Jarrik Ouburg wil architectuur hand in hand laten gaan met andere culturele disciplines. “Architectuur moet veel meer zijn dan bouwen om het bouwen. Pas als het zeggingskracht heeft en maatschappelijke problemen oplost, doet het er toe.”
Naam: Ir. Jarrik Ouburg (36)
Woonplaats: Amsterdam
Verliefd/verloofd/getrouwd: Samenwonend, een kind
Studie: Bouwkunde
Afstudeerrichting: Architectuur
Afstudeerjaar: 2000
Loopbaan: Jarrik Ouburg won in 2001 de Archiprix International, de internationale prijs voor het beste afstudeerplan ter wereld op het gebied van architectuur, stedenbouw en landschap. In 1998 werkte hij bij E2A in Zurich als architect. In 2001 ging hij aan de slag bij de Architecten Cie. in Amsterdam. Een jaar later werkte hij bij Toyo Ito&Associates in Tokio. In Japan was hij ook onafhankelijk onderzoeker van 2002 tot 2003 bij het Tokio Institute of Technology. Van 2003-2007 werkte hij bij Xaveer de Geyter Architecten in Brussel. In 2008 begon hij zijn eigen bureau, Office Jarrik Ouburg. Daarnaast is hij aangesteld als hoofd masteropleiding architectuur aan de Academie van Bouwkunst Amsterdam.
Op de werkplek van Jarrik Ouburg (36), hoofd van de masteropleiding architectuur aan de Academie van Bouwkunst Amsterdam, komen kunst, techniek en architectuur in het klein samen. De maquettes vol miniatuurkunstwerken laten goed zien hoe architectuur en kunst elkaar in het groot versterken. Enthousiast laat hij foto’s en een maquette zien van een tentoonstellingsruimte in kasteel Duivenvoorde, die hij ontwierp. “Het rode tapijt in het kasteel heeft een hexagonaal vlak in het midden. Toen werd het helder: de tentoonstellingsruimte moest ook een hexagonale ruimte worden en als een paviljoen op het kleed worden geplaatst. Het leek alsof het kleed voor het paviljoen was ontworpen in plaats van andersom.”
De architect houdt van de combinatie kunst en architectuur. In zijn nieuwe functie als hoofd masteropleiding architectuur, probeert hij een goede combinatie te vinden tussen architectuur en andere disciplines. “Het interessante aan kunst is dat bijna alles een uitspraak is. Architectuur is dat ook, maar minder direct. Er is altijd een opdrachtgever en een programma waaraan een gebouw moet voldoen. Het gevaar ligt op de loer dat een ontwerp niet meer dan een oplossing wordt. Architectuur moet veel meer zijn dan bouwen om het bouwen. Pas als het zeggingskracht heeft en maatschappelijke problemen oplost, doet het er toe.”
Kersenbloesemfeest
Op de faculteit Bouwkunde in Delft was Ouburg nog niet zo bezig met andere culturele disciplines. Hij leerde er vooral analytisch denken. In Japan, waarnaar hij na zijn studie vertrok, werden die denkbeelden flink op de kop gezet. De echte eyeopener was tijdens hanamy, het kersenbloesemfeest. Heel Japan viert dan feest. “Het is een soort Koninginnedag, maar dan een paar dagen lang. Daarna begon het te waaien en kwam er een bloesemregen. ‘Wat zonde’, zei ik tegen een vriend. Maar zo zien zij het niet. Het verval wordt ook gevierd. Het hoort bij de cyclus van het leven.”
Dat is volgens hem ook te zien in de Japanse architectuur. Japanners breken monumenten als het Ise Shrine iedere twintig jaar af, om het daarna weer precies zo op te bouwen. “Zo gaat de kennis van het bouwen nooit verloren.” Toch ziet Unesco het heiligdom dat al sinds 690 op dezelfde plek wordt herbouwd, niet als een monument. Ouburg vindt dat raar. Vooral omdat de Amsterdamse grachtengordel vol staat met monumenten die door de jaren heen constant transformeerden. “De rest van de stad evolueert. Je kunt de tijd niet bevriezen. Als een grachtenpand afbrandt, is het beter om een discussie te voeren over wat een monument maakt en wat niet, dan terug te gaan in de tijd. Het gaat erom wat je met de context doet.”
Dat is hem vooral belangrijk omdat door de crisis geen grote nieuwbouwprojecten meer op stapel staan, denkt Ouburg. “Oude gebouwen moeten vernieuwd worden om vitaal te blijven, ondanks of juist dankzij de crisis.”
Samenwerken met andere disciplines en oog voor de context zijn daarbij van groot belang, vindt Ouburg. Soms resulteert dat met oog voor de historische context, zoals in een oude genieloods in Vijfhuizen, een Unesco-monument. Ouburg won een prijsvraag en mocht het gebouw renoveren. Alle nieuwe bevestigingselementen zijn geïnspireerd op de oude gelaste bouten. En er wordt gebruik gemaakt van ruimtedekens van de Nasa om ervoor te zorgen dat de ruimte in de zomer koel blijft en in de winter warm. Moderne technieken zorgen ervoor dat het karakter van de monumentale loods behouden blijft. Andere architecten wilden complete bouwsels om de genieloods heen zetten om het klimaatprobleem op te lossen, Ouburg vond dat zonde van het gebouw, en zijn team won daardoor de prijsvraag.
Gewaagd plan
Bij andere prijsvragen is het soms belangrijker om de historische context los te laten, vindt de architect. Voor het Serlachius Museum Gösta in Finland bedacht hij een aanbouw op een eilandje naast het museum die helemaal rondom het eilandje loopt. Juist om het oude gebouw, waar het museum in huist, intact te laten. “Het oorspronkelijke museum was al helemaal af, het zou zonde zijn om daar allerlei bijgebouwen aan vast te bouwen.”
Zijn idee werd niet uitgekozen, maar daar heeft Ouburg geen moeite mee. “Het was een gewaagd plan dat perfect bij het museum paste, maar blijkbaar dacht de opdrachtgever daar anders over. Dan passen we gewoon niet bij elkaar.”
Als hoofd van de opleiding architectuur aan de Academie van Bouwkunst hoopt hij zijn studenten bewust te maken van de context waarin ze bouwen en ze te enthousiasmeren voor het vak. De Academie van Bouwkunst is anders dan de TU Delft, zegt hij. “In Delft zijn veel studenten, alleen al in het eerste jaar. Op de Academie van Bouwkunst zitten ambitieuze studenten die vier dagen per week werken en daarnaast studeren. Ze zijn verantwoordelijk en willen betere architecten worden. Daar hebben ze alles voor over. Die toewijding hoef je ze niet meer te leren. Dat is een andere instelling dan studeren voor je diploma. Hier kennen de docenten en studenten elkaar allemaal, omdat de groepen veel kleiner zijn, waardoor je het onderwijs meer kunt richten op de individuele student in plaats van op een jaargang.”
De Academie wil volgens hem een denktank voor de stad Amsterdam zijn. Ouburg wil bijvoorbeeld een samenwerking tussen de Academie en de Dienst Monumenten en Archeologie zoeken en daarmee de felbegeerde discussie over monumenten aanzwengelen. “Studenten zijn vrijer in hun ontwerpen. Ze worden nog niet gehinderd door alle mitsen en maren rond historisch bouwen en kunnen goed de potentie van plekken in de stad laten zien met behulp van hun projecten.”
Maar het allerbelangrijkste kenmerk van de Amsterdamse onderwijsinstelling is volgens hem: “De Academie voor Bouwkunst is een onderdeel van de Hogeschool van de kunst, waarbij alles wat ze doen een uitspraak is. We kunnen elkaar helpen. Kunstenaars denken vaak niet zo praktisch na en technische studenten juist wel. Met meerdere typen studenten leer je ook meer van elkaar. Samen krijgen we een bredere basis en daarmee een breder, rijker ontwerp met meer inhoud.”
Comments are closed.