Campus

Nuchter in het dweilcafé

Carnaval is uit, lees ik in de krant. Nog maar een kwart van alle zuiderlingen viert carnaval, tegen meer dan de helft een jaar geleden. Dingen die uit zijn, worden hip.

Karaoke, rolschaatsdisco’s, leggings, big hair. En hippe dingen, daar moet je als de kippen bij zijn. Voor je het weet ben je weer een meeloper. Zo komt het dat ik op een zaterdagavond door Delft loop, of liever gezegd: door Kabbelgat. Op zoek naar een café waar ik mij in het carnavalgedruis kan storten.

De straten zijn bezaaid met zwalkende Delftenaren in weinig originele outfits. Op weg naar hun trefpunt. Iedere carnavalsvereniging in Delft heeft een trefpunt, een dweilcafé. Uiteindelijk besluit ik de Nieuwe Prins binnen te gaan. ‘Van voor naar achter van links naar reheechts, van voor…’ De sfeer zit er lekker in. Mag ook wel, want ze zijn al vanaf twee uur vanmiddag bezig. Het café staat vol lallende mensen. Jong, oud, dik, dun, groot, klein. Allen gekleed in iets dat ooit als kostuum bedoeld moet zijn. Maar drank en… drank hebben het totaalbeeld enigszins vertroebeld.

De Nieuwe Prins is het trefpunt van de Sepneuten, vertelt de 17-jarige Evelien. De Sepneuten komen voort uit de Delftse voetbalvereniging SEP: Sport En Plezier. Evelien heeft voor de gelegenheid haar boerenkiel met muzieknoten erop aangetrokken. “Ik kom hier sinds een jaar, want toen leerde ik mijn vriend Rik kennen.” Vriend Rik glimlacht knikkebollend vanaf de bar. “Riks ouders zijn hier al jaren lid. Ze helpen ook mee met het bouwen van de wagen voor de Sepneuten.”

‘Wij zijn binnen, het feest kan beginnen.’ “Ja, dit zijn allemaal echte carnavalskrakers”, bevestigt Mark. Mark is opgegroeid in Delft en werkt in Rotterdam. “Ik vier nog ieder jaar hier carnaval. Vroeger liep ik mee in de kinderoptocht. Nu ga ik met mijn vrienden alle kroegen langs.”

Om mij heen wordt volop gedronken en gehost. Toch krijg ik niet de indruk dat de stemming uitgesproken gezellig is. Eerder wat ongemakkelijk. En een beetje verveeld. Maar misschien ligt het aan mij. Het is net de Kriminele van het corps, of de Nachtwacht van Virgiel. Daar moet je ook niet om drie uur ’s nachts, geheel nuchter en zonder kostuum naar binnen lopen. Dan begrijp je het gewoon niet. En zal je het ook nooit begrijpen.

Ik word omver gelopen door een dronken kleine man met snor, in een groene legerjas. Op zijn borst prijkt een enorme button met de tekst: ‘Kus me snel, ik ben nu nog vrijgezel’. Ik vraag hem naar de diepere betekenis van dit feest, de bedoeling, het echte carnavalsgevoel. Hij kijkt me verward en enigszins geschrokken aan. Dan wijst hij naar zijn bierglas en lacht twee gouden tanden bloot. Echt of nep. Ik zal het nooit weten. Ik loop naar buiten. Carnaval. Ik begrijp het gewoon niet. (AN)

Carnaval is uit, lees ik in de krant. Nog maar een kwart van alle zuiderlingen viert carnaval, tegen meer dan de helft een jaar geleden. Dingen die uit zijn, worden hip. Karaoke, rolschaatsdisco’s, leggings, big hair. En hippe dingen, daar moet je als de kippen bij zijn. Voor je het weet ben je weer een meeloper. Zo komt het dat ik op een zaterdagavond door Delft loop, of liever gezegd: door Kabbelgat. Op zoek naar een café waar ik mij in het carnavalgedruis kan storten.

De straten zijn bezaaid met zwalkende Delftenaren in weinig originele outfits. Op weg naar hun trefpunt. Iedere carnavalsvereniging in Delft heeft een trefpunt, een dweilcafé. Uiteindelijk besluit ik de Nieuwe Prins binnen te gaan. ‘Van voor naar achter van links naar reheechts, van voor…’ De sfeer zit er lekker in. Mag ook wel, want ze zijn al vanaf twee uur vanmiddag bezig. Het café staat vol lallende mensen. Jong, oud, dik, dun, groot, klein. Allen gekleed in iets dat ooit als kostuum bedoeld moet zijn. Maar drank en… drank hebben het totaalbeeld enigszins vertroebeld.

De Nieuwe Prins is het trefpunt van de Sepneuten, vertelt de 17-jarige Evelien. De Sepneuten komen voort uit de Delftse voetbalvereniging SEP: Sport En Plezier. Evelien heeft voor de gelegenheid haar boerenkiel met muzieknoten erop aangetrokken. “Ik kom hier sinds een jaar, want toen leerde ik mijn vriend Rik kennen.” Vriend Rik glimlacht knikkebollend vanaf de bar. “Riks ouders zijn hier al jaren lid. Ze helpen ook mee met het bouwen van de wagen voor de Sepneuten.”

‘Wij zijn binnen, het feest kan beginnen.’ “Ja, dit zijn allemaal echte carnavalskrakers”, bevestigt Mark. Mark is opgegroeid in Delft en werkt in Rotterdam. “Ik vier nog ieder jaar hier carnaval. Vroeger liep ik mee in de kinderoptocht. Nu ga ik met mijn vrienden alle kroegen langs.”

Om mij heen wordt volop gedronken en gehost. Toch krijg ik niet de indruk dat de stemming uitgesproken gezellig is. Eerder wat ongemakkelijk. En een beetje verveeld. Maar misschien ligt het aan mij. Het is net de Kriminele van het corps, of de Nachtwacht van Virgiel. Daar moet je ook niet om drie uur ’s nachts, geheel nuchter en zonder kostuum naar binnen lopen. Dan begrijp je het gewoon niet. En zal je het ook nooit begrijpen.

Ik word omver gelopen door een dronken kleine man met snor, in een groene legerjas. Op zijn borst prijkt een enorme button met de tekst: ‘Kus me snel, ik ben nu nog vrijgezel’. Ik vraag hem naar de diepere betekenis van dit feest, de bedoeling, het echte carnavalsgevoel. Hij kijkt me verward en enigszins geschrokken aan. Dan wijst hij naar zijn bierglas en lacht twee gouden tanden bloot. Echt of nep. Ik zal het nooit weten. Ik loop naar buiten. Carnaval. Ik begrijp het gewoon niet. (AN)

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.