijn deze stoffen niet schadelijk in de woonkamer, doordat daar doorgaans goed wordt geventileerd. Maar in een slaapkamer met de deur dicht loopt de concentratie makkelijk op tot een niveau dat wel schadelijk is.

Daar komt bij dat een mens dertig procent van zijn leven doorbrengt in de slaapkamer, zegt Hasselaar. “In de woonkamer zijn mensen actief en worden rare luchtjes meteen geroken, zodat een raam eerder opengaat dan in de slaapkamer.”

Hasselaar onderzoekt de invloed van stoffen in huis op de gezondheid. Hij kijkt naar woningkenmerken die het gezondheidsrisico verhogen en naar de bewoners zelf. Gevaren waar Hasselaar zich op richt zijn huisstofmijt, schimmel, legionella, radon, geluidsoverlast, de categorie ‘vallen, stoten, branden’ en de categorie ‘hinder’, waar bijvoorbeeld gebrek aan privacy onder valt.

Op de Technologiedag geeft Hasselaar de workshop ‘Moord in de slaapkamer’. Hierin worden mensen bewust gemaakt van de invloed van het slaapkamerinterieur op het slapen en krijgen ze tips voor een gezonder slaapvertrek. Zo is een ventilatierooster met een gordijn ervoor niet genoeg voor de broodnodige ventilatie. Alleen overdag de slaapkamer luchten en met gesloten ramen slapen is ook niet gezond. Hasselaar: “Huisstofmijt, schimmel en stof hebben dan volop kans om te vermeerderen en heel langzaamaan tot sluimermoord te komen.”

Vooral in matrassen die nat zijn van zweet gedijen huisstofmijten goed. Een matras van schuim is dan nog erger dan een matras met springveren of pocketveren. En een donzen dekbed is wel lekker warm, maar isoleert te goed waardoor je snel zweet. “Bestaat je dekbed uit twee lagen, dan is de hitte makkelijker te doseren.”

Hasselaar bezocht de afgelopen tien jaar vijfhonderd woningen. In woningen van grote gezinnen, waar drie kinderen op één slaapkamer slapen, kwam Hasselaar de meest schrikbarende hoeveelheden huisstofmijt tegen.

Maar hoe ongezond is een slechte ventilatie nu werkelijk? Volgens Hasselaar is globaal gesproken negen procent van alle ziekte- en doodsoorzaken toe te schrijven aan omgevingsfactoren, inclusief ongevallen. “Daarom ga ik ervan uit dat drie tot vier procent gebonden is aan de woning en een halve procent aan de slaapkamer, wat neerkomt op zevenhonderd doden per jaar. De invloed van de slaapkamer op astmaslachtoffers is relatief groot, vermoedelijk driehonderd tot vierhonderd doden per jaar. Ziekteverzuim en ziekenhuisopnamen zijn voor een half tot één procent aan de slaapkamer toe te schrijven.”

Ventileren is het adagium. Maar koukleumen zullen klagen over tocht. De tip van Hasselaar: “Laat een laag koele verse buitenlucht de slaapkamer binnen. Door een stevig gordijn voor het raam te hangen – met ruimte onder en opzij om lucht toe te laten – wordt de koele lucht goed verspreid. Het hoofdeinde van het bed is bij voorkeur van het raam afgewend en staat op een plaats tegen de muur die niet wordt doorsneden door de kortste route van raam naar de binnendeur. Het gaat erom dat een plaats voor het hoofdeinde wordt gevonden die niet in de tocht ligt. Maar houd wel het raam voldoende open, ook in de winter.”

Vocht is dus slecht. Maar dat beperkt zich niet tot de (klamme) slaapkamer. In een vervolgonderzoek wil Hasselaar achterhalen hoeveel water achterblijft na het douchen.

Wat maakt dat nu uit, een beetje schimmel in de badkamer? Een studentenhuis zónder bestaat niet eens. Volgens Hasselaar zijn sommige mensen allergisch voor schimmel. Verder produceren schimmels giftige stoffen waar iedereen ziek van kan worden. “Bij mensen met een lage weerstand, denk aan HIV-geïnfecteerden, kan een schimmelinfectie in de longen ontstaan. Maar toegegeven: we weten van de relatie tussen schimmel en ziekte nog maar weinig. Wél weten we uit onderzoek wanneer schimmel in badkamers begint te groeien, namelijk als meer dan veertien keer per week wordt gedoucht en het afzuigsysteem ouder is dan zes jaar.”
Emmer water

Wie tijdens de Technologiedag moedeloos wordt van alle gevaren in en om het huis, kan bij professor Ben Ale van de sectie veiligheidskunde de workshop ‘Zelfredzaamheid en rampenbestrijding’ volgen, maar de titel had beter ‘Zelfredzaamheid bij rampenbestrijding’ kunnen zijn.

Ale vertelt namelijk dat mensen nauwelijks weten wat er aan gevaarlijke installaties in een straal van vijfhonderd meter in en om het huis staat. Bovendien weet bijna niemand wat hij moet doen als zijn auto met lpg-tank in brand staat of het koelhuis om de hoek vlam vat. “Wat doe jij als je gordijn in brand staat? Wij zeggen altijd: ren weg bij brand die niet met één emmer water is te blussen.”

Twintig procent van de Nederlanders bezit een brandblusser, meldt het Centraal bureau voor de Statistiek (CBS). Dat klinkt als weinig, maar volgens de hoogleraar rampenbestrijding heeft een poederblusser geen zin bij beginnende branden, omdat de meeste mensen de blusser niet goed kunnen gebruiken. “Tenzij je er een cursus voor hebt gevolgd.”

Ale is tevens programmamanager onderzoek bij het Nederlands Instituut voor Brandweer en Rampenbestrijding (Nibra) en hoofd van het Centrum voor Externe Veiligheid en Vuurwerk bij het Rijksinstituut voor Milieuhygiëne (Rivm). Volgens hem is het beleid van de overheid er steeds meer op gericht dat mensen zelf verantwoordelijk zijn. De overheid gaat ervan uit dat burgers weten wat ze moeten doen als de sirene gaat of als er brand is. Ze veronderstelt bovendien dat mensen weten dat ze tegen een vergunning voor het transport van gevaarlijke stoffen kunnen procederen. “Alle informatie over deze onderwerpen heeft de overheid beschikbaar gesteld in de vorm van risicokaarten op het web. Alleen, je moet ze wel weten te vinden.”

Tijdens de workshop wil Ale een discussie uitlokken: wat vindt u ervan dat u in elke horecagelegenheid moet kijken waar de nooduitgangen zijn? Vindt u het redelijk van de overheid dat u steeds meer zelf moeten uitzoeken? De reacties van de zaal zal Ale opnemen in zijn rapporten. Want zo’n publieksdag is voor hem een uitgelezen kans om makkelijk én gratis aan onderzoeksresultaten te komen.

Technologiedag, voor alumni, studenten, relaties uit het bedrijfsleven en de overheid en medewerkers van de TU Delft. Thema: ‘Leven met risico’s’.

www.technologiedag.tudelft.nl

www.veiligheid.nl

Badkamers kunnen een gevaarlijke plek zijn in huis. Schimmels zijn giftige stoffen waar iedereen ziek van kan worden. Bij mensen met een lage weerstand kan door een vieze badkamer een schimmelinfectie in de longen ontstaan.

Slapen met open raam is de enige manier om schadelijke stoffen in de slaapkamer de baas te blijven.

Onderzoekers hebben onvoldoende zicht op wat kinderen kunnen qua klimmen. Door middel van onderzoek wil wil universitair hoofddocent Johan Molenbroek nieuwe normen opstellen voor ontwerpers.

(Foto’s: Hans Stakelbeek/FMAX)

Vijfenveertighonderd kinderen hebben jaarlijks spoedeisende hulp nodig na een val van het klimrek of de glijbaan, zo blijkt uit cijfers van Consument en Veiligheid. Gelukkig dus maar dat er onderzoekers zijn die de lengtes opnemen tussen kinderkinnetjes en kruintjes, de krachten meten van kinderen en onderzoeken hoever ze kunnen klauteren. Want met die gegevens maken ontwerpers weer speeltoestellen die elk jaar veiliger worden.

Eén van hen is universitair hoofddocent Johan Molenbroek van de sectie applied ergonomics and design (IO). Hij geeft op de jaarlijkse Technologiedag van de TU samen met prof. Chris Snijders een lezing over ‘preventief ontwerpen met het oog op gedrag van kinderen’. Want daar is nauwelijks iets over bekend, terwijl er geregeld een kind met zijn hoofd tussen de spijlen van een klimrek hangt.

Molenbroek, tevens voorzitter van de Nederlandse vereniging voor ergonomie, is een expert in ontwerpen voor kinderen; zijn onderzoeksteam reisde begin jaren tachtig door heel Nederland om gegevens van kinderen te verzamelen zoals hun lichaamsmaten en motorische vaardigheden. Met die gegevens geeft hij ontwerpers houvast voor het maken van klimrekken en wipkippen.

Verder maakt de groep van Molenbroek aan de hand van observatiestudies ontwerpen die het gedrag van kinderen en volwassenen beïnvloeden. Klapstoelen met een opening voor de handen in het zitgedeelte en de leuning, bijvoorbeeld. “Zo is de kans kleiner dat iemand met zijn vingers klem komt te zitten tussen de scharnieren.”

Molenbroek en zijn collega’s zoeken uit hoe mensen producten vermoedelijk gaan gebruiken. “Neem een stoel. Ik mag ervan uitgaan dat mensen daarop gaan zitten. Ook verwacht ik dat mensen af en toe op die stoel gaan zitten met twee van de vier poten op de grond, of dat iemand op schoot gaat zitten. Moet je nu die stoel zo ontwerpen dat de stoel veilig blijft staan terwijl iemand erop wipt en iemand op schoot zit, of moet de stoel alleen iemand op schoot aankunnen? Over dat soort risico’s van redelijk te verwachten gebruik denken wij na.”

De komende tijd neemt Molenbroek het klimgedrag van kinderen onder de loep. “We hebben nog onvoldoende zicht op wat kinderen van bijvoorbeeld twee jaar kunnen qua klimmen. Komen ze over een hek van één meter hoog? En als dat zo is, zijn dan verticale spijlen voldoende preventief? Hoe dik moet de diameter van de spijlen zijn zodat ze die goed kunnen vasthouden? En wat moet de afstand tussen de spijlen zijn zodat er net geen hoofdje tussen past, maar wel een enkel of een knie? Hiermee willen we nieuwe normen opstellen voor ontwerpers.”

Dat dit soort onderzoeken hard nodig is, blijkt uit het feit dat Molenbroek enkele keren per jaar door de rechtbank wordt opgetrommeld om als getuige-deskundige op te treden in een rechtszaak. Een ouder die de school aanklaagt omdat haar kind hoofdletsel heeft opgelopen op een klimtoestel. Of een 35-jarige man die zijn school aanklaagt waar hij als veertienjarig ventje zijn enkel verbrijzelde. “Aan de hand van literatuur-, observatie- en expertonderzoek proberen we dan een bijdrage te leveren aan de schuldvraag.”
Sluimermoord

In de speeltuin loert gevaar, maar in de slaapkamer is het niet anders, blijkt uit onderzoek van Evert Hasselaar van het onderzoeksinstituut OTB. De gezondheidsexpert voor woningen vindt de slaapkamer zelfs de onveiligste kamer in huis. Hasselaar: “Door een slechte ventilatie van de slaapkamer neemt de concentratie van vuile stoffen toe. Denk aan het vuil aan schoenen, rooklucht in kleding, de kankerverwekkende formaldehyde die in spaanplaten zit, maar ook aan lijm in de vloerbedekking.”

Volgens Hasselaar zijn deze stoffen niet schadelijk in de woonkamer, doordat daar doorgaans goed wordt geventileerd. Maar in een slaapkamer met de deur dicht loopt de concentratie makkelijk op tot een niveau dat wel schadelijk is.

Daar komt bij dat een mens dertig procent van zijn leven doorbrengt in de slaapkamer, zegt Hasselaar. “In de woonkamer zijn mensen actief en worden rare luchtjes meteen geroken, zodat een raam eerder opengaat dan in de slaapkamer.”

Hasselaar onderzoekt de invloed van stoffen in huis op de gezondheid. Hij kijkt naar woningkenmerken die het gezondheidsrisico verhogen en naar de bewoners zelf. Gevaren waar Hasselaar zich op richt zijn huisstofmijt, schimmel, legionella, radon, geluidsoverlast, de categorie ‘vallen, stoten, branden’ en de categorie ‘hinder’, waar bijvoorbeeld gebrek aan privacy onder valt.

Op de Technologiedag geeft Hasselaar de workshop ‘Moord in de slaapkamer’. Hierin worden mensen bewust gemaakt van de invloed van het slaapkamerinterieur op het slapen en krijgen ze tips voor een gezonder slaapvertrek. Zo is een ventilatierooster met een gordijn ervoor niet genoeg voor de broodnodige ventilatie. Alleen overdag de slaapkamer luchten en met gesloten ramen slapen is ook niet gezond. Hasselaar: “Huisstofmijt, schimmel en stof hebben dan volop kans om te vermeerderen en heel langzaamaan tot sluimermoord te komen.”

Vooral in matrassen die nat zijn van zweet gedijen huisstofmijten goed. Een matras van schuim is dan nog erger dan een matras met springveren of pocketveren. En een donzen dekbed is wel lekker warm, maar isoleert te goed waardoor je snel zweet. “Bestaat je dekbed uit twee lagen, dan is de hitte makkelijker te doseren.”

Hasselaar bezocht de afgelopen tien jaar vijfhonderd woningen. In woningen van grote gezinnen, waar drie kinderen op één slaapkamer slapen, kwam Hasselaar de meest schrikbarende hoeveelheden huisstofmijt tegen.

Maar hoe ongezond is een slechte ventilatie nu werkelijk? Volgens Hasselaar is globaal gesproken negen procent van alle ziekte- en doodsoorzaken toe te schrijven aan omgevingsfactoren, inclusief ongevallen. “Daarom ga ik ervan uit dat drie tot vier procent gebonden is aan de woning en een halve procent aan de slaapkamer, wat neerkomt op zevenhonderd doden per jaar. De invloed van de slaapkamer op astmaslachtoffers is relatief groot, vermoedelijk driehonderd tot vierhonderd doden per jaar. Ziekteverzuim en ziekenhuisopnamen zijn voor een half tot één procent aan de slaapkamer toe te schrijven.”

Ventileren is het adagium. Maar koukleumen zullen klagen over tocht. De tip van Hasselaar: “Laat een laag koele verse buitenlucht de slaapkamer binnen. Door een stevig gordijn voor het raam te hangen – met ruimte onder en opzij om lucht toe te laten – wordt de koele lucht goed verspreid. Het hoofdeinde van het bed is bij voorkeur van het raam afgewend en staat op een plaats tegen de muur die niet wordt doorsneden door de kortste route van raam naar de binnendeur. Het gaat erom dat een plaats voor het hoofdeinde wordt gevonden die niet in de tocht ligt. Maar houd wel het raam voldoende open, ook in de winter.”

Vocht is dus slecht. Maar dat beperkt zich niet tot de (klamme) slaapkamer. In een vervolgonderzoek wil Hasselaar achterhalen hoeveel water achterblijft na het douchen.

Wat maakt dat nu uit, een beetje schimmel in de badkamer? Een studentenhuis zónder bestaat niet eens. Volgens Hasselaar zijn sommige mensen allergisch voor schimmel. Verder produceren schimmels giftige stoffen waar iedereen ziek van kan worden. “Bij mensen met een lage weerstand, denk aan HIV-geïnfecteerden, kan een schimmelinfectie in de longen ontstaan. Maar toegegeven: we weten van de relatie tussen schimmel en ziekte nog maar weinig. Wél weten we uit onderzoek wanneer schimmel in badkamers begint te groeien, namelijk als meer dan veertien keer per week wordt gedoucht en het afzuigsysteem ouder is dan zes jaar.”
Emmer water

Wie tijdens de Technologiedag moedeloos wordt van alle gevaren in en om het huis, kan bij professor Ben Ale van de sectie veiligheidskunde de workshop ‘Zelfredzaamheid en rampenbestrijding’ volgen, maar de titel had beter ‘Zelfredzaamheid bij rampenbestrijding’ kunnen zijn.

Ale vertelt namelijk dat mensen nauwelijks weten wat er aan gevaarlijke installaties in een straal van vijfhonderd meter in en om het huis staat. Bovendien weet bijna niemand wat hij moet doen als zijn auto met lpg-tank in brand staat of het koelhuis om de hoek vlam vat. “Wat doe jij als je gordijn in brand staat? Wij zeggen altijd: ren weg bij brand die niet met één emmer water is te blussen.”

Twintig procent van de Nederlanders bezit een brandblusser, meldt het Centraal bureau voor de Statistiek (CBS). Dat klinkt als weinig, maar volgens de hoogleraar rampenbestrijding heeft een poederblusser geen zin bij beginnende branden, omdat de meeste mensen de blusser niet goed kunnen gebruiken. “Tenzij je er een cursus voor hebt gevolgd.”

Ale is tevens programmamanager onderzoek bij het Nederlands Instituut voor Brandweer en Rampenbestrijding (Nibra) en hoofd van het Centrum voor Externe Veiligheid en Vuurwerk bij het Rijksinstituut voor Milieuhygiëne (Rivm). Volgens hem is het beleid van de overheid er steeds meer op gericht dat mensen zelf verantwoordelijk zijn. De overheid gaat ervan uit dat burgers weten wat ze moeten doen als de sirene gaat of als er brand is. Ze veronderstelt bovendien dat mensen weten dat ze tegen een vergunning voor het transport van gevaarlijke stoffen kunnen procederen. “Alle informatie over deze onderwerpen heeft de overheid beschikbaar gesteld in de vorm van risicokaarten op het web. Alleen, je moet ze wel weten te vinden.”

Tijdens de workshop wil Ale een discussie uitlokken: wat vindt u ervan dat u in elke horecagelegenheid moet kijken waar de nooduitgangen zijn? Vindt u het redelijk van de overheid dat u steeds meer zelf moeten uitzoeken? De reacties van de zaal zal Ale opnemen in zijn rapporten. Want zo’n publieksdag is voor hem een uitgelezen kans om makkelijk én gratis aan onderzoeksresultaten te komen.

Technologiedag, voor alumni, studenten, relaties uit het bedrijfsleven en de overheid en medewerkers van de TU Delft. Thema: ‘Leven met risico’s’.

www.technologiedag.tudelft.nl

www.veiligheid.nl

Badkamers kunnen een gevaarlijke plek zijn in huis. Schimmels zijn giftige stoffen waar iedereen ziek van kan worden. Bij mensen met een lage weerstand kan door een vieze badkamer een schimmelinfectie in de longen ontstaan.

Slapen met open raam is de enige manier om schadelijke stoffen in de slaapkamer de baas te blijven.

Onderzoekers hebben onvoldoende zicht op wat kinderen kunnen qua klimmen. Door middel van onderzoek wil wil universitair hoofddocent Johan Molenbroek nieuwe normen opstellen voor ontwerpers.

(Foto’s: Hans Stakelbeek/FMAX)

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.