Hij werkt al 32 jaar bij de TU Delft en werd per 1 mei benoemd tot collegevoorzitter. Welke plannen heeft prof.dr.ir. Tim van der Hagen voor de universiteit? “Ik zou hier graag iets meer een gevoel van trots willen creëren.”
U bent behalve collegevoorzitter ook ‘toetsenwizard’, zag ik op de website van uw band Make my day. Wanneer kunnen we uw eerste optreden op het International Festival of Technology (IFoT) verwachten?
“Ik ontvang graag een uitnodiging om een keer te komen spelen, maar we hebben wel eens eerder gespeeld voor de TU Delft. Dat was bij een eindejaarsfeest en bij het hooglerarendiner. Ik speel al sinds de middelbare school,
vroeger gitaar en nu toetsen. Covers. Swingmuziek. Stevie Wonder en dergelijke. Dat probeer ik te blijven doen.”
Een van uw missies is het verlagen van de werkdruk, zei u. Kunt u dat toelichten?
“Je zou kunnen zeggen: de TU Delft staat er fantastisch voor, dus we gaan gewoon door en ik ga een beetje op de winkel passen, maar dat is mij te gemakkelijk. Uit ervaring weet ik dat dat ook niet past in de aard van TU-medewerkers en studenten. Deze gemeenschap wil altijd vooruit en beter en meer. Een prettige en goede eigenschap natuurlijk, maar de consequentie is dat er meer en meer werk op de bordjes van medewerkers komt. Voor een deel doen ze dat zelf, voor een deel komt dat door externe factoren. Ik heb wel eens een lijstje gemaakt van activiteiten die we zelf hadden bedacht – die dus niet van buiten kwamen – en dan kom je op vijftig à zestig dingen die niet per se hoeven, maar die verder uitstekend zijn. Ik ga geen voorbeelden noemen, want dan ga je opschrijven dat ik vind dat dat gestopt moet worden. Helemaal niet. Het was allemaal zinvol en nuttig en leuk, maar wel veel. Als wij een wereldklasse universiteit willen zijn en blijven, zullen we keuzes moeten maken. Mensen werken hard en doen dat gelukkig nog met veel plezier, maar ik wil voorkomen dat het lijntje breekt. Tegen sommige dingen zullen we gewoon ‘nee’ moeten zeggen.”
Tegen wat voor dingen moeten we ‘nee’ zeggen?
“Daar gaan we nog naar kijken.”
‘Nee’ zeggen lijkt me heel lastig.
“Daar zijn we niet goed in, dat klopt. Als je zou vragen wat we de afgelopen twintig jaar niet hebben gedaan, zou ik lang moeten nadenken. En waar we mee zijn gestopt? Ik kan niet veel noemen. Toen ik directeur werd van het
Reactor Instituut Delft heb ik gezegd: we moeten minder publiceren. De reactie was: wat krijgen we nou? Minder publiceren ja, maar beter. Het is niet de hoeveelheid, maar de kwaliteit. Je moet als wetenschapper ruimte hebben voor creativiteit. Voortdurend die druk voelen van meer, meer, meer, in plaats van beter, beter, beter, is niet goed. Uit eigen ervaring weet ik ook dat het niet bevredigend is. Eén vernieuwende publicatie of één goede ingenieur opleiden is leuker dan drie matige.”
Liever kwaliteit dan kwantiteit dus?
“Absoluut ja. En willen wij nog een stapje maken in
kwaliteit, dan moeten wij in een aantal dingen terug in kwantiteit.”
Kunt u hier voorbeelden van noemen?
“Wij besteden veel tijd aan onderzoek en minder aan
onderwijs. Begrijpelijk, want de samenleving waardeert vooral onderzoekprestaties. Die zijn zichtbaar. Als
iemand een fantastisch college geeft, mag je blij zijn als een student ‘dankjewel’ zegt. Ik vind dat daar meer waardering voor mag komen en dat mensen meer tijd moeten krijgen voor onderwijs. Dat zal misschien hier en daar ten koste moeten gaan van de tijd voor onderzoek. Veel wetenschappers zijn bezig met het herhaaldelijk indienen van voorstellen, die kwalitatief uitstekend zijn maar door de geringe hoeveelheid middelen toch buiten de boot vallen. Dat is dus echt zonde van de tijd. We kunnen het die onderzoekers absoluut niet verwijten, maar wel het Nederlandse of Europese systeem.”
Wat kunt u daar aan doen?
“Een simpele oplossing zou zijn: meer geld. Je kunt ook zeggen: minder voorstelrondes. Grotere porties geld per keer verdelen in plaats van iedere keer een stukje. Dat zou al helpen. Kijk naar de hoeveelheid studenten: 22 duizend. Die doorlopen hier volgens mij een prima opleiding, vinden snel een baan, zijn gewild bij de industrie. Wij kunnen als universiteit een grote rol spelen in het oplossen van maatschappelijke problemen. We hebben daar de onderzoeksfaciliteiten voor, de onderzoekers en de studenten. Alleen de financiële middelen zijn achtergebleven. Het is jammer dat je daar als samenleving niet een optimaal rendement uithaalt. Dat je moet zeggen: deze studie zit nu vol, anders kunnen we de kwaliteit niet meer garanderen. Als je daar als samenleving iets meer geld voor over hebt, zou je een veel hoger rendement halen. En dat komt dan weer uiteindelijk ten goede aan diezelfde samenleving. Dat is mijn boodschap aan de overheid.”
Welke plannen heeft u voor de TU?
“Ik zou hier graag iets meer een gevoel van trots willen creëren. Een sfeer van excellentie. Een sfeer van ‘het is een eer om hier te mogen werken of te mogen studeren en ik ben er geweldig trots op dat ik bij de TU Delft zit’. Het is niet zomaar een universiteit, het is één van de beste.”
Waarom vindt u die trots belangrijk?
“Ik denk ten eerste dat het terecht is, en ten tweede dat je daarmee een gemeenschappelijkheid creëert waaruit nog betere prestaties voortkomen. Dat je teamgevoel gaat krijgen. En een ander elan. Een elan van elkaar stimuleren en enthousiasmeren. We zijn met zijn allen de nieuwe generatie ingenieurs aan het opleiden. We zijn nieuwe kennis aan het produceren en we zijn wereldwijd in contact met de smaakmakers, kennisinstellingen en industrie die er toe doen. Als rendement hoger en wordt de werkbeleving positiever.”
Rendement? Zojuist pleitte u voor kwaliteit.
“Ik bedoel rendement in kwaliteit, niet in hoeveelheid.”
Wat wilt u nog meer met de TU?
“Wat vooral zichtbaar is zijn de wetenschappelijke successen. Wat je veel minder ziet zijn die plekjes waar het misschien wel redelijk gaat, maar niet excellent. Het zou goed zijn om te kijken of dat niet nog wat beter kan.”
Hoe wilt u dat doen?
“Het ligt misschien niet altijd aan de mensen. Het heeft ook te maken met faciliteren, mensen begeleiden en coachen. Zeker jonge mensen. Ik wil absoluut niet verwijten, ik wil er voor zorgen dat we het met elkaar beter gaan doen. De komende periode gaan wij werken aan het Instellingsplan 2018-2024. Dat plan zal concrete aandachtspunten hebben.”
In Delta hebben we een rubriek waarin mensen alleen met ja of nee kunnen antwoorden op stellingen. Wat is uw antwoord op de stelling: de TU moet niet nog meer groeien: liever klein maar fijn.
“Groeien in wat?”
Studentenaantallen.
“Nee. Dat is te kort door de bocht.”
Liever klein maar fijn?
“Klein klinkt negatief. Klein spreekt me totaal niet aan. Fijn wel. Wij zijn een universiteit die er toe doet en we hebben een grote hoeveelheid studenten. We hebben een compleet palet aan technisch wetenschappelijk onderzoek. Science, design, engineering. Ik denk dat dat perfect op maat is. Ik zou het zeker niet kleiner willen maken, want dan zouden we moeten snijden in onderdelen die heel waardevol zijn. Als wij door meer gebruik te maken van e-learning meer studenten wereldwijd kunnen bedienen, kun je zeggen dat we groter worden. Dat zou geweldig zijn, toch? Daar ben ik alleen maar voor. Als wij met dezelfde middelen en dezelfde kwaliteit meer ingenieurs kunnen afleveren, is dat alleen maar goed.”
Ja of nee: stijgen in de rankings is een doel voor de TU.
“Nee. Stijgen in de rankings vind ik geen doel op zich. Het zou meer een logisch resultaat moeten zijn. Mijn doel is om excellentie na te streven. Ik ben er van overtuigd dat die rankings dan vanzelf volgen.”
Wat betekent de Brexit voor bestaande samenwerkingsverbanden binnen de TU?
“Dat is ongewis. Daar kunnen we ons zorgen over maken, gezien het feit dat we veel financiële middelen uit Europa halen, uit Horizon 2020. Daarin werken we veel samen met de Engelsen. Dat zal ongetwijfeld blijven, maar de financiering verandert. Of ze dat zelf gaan doen of uit nationale middelen is allemaal nog niet zeker.”
U was de afgelopen zes jaar decaan bij Technische Natuurwetenschappen (TNW). Heeft u als collegevoorzitter een andere blik op de universiteit gekregen?
“Misschien een wat bredere blik. Ik ken de universiteit wel redelijk in de breedte, maar nog niet zo in de diepte. Ik ben nu bezig wetenschappelijke afdelingen te bezoeken. Ontzettend leuk om te doen. We hebben een paar mooie voorbeelden waarin disciplines bij elkaar komen. Bij TNW en Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica hebben we natuurlijk QuTech: het onderzoek naar de quantumcomputer en quantum internet, samen met TNO. Ik ben heel enthousiast over robotica. Dat dekt nagenoeg het hele domein van onze activiteiten. Natuurlijk werktuigbouwkunde en elektrotechniek, maar ook Industrieel Ontwerpen. En Techniek, Bestuur en Management: hoe ga je straks met robotica om? TNW, nieuwe materialen, Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek. Alle faculteiten kunnen voor een deel aansluiten bij het domein robotica. Ik denk dat er veel van te verwachten is.”
CV
Tim van der Hagen studeerde technische natuurkunde in Eindhoven. Hij promoveerde in 1989 bij de TU Delft en werd tien jaar later hoogleraar Reactor-fysica. Tussen 2005 en 2012 was hij directeur van het Reactor Instituut Delft en in 2010 werd hij benoemd tot decaan van de faculteit Technische Natuurwetenschappen. Van der Hagen was lid van de Algemene Energieraad en het Topteam Energie en zit in de raad van toezicht van het Energieonderzoek Centrum Nederland. Verder is hij lid van de nationale Adviesraad voor Wetenschap, Technologie en Innovatie (AWTI) en was hij voorzitter van de raad van toezicht van Holland PTC, het behandelings- en onderzoekscentrum voor protonentherapie. Sinds 1 mei 2016 is hij collegevoorzitter met in zijn portefeuille onder meer human resources want, zo zegt hij: “Het gaat om mensen bij de universiteit.”
Comments are closed.