Twee van de vijf onderzoeksprogramma’s van het Delftse computerscience hebben het predikaat zeer goed tot excellent gekregen bij de gezamenlijk met Leiden gehouden visitatie van de onderzoeksgroepen.
In de visitatieperiode van 1996 tot 2002 wist met name het onderzoeksprogramma intelligent information processing bij de sectie mediamatica hoog te scoren. Op de onderdelen maatschappelijke relevantie en internationale zichtbaarheid binnen het onderzoeksveld scoorde de groep twee vijven, wat op een visitatierapport gelijk staat aan een tien.
Medewerkers aan het onderzoeksprogramma danken de hoge cijfers aan publicaties op het gebied van image processing en video augmentation in vooraanstaande bladen, maar ook aan de grote hoeveelheid patenten die het onderzoek opleverde en de samenwerking met TNO en bedrijven als Philips. Naast relevantie en zichtbaarheid werd in de visitatie verder gekeken naar de kwaliteit van het onderzoek en de productiviteit van de onderzoeksprogramma’s.
Het andere onderzoeksprogramma dat op alle vier de onderdelen zeer goed scoorde is modelling, visualisation and interaction onder leiding van prof.dr.ir. Frederik Jansen. Twee overige programma’s, information systems and data en knowledge engineering scoorden goed op de kwaliteit van het onderzoek, maar werden op andere onderdelen niet meer beoordeeld omdat beide programma’s geen vervolg kregen.
Ook het management van de onderzoeksgroepen werd over het algemeen als zeer goed beoordeeld. Wel waarschuwden de beoordelaars dat de hoeveelheid werk die managementtaken opleveren de technische output op termijn in gevaar kan brengen.
Computer science neemt in Delft in totaal ongeveer een derde van het totale onderzoek aan de faculteit Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica voor zijn rekening. De afgeronde onderzoeksevaluatie aan deze onderzoeksafdeling werd samen met Leiden uitgevoerd volgens het nieuwe standaard-evalutatieprotocol, dat in 2003 werd opgesteld. Eerdere evaluaties van onderzoek werden nog onder het oude protocol uitgevoerd door de Quanu, van de Vereniging Nederlandse Universiteiten. In het nieuwe protocol kiezen universiteiten hun eigen beoordelaars, meestal een internationale groep experts uit het te beoordelen vakgebied. Deze manier van beoordelen zou meer recht doen aan de specialistische aard van veel onderzoek.
Ook Leiden kwam met haar drie groepen goed uit de bus. Met name het onderzoeksprogramma foundations of computer science and natural computing. Het programma omvat onder meer bio-informatisch onderzoek, dat op drie onderdelen de hoogste score haalde. Met name de samenwerking met internationale biotechnologiegroepen werd geroemd. Alleen de productiviteit kon volgens de commissie wel omhoog, die lag volgens haar namelijk op ‘average Dutch standards‘. (RZ)
In de visitatieperiode van 1996 tot 2002 wist met name het onderzoeksprogramma intelligent information processing bij de sectie mediamatica hoog te scoren. Op de onderdelen maatschappelijke relevantie en internationale zichtbaarheid binnen het onderzoeksveld scoorde de groep twee vijven, wat op een visitatierapport gelijk staat aan een tien.
Medewerkers aan het onderzoeksprogramma danken de hoge cijfers aan publicaties op het gebied van image processing en video augmentation in vooraanstaande bladen, maar ook aan de grote hoeveelheid patenten die het onderzoek opleverde en de samenwerking met TNO en bedrijven als Philips. Naast relevantie en zichtbaarheid werd in de visitatie verder gekeken naar de kwaliteit van het onderzoek en de productiviteit van de onderzoeksprogramma’s.
Het andere onderzoeksprogramma dat op alle vier de onderdelen zeer goed scoorde is modelling, visualisation and interaction onder leiding van prof.dr.ir. Frederik Jansen. Twee overige programma’s, information systems and data en knowledge engineering scoorden goed op de kwaliteit van het onderzoek, maar werden op andere onderdelen niet meer beoordeeld omdat beide programma’s geen vervolg kregen.
Ook het management van de onderzoeksgroepen werd over het algemeen als zeer goed beoordeeld. Wel waarschuwden de beoordelaars dat de hoeveelheid werk die managementtaken opleveren de technische output op termijn in gevaar kan brengen.
Computer science neemt in Delft in totaal ongeveer een derde van het totale onderzoek aan de faculteit Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica voor zijn rekening. De afgeronde onderzoeksevaluatie aan deze onderzoeksafdeling werd samen met Leiden uitgevoerd volgens het nieuwe standaard-evalutatieprotocol, dat in 2003 werd opgesteld. Eerdere evaluaties van onderzoek werden nog onder het oude protocol uitgevoerd door de Quanu, van de Vereniging Nederlandse Universiteiten. In het nieuwe protocol kiezen universiteiten hun eigen beoordelaars, meestal een internationale groep experts uit het te beoordelen vakgebied. Deze manier van beoordelen zou meer recht doen aan de specialistische aard van veel onderzoek.
Ook Leiden kwam met haar drie groepen goed uit de bus. Met name het onderzoeksprogramma foundations of computer science and natural computing. Het programma omvat onder meer bio-informatisch onderzoek, dat op drie onderdelen de hoogste score haalde. Met name de samenwerking met internationale biotechnologiegroepen werd geroemd. Alleen de productiviteit kon volgens de commissie wel omhoog, die lag volgens haar namelijk op ‘average Dutch standards‘. (RZ)
Comments are closed.