Oppositiepartijen tasten in het duister over de gevolgen van de budgetverschuivingen in het hoger onderwijs die Van Engelshoven voorstelt. Ze willen eerst meer duidelijkheid.
Afgelopen maandag debatteerde de onderwijscommissie in de Tweede Kamer over de bekostiging van het hoger onderwijs en onderzoek. Minister Van Engelshoven had al eerder laten weten dat ze de aanbevelingen van de commissie-Van Rijn voor een nieuw bekostigingsstelsel grotendeels overneemt: instellingen met relatief veel bèta-technische opleidingen krijgen een groter deel van de financiële koek, ten koste van de andere domeinen. Ze nam wel verzachtende maatregelen. Hogescholen hoeven niets in te leveren en de universiteiten hooguit 2 procent vanaf 2022.
Creatieve boekhouding
De oppositie vindt dat de minister haar plannen te snel wil doorzetten. “Dit debat komt veel te vroeg”, aldus de PvdA. De partij riep in een motie op te wachten met de voorgestelde bezuinigingen op de alfa-, gamma- en medische faculteiten totdat is uitgezocht hoe de kosten verdeeld worden tussen de domeinen en duidelijk is of het totale onderwijs- en onderzoeksbudget toereikend is. “Eerst moeten de consequenties helder in kaart worden gebracht. Dan weten we pas of we de wissels verantwoord om kunnen zetten”, vatte de PvdA samen. GroenLinks, SP en SGP waren het daarmee eens.
GroenLinks ergerde zich aan de “creatieve boekhouding” van de minister. Er staan zo veel plussen en minnen in de onderwijsbegroting, dat het volgens de partij onduidelijk is wat er uiteindelijk onder de streep overblijft. “We moeten heel diep graven in financiële stukken om erachter te komen dat er ook geld vanaf gaat.”
Plus
Zo trekt het kabinet in de Voorjaarsnota 41 miljoen euro extra uit voor bèta-technische studies. Maar in diezelfde nota wordt een prijsbijstelling van 68 miljoen euro ingetrokken. “Klopt het dus dat er minder geld overblijft voor de universiteiten?”, wilde GroenLinks weten. Van Engelshoven kon die 68 miljoen euro niet plaatsen en sprak over een bedrag van 25 miljoen euro voor het wo.
Op verzoek leverde ze tijdens de vergadering een tabel aan met een overzicht van investeringen en bezuinigingen, maar die was volgens GroenLinks niet compleet. De minister zegde toe de plussen en minnen alsnog op een rijtje te zetten, maar bleef benadrukken dat “alle universiteiten de komende jaren in de plus blijven”. D66 nam het voor haar op: “De onrust wordt veroorzaakt doordat we nu door een rietje naar Van Rijn kijken. Het lijkt wel of jullie niet willen zien dat er in principe een heleboel extra geld naar de universiteiten komt.”
De minister vindt het daarom onnodig om nog langer te wachten met het doorvoeren van haar plannen. “In 2016 vond uw Kamer al dat er snel iets moest gebeuren aan de capaciteitstekorten in de bèta-techniek. We kunnen niet blijven wachten. Er mogen niet nog meer numeri fixi bijkomen”, zei ze. Van de vier regeringspartijen maakte alleen de ChristenUnie een voorbehoud: ze vraagt aandacht voor de positie van de geesteswetenschappen en wil alleen herverdelen in tijden van stijgende budgetten.
Lumpsum
Veel Kamerleden waren bezorgd over de gevolgen van de budgetverschuiving binnen de instellingen. Wetenschapsgenootschap KNAW waarschuwde meteen al dat de aanpak van Van Rijn instellingen en faculteiten onnodig tegen elkaar op zou zetten. De voorstellen zouden bovendien tot grotere verschuivingen leiden dan de cijfers suggereren. Ook universiteitenkoepel VSNU spreekt van bezuinigingen op alfa, gamma en medisch die kunnen oplopen tot ruim 100 miljoen euro. De gemaakte politieke keuzes leiden potentieel tot honderden ontslagen en gaan ten koste van kwaliteit en toegankelijkheid, aldus de VSNU.
Maar zo ver zal het niet komen, verzekerde Van Engelshoven. Ze wees de Kamerleden erop dat de instellingen via een lumpsum worden bekostigd. Ze bepalen zelf hoe ze het geld intern verdelen. Daarom is het volgens de minister onmogelijk een overzicht te geven hoe de herverdeeleffecten er per domein uit komen te zien.
“Instellingen moeten met gezond verstand bekijken wat wel en niet mogelijk is. En dat is iets wat ze niet alleen moeten doen, maar met elkaar.” Ze benadrukte het belang van samenwerking tussen de vier TU’s en de algemene universiteiten. Gezamenlijk moeten ze een plan opstellen waarin ze tegemoetkomen aan de knelpunten in de bèta-technische sector en oog hebben voor interdisciplinaire samenwerking met de sociale en geesteswetenschappen. “Op die manier valt er ook winst te boeken bij de andere domeinen”, aldus de minister.
Kromme redenering
Dat is wel heel makkelijk gezegd, vond de PvdA. “De minister verschuift het probleem en legt de verantwoordelijkheid bij de universiteitsbesturen.” De SP sprak van een kromme redenering. “Aan de ene kant zegt de minister dat ze niet over de verdeling van het geld gaat, maar ze verwacht wel dat de bèta-technische universiteiten met een plan komen. Dan ben je toch aan het sturen.”
De KNAW stelde eerder al dat de commissie-Van Rijn geen rekening heeft gehouden met het nieuwe sectorplan voor bèta-techniek. Hiermee zouden dit jaar al zo’n 300 vaste banen beschikbaar komen. “Het is niet acceptabel als straks blijkt dat de TU’s het extra geld niet weggezet krijgen”, reageerde de minister. D66 vroeg daarom of een groter deel van de sectorplanmiddelen bij de brede universiteiten terecht kan komen, om de herverdeeleffecten verder te dempen. De minister gaat dat onderzoeken.
Donderdag stemt de Kamer over de moties die tijdens het overleg zijn ingediend.
HOP, Melanie Zierse
Do you have a question or comment about this article?
redactie@hogeronderwijspersbureau.nl
Comments are closed.