Campus

‘Opleidingen moeten in vijf jaar te doen zijn’

De politiek dwingt de TU Delft tot kwaliteitsverlaging, meldde de Delftse studentenvakbond VSSD in een persbericht. Collegelid Paul Rullmann reageert.


Het persbericht van de VSSD leidde tot Kamervragen. Heeft de TU al wat van het ministerie gehoord?

“Nee, we hebben op onze website gezegd dat we met onderwijsverandering bezig zijn. Dat stukje heb ik aan het ministerie gestuurd. Ik zag dat staatssecretaris Zijlstra op 15 januari in De Rode Hoed discussieert over hoger onderwijs en voordat je het weet roept iemand dat ze bij de TU ook al de kwaliteit naar beneden doen. Dat is helemaal niet aan de orde. Wij zijn met een ingrijpend proces bezig. Waarom doen we dat? Studenten doen hier lang over hun studie. Dat komt door de student zelf of door het programma dat vaak te vol is. Het kan ook een gevolg zijn van de individuele docent die denkt: die student doet er zeven jaar over dus dit boekje is ook interessant en kan er ok nog wel bij. Ook de werkgever heeft er vaak zeven jaar over gedaan, dus die verwacht van een nieuwe ingenieur dat die er ten minste zeven jaar over gedaan heeft. Wij hebben vastgesteld dat het maatschappelijk steeds minder is geaccepteerd dat je zo lang over je studie doet. Het programma moet in vijf jaar te doen zijn. Dat verwacht de samenleving ook van ons. Mensen die van de TU af komen zitten in een internationale competitieve arena. Iemand die zeven of acht jaar over zijn studie doet, staat daarin op achterstand. Daarom houden we alle opleidingen eens goed tegen het licht, gaan alle faculteiten hun opleidingen omvormen tot modulair onderwijs. Zij kijken daarbij ook of de studielast wel naar behoren is. Er zijn opleidingen waarvan de studielast prima is en er zijn er waarvan je kunt zeggen: die zitten behoorlijk vol. Een voorbeeld is Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek (LR). De faculteit heeft haar programma recent veranderd. Zowel de bachelor als de master. Dat zijn echt prachtige programma’s geworden, op één punt na: het blijft een vol programma. Op sommige punten is het misschien nog wel voller geworden. Uit enthousiasme. Daar is nu de VSSD op wakker geworden.”


Grootste punt van de VSSD is de politiek: die dwingt de TU tot kwaliteitsverlaging. “De TU staat met haar rug tegen de muur”, stelt de vakbond. “De enige manier om aan de wensen van de politiek te voldoen is dat studenten dan maar minder leren.”

“Daar ben ik het niet mee eens. We hebben deze actie op studiesucces ingezet voordat er sprake was van langstuderen of een boete. Die boete heeft overigens wel als katalysator gewerkt, dat is onmiskenbaar zo. Maar we hebben zelf vastgesteld dat het maatschappelijk niet meer acceptabel is om zo lang te studeren. Internationaal prijs je jezelf langzaam uit de markt. Daar is die boete overheen gekomen.”


Die boete speelt dus wel een rol.

“Jazeker. Je zou kunnen zeggen: die boete geeft nog eens extra aan dat de samenleving dit niet meer accepteert.”


Terecht?

“Ik vind van wel. Als iemand er zeven of acht jaar over doet, of tien jaar en hij betaalt daarvoor een boete, dan heb ik daar geen probleem mee. Je ziet dat we nu allemaal zijn gewend aan die zeven jaar. Het onderwijs moet ervoor zorgen dat het in vijf jaar kan. Het is niet een mindere ingenieur.”


Dat zegt de VSSD wel. LR gaat de studielast met vijftien procent verlagen. Dat staat letterlijk in het plan van de faculteit. “Je leert minder”, zegt VSSD-voorzitter Mariska Heidema daarover. Zij heeft een punt: studenten die straks afstuderen, hebben minder geleerd dan de mensen die nu afstuderen.

“Klopt.”


En dus hebben ze minder expertise, zoals de VSSD stelt.

“Dat is de vraag. De vraag is of alles wat je leert bijdraagt aan het feit dat je een uitstekende ingenieur bent. Wij bieden een programma waarin je in vijf jaar een uitstekende ingenieur wordt. Nu kun je zeggen: ik doe er nog extra bij, want dat is ook wel goed. Ik kan dus een zevenjarige studie maken. Of een achtjarige. Dat draagt allemaal bij aan de ontwikkeling van de ingenieur. Maar ergens is een grens. Wij vinden dat je in vijf jaar een student kunt afleveren die buitengewoon geschikt is als ingenieur. En natuurlijk kun je extra dingen doen, maar ik zou zeggen: doe dat vervolgens in je eigen tijd. Of in het bedrijf waarin je werkt. Je kunt je op allerlei manieren blijven scholen. De vraag is: wat is de kern die wij afleveren?”


Maar diegenen die straks afstuderen, hebben minder geleerd.

“Kwaliteit is niet hetzelfde als kwantiteit. Dus je kunt een goede ingenieur zijn die het vak goed beheerst. Als je daar extra bijleert, word je nog beter. Ik heb met de VSSD gesproken en die zegt: eigenlijk zou je er dus een zevenjarige studie van moeten maken. Maar zo zit het niet in elkaar: we hebben financiering voor vijfjarige studies.”


Eigenlijk geeft de TU nu dus een zevenjarige studie? De TU geeft te veel?

“Ja, wij geven te veel. Op onderdelen. Bij LR. Ik zou niet durven zeggen dat het zeven jaar is, maar het programma zit voller dan vijf jaar. Er zijn meer plekken in de universiteit waar dat zo is. Dat is mooi wanneer dat voor iedereen dezelfde hobby is, maar als je zegt: we moeten het in vijf jaar kunnen doen – met een serieuze en goede ingenieur – dan moet er hier en daar wat af. Als docenten zeggen: ‘Er kan van mijn vak niks af’, of als studenten zeggen: ‘Dit is een vermindering van de kwaliteit’, vind ik dat op zichzelf goede tekenen. Het betekent dat iedereen hier inhoudelijk betrokken is bij het vakgebied en dat graag wil bewaken. Dat snap ik. Tegelijkertijd blijf ik zeggen: we hebben de gelegenheid om in vijf jaar iemand een ingenieursdiploma mee te geven. Laten we dan ook zorgen dat ons dat lukt.”


De VSSD vindt dat de TU als alternatief zou kunnen kijken naar een administratieve aanpak. Kijk hoe de jaren worden geteld. Als studenten bestuurswerk doen, moeten ze ingeschreven blijven staan om RAS-maanden te krijgen. Waarom schrijft de TU die studenten niet uit?

“Dat is een voorbeeld van ‘hoe omzeil ik de boete?’. Dat is niet: ‘hoe zorg ik dat een studie in vijf jaar gedaan kan worden’. Mijn optiek is: in vijf jaar moet je die studie goed kunnen afronden. Drie plus twee. En dan heb je een jaar extra in de bachelor en een jaar extra in de master. Je kunt je dus afvragen: wordt het nog aantrekkelijk om straks bestuursactiviteiten, projecten en studentenraad te doen als je weet dat er een boetedreiging is. Dat zou wel eens minder kunnen worden. Kun je dat omzeilen? Bestuurswerk doen en je uitschrijven is een ingewikkelde puzzel. Bestuursmaanden mogen wij alleen maar uitgeven aan mensen die ingeschreven staan. Dat is een wettelijke toekenning. Op het moment dat iemand zich uitschrijft komen er allerlei problemen: het recht op een ov-jaarkaart vervalt, de studentenhuisvesting en –gezondheidszorg vervalt. Daarvan moet je je afvragen: wil ik die nadelen meenemen? Ik heb er geen antwoord op, maar ik weet dat alle studentenorganisaties driftig aan het puzzelen zijn.”


Compensatoir toetsen: een onvoldoende compenseren met een voldoende. Directeur onderwijs Aldert Kamp zegt: als je strikt redeneert gaat het niveau omlaag, want tot vorig jaar mocht je een vijf in je bachelor hebben.

“Dat compensatoir toetsen speelt alleen maar binnen een module. In een module zit een aantal onderdelen met tussentoetsen. In die tussentoetsen kun je compenseren ten opzichte van het eindcijfer. Als je nu een toets doet en je hebt zeven vragen voldoende, zou je ook raar opkijken als je een onvoldoende kreeg omdat je drie vragen fout hebt. Dan vind je het ook normaal dat je het compenseert met de zeven die je goed hebt. Er zit natuurlijk wel een grens aan. Ieder gemiddelde is een afvlakking, dat klopt wel, maar ik ben niet bevreesd dat je hierdoor nu de kwaliteit verlaagt.”


Op twitter valt te lezen dat je toch niet wilt dat er een brug instort omdat studenten een onderdeel mochten compenseren.

“Nou, ik weet een paar voorbeelden van bruggen waar gediplomeerde ingenieurs aan gewerkt hebben. Bruggen die gerepareerd moesten worden door onvoorziene verzakkingen. Dus dat is op zichzelf geen garantie. Het is wel een mooi beeld, maar dat is volstrekt niet aan de orde. Kwaliteit staat voor ons, voor docenten en gelukkig ook voor studenten voorop. Daar zie ik geen aantasting van.“


Die plannen moeten van de TU in twee jaar operationeel zijn, maar volgens Kamp is dat nooit mogelijk. Hij zou zijn geld er nooit op zetten dat iedereen in 2013 klaar is. Kortom: het gaat niet lukken.

“Dat is voor rekening van Kamp. We hebben alle faculteiten gevraagd met een globaal plan te komen. Die plannen zijn net binnen en worden nu bekeken. De stuurgroep van dit project reageert daar vervolgens op. Daarna gaan we met de faculteiten in gesprek en kijken we wat realistisch is. Er zijn ook faculteiten die zeggen laten we het zo snel mogelijk doen. Als er één ding is wat ik hier geleerd heb, is dat iedere faculteit echt verschillend is. We hebben Industrieel Ontwerpen als voorbeeld, die faculteit heeft dat al gedaan en heeft er ervaring mee.”



 

“De stad bestaat uit bebouwde bubbels, een soort concentrische sferen, omringd door veel groen. Mensen verplaatsen zich met PRT (Personal rapid transit: kleine geautomatiseerde elektrische voertuigen, red.). En er komt een internationale campus die een levend laboratorium vormt voor onderzoek naar intelligente netwerken.”

Met futuristische plaatjes schetste prof.dr. Martin de Jong afgelopen november tijdens een congres over ecocities voor een select clubje Chinese bestuurders de contouren van de nog te bouwen ecologische stad Pingdi aan de rand van de metropool Shenzhen in Zuid-Oost China.

Delftse wetenschappers van het onderzoeksprogramma Next Generation Infrastructures (NGInfra), waaronder De Jong, denken op verzoek van Shenzhen’s viceburgemeester mee over de vraag hoe de stad zich op een duurzame manier verder kan ontwikkelen. De stad is groot geworden dankzij vervuilende en arbeidsintensieve maakindustrie en lijdt aan verkeersinfarcten en vervuilde lucht, grond en water. De subgemeente Pingdi moet een testcase worden voor hoe het anders kan.

Is stedenbouw in het polderende Nederland vooral een academische exercitie, in China is het heel normaal om in een mum van tijd miljoenensteden uit de grond te stampen. Shenzhen, dat pal tegenover Hong Kong ligt, is er een duizelingwekkend voorbeeld van. Sinds de stad in 1979 als een zogenaamde Special Economic Zone werd aangewezen, is het uitgegroeid van een onbeduidend vissersplaatsje tot een wereldstad met veertien miljoen mensen.

In de subgemeente Pingdi van vijftig vierkante kilometer moet een dichtbevolkte milieuvriendelijke stad verrijzen, omringd door natuur en aantrekkelijk voor schone innovatieve bedrijven en kenniswerkers. Het huidige inwoneraantal van deze toekomstige ecocity – een buzzword in China (het land heeft er officieel tientallen) – moet groeien van zo’n vijftigduizend nu naar vijfhonderdduizend of misschien wel een miljoen.

De Jong, die behalve universitair hoofddocent bij Techniek, Bestuur en Management (TBM) ook hoogleraar is in Harbin in Noord-China, is trekker van het Pingdi-project. “Het is vrij ongebruikelijk dat een grote stad als Shenzhen buitenlandse wetenschappers benadert voor zo’n prestigieus project”, zegt hij. “De stad had al twee Chinese bureaus ingeschakeld, maar vond hun plannen niet ver genoeg gaan. Toen hebben ze kennelijk gedacht, laten we de opdracht aan een paar gekken uit Nederland geven.”

De partners van NGInfra bij dit project zijn de Harbin Institute of Technology die een vestiging heeft in Shenzhen (de HIT Shenzhen Graduate School) en architect en TU-alumnus Neville Mars van de Dynamic City Foundation.

Een mooiere proeftuin voor onderzoek naar de stedelijke infrastructuren van de toekomst, het centrale thema van NGInfra, is voor de wetenschappers nauwelijks denkbaar. “Dit project is goud waard”, vertelt de wetenschappelijk directeur van NGInfra prof.dr.ir. Margot Weijnen (TBM). “We zijn al betrokken bij de invulling van de Maasvlakte 2, maar we zochten nog een tweede grootschalig project waarin we de waarde van onze kennis kunnen demonstreren.”

Ontdekkingsreis

Mocht Shenzhen echt met de wetenschappers in zee gaan – het project is nog in een pril stadium – dan moeten de onderzoekers van NGInfra vooral helpen bij het ontwikkelen van nieuwe businessmodellen en bestuurlijke structuren. Als voorbeeld noemt Weijnen de obstakels bij het opzetten van een smart grid, een intelligent en flexibel elektriciteitsnet. “Op dit moment staat de China Southern Power Grid decentrale opwekkers niet toe om elektriciteit terug te leveren aan het net. Hun businessmodel is er nog steeds op gericht om zoveel mogelijk elektriciteit te verkopen. Ook ontstaat er frictie met de telecomsector, die ook moet meewerken, maar die het elektriciteitsbedrijf als nieuwe concurrent ziet opdoemen.”

Nog een uitdaging: Pingdi moet gaan samenwerken met buurgemeenten om te voorkomen dat vervuilende industrie zich net over de grens vestigt waardoor Pingdi alsnog vervuild raakt. Dergelijke grensoverschrijdende gebiedsontwikkeling zou ook een noviteit zijn. “Het is een grote ontdekkingsreis”, lacht Weijnen. Haar collega, prof.dr. Ernst ten Heuvelhof heeft een iets meer afwachtende houding: “In Nederland is het al moeilijk om een groot project op te zetten, laat staan in China. Door de cultuurverschillen begrijpt niemand precies wat er hier gebeurt.”

Volgens Weijnen is het geen drama voor haar onderzoeksgroep als haar plan op de klippen loopt. “Door dit project leren we hoe het spel van relaties en belangen, Guanxi in het Chinees, gespeeld wordt.”

Guanxi klinkt misschien poëtisch, maar het zorgt bij veel westerse ingenieurs voor hoofdbrekens. Dit ‘spel’, en de Chinese industrialisatiepolitiek, leiden tot veel misverstanden en onenigheden tussen westerse ingenieurs en Chinese overheden.

Zo vertelt Tjerk Reijenga, directeur van de Chinese afdeling van architectenbureau KOW in Shanghai, dat hij van dichtbij heeft gezien hoe een groot Nederlands ingenieursbureau een opdracht voor de bouw van een ecocity op het laatste moment misliep. Het bureau had een prijsvraag gewonnen voor de inrichting van de ecocity Caofeidian (in de provincie Tangshan) en dacht ook bij de uitwerking ervan ingehuurd te worden. Maar een Zweeds bedrijf ging er met de opdacht vandoor nadat de Zweedse Koning op bezoek was geweest.

Een van de hoofdsprekers tijdens het congres, Slavis Poczebutas van het bouw- en adviesbedrijf Arup, vertelt dat zijn bedrijf betrokken was bij de planvorming voor de ecocity Wanzhuang in de buurt van Beijing. In het gebied van tachtig vierkante kilometer woonden dertigduizend mensen in veertig dorpen. “Je wordt aan boord gehaald van zo’n project en dan blijkt dat ze al een masterplan hebben waarin alles eerst met de grond gelijk gemaakt wordt.”

Poczebutas wilde waardevolle landbouwgronden en bepaalde bebouwing bewaren. Uiteindelijk hebben de Chinezen zijn ideeën in slechts enkele proefgebiedjes overgenomen.

Poczebutas is vrij cynisch over de duurzame ambities van de Chinezen. “In China zijn geen echte ecocities, alleen maar kleine duurzame projecten.”

Toch probeert het land wel degelijk duurzamer te bouwen. Sinds kort worden steden niet alleen op hun economische groei afgerekend maar ook op duurzaamheid.

“Maar het standaard businessmodel van de steden, dat gericht is op het behalen van de door Beijing gewenste economische groei van 12 à 13 procent per jaar, is voor hen veel makkelijker uit te voeren”, vertelt Dirk Bekkering die tot voor kort werkzaam was bij KOW-China.“Om die groei te behalen verkopen steden de rechten om nieuwe gebieden te bebouwen aan projectontwikkelaars. De projectontwikkelaars bouwen die naar eigen inzicht zo snel mogelijk vol met fabriekterreinen en woonblokken om zelf ook snel te cashen. Aangezien de prijzen van vastgoed razendsnel stijgen, is het vooral zaak om snel te bouwen.”

Architect Neville Mars, van de Dynamic City Foundation, formuleert de bouwgekte als: “ ’s werelds meest agressief woekerende omgeving”. De groeisnelheid maakt lange termijn planning volgens hem moeilijk.

Achtergrondkleur

Als het elders niet lukt om ecocities te bouwen, waarom zou Shenzhen er dan wel in slagen?

Misschien omdat de huidige business-strategie op redelijk korte termijn al een doodlopende weg is. De stad begint uit zijn voegen te barsten. “Daar komt bij”, vertelt professor Wang Dong van de HIT Shenzhen Graduate School, “dat werknemers inmiddels meer loon willen en minder bereid zijn om hard te werken.” Daardoor wordt de stad volgens hem minder interessant voor weinig innovatieve en laagwaardige industrie.

Tekenend voor de situatie is dat Shenzhen’s elektronische sweatshop Foxconn, dat mobieltjes en laptops assembleert en honderd duizenden werkers in dienst heeft, zijn activiteiten naar het binnenland verplaatst waar nog volop goedkope arbeiders te vinden zijn.

Shenzhen moet zich dus richten op innovatie en aantrekkelijker worden voor hoog opgeleide mensen. Dat is ook de visie van viceburgemeester Tang Jie. “Pingdi moet zich richten op Research and Development. Het wordt heel groen en prettig wonen.” Behalve met economische noodzaak speelt ook trots een rol. “Shenzhen heeft een voorbeeldfunctie in China voor economische groei. Een derde van alle laptops uit de wereld komt hiervandaan. We moeten nu ook op ecocity-gebied een voorbeeld geven.”

Het klinkt Weijnen als muziek in de oren. “Ik denk werkelijk dat Shenzhen hier iets van wil maken. Dat blijkt ook uit de kritische vragen die ze stellen.”

Toch is het even schrikken geblazen als een Chinese delegatie haar plan tijdens het congres ontvouwt. Het toont een corridor van industrie die Pingdi verbindt met andere industriegebieden. De tekeningen zijn weliswaar groen, maar dat wil niets zeggen, weet Mars. “Groen is gewoon hun standaard achtergrondkleur”, lacht hij.

Weijnen tegen haar collega’s: “Het lijkt erop alsof ze hun oude plannen extrapoleren. We moeten nu snel zorgen dat we op een lijn komen.”

De Jong legt uit wat er volgens hem aan de hand is. “De Chinezen bouwen het liefst hightech gebouwen en campussen in het nog resterende groene gebied in Pingdi en laten de vervuilende en vervallen bebouwde stukken voor wat ze zijn. Maar daarover hebben ze zich nooit duidelijk uitgesproken. Als ze het zo aanpakken wordt Pingdi nooit een aantrekkelijke stad voor kenniswerkers. We moeten juist het bebouwde gebied transformeren. Het wordt tijd dat ze hun kaarten open op tafel leggen.”

Twee dagen na het congres legt De Jong nogmaals uit wat Pingdi kan doen om een duurzame kennisstad te worden, dit keer op het stadhuis. Het hoofd van het Shenzhen Urban Planning Bureau is ook aanwezig. Hij lacht: “Het is een heel risicovol project. Het lijkt wel alsof de buitenlanders veel enthousiaster over Pingdi zijn dan wij.” Hij wil dat de Delftenaren de volgende keer ook een prognose presenteren voor de economische groei die de ecocity oplevert.

Gemengde gevoelens overheersen na afloop. Maar het lijkt er toch op dat de onderzoekers door zijn naar het volgende niveau in het spel.

Hoe bouw je een ecocity?

Rondtoerend door het gebied valt op dat Pingdi geen kale vlakte is. Behalve industrieterreinen staan er veel oude huizen van de minderheid in het gebied, het Hakka volk.

De onderzoekers willen de Hakka-architectuur zoveel mogelijk behouden om het gebied een sterke culturele identiteit te geven. Daarnaast vinden ze het interessant om te kijken hoe je complexe systemen zoals steden, die hun eigen dynamiek ontwikkelen, voorzichtig een bepaalde kant op kunt sturen.

Maar dr. Wim Ravesteijn van TBM maakt zich geen illusies. “China heeft sociale doelstellingen, maar het belang van het individu telt momenteel niet. Als de overheid vindt dat bewoners weg moeten dan gebeurt dat, zeker als ze geen officiële stadsbewoners zijn. Het is hier nog altijd een dictatuur.”

Als hem gevraagd wordt hoe het bestuur van Shenzhen met de bebouwing en de bewoners om zal gaan, geeft viceburgermeester Tang Jie een wat cryptisch antwoord: “De plannen (van de TU, red.) zijn van academische aard. We proberen ze vorm te geven in ons project. Maar Shenzhen is nu ontworpen als industriestad. Er is nog geen vast plan.

”Ravesteijn ziet geen reden om van het project af te zien. “Dat vind ik te ver gaan. We zijn ons allemaal bewust van de ethische aspecten. We voeren daar intern discussies over.”

De Jong gaat ervanuit dat als er mensen gedwongen vertrekken zij daarvoor gecompenseerd worden. “We moeten af van het defensieve Europese argument dat er niets mag veranderen. De meeste mensen gaan erop vooruit als er een ecocity komt. Nu hebben ze een armetierig bestaan als fabrieksarbeider. De ecocity biedt hen de kans om in de dienstverlenende sector te werken.”

Dit verhaal verscheen eerder in Delft Integraal 04/2010.

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.