In the fast changing landscape that is the TU Delft campus, a new school has arrived. Last month the new building of the InHolland Hogeschool was officially opened on the Rotterdamseweg. So who are our new neighbours and what made them come here?
With multiple locations throughout the Netherlands, InHolland Hogeschool has had a branch in Delft for a while now. In 2004, InHolland moved two of its technical study programmes – aeronautical engineering and naval architecture – from Haarlem to Delft. Now, however, the school has relocated to a modern building – and one that boasts of having the world’s slimmest four-storey glass façade – on the TU campus.
To an outsider, it somewhat odd for an independent educational institution to set up shop in the shadow of much bigger, more prestigious university like TU Delft. So why the move, and how does it impact the local international education market?
“The main reasons for moving closer to the TU Delft are to facilitate better cooperation and interaction”, explains Indra Ferrier, head of marketing and communications at InHolland Delft, while adding that closer proximity to a world famous university of technology also improves InHolland’s prospects.
“It gives us much more visibility now that we’re on this campus”, says JoJanneke de Koning, account manager at InHolland Delft. Moreover, there is also the advantage of sharing facilities. TU Delft’s library, sports centre and some special facilities, like the aerospace engineering faculty’s wind tunnels, are now shared with InHolland. And vice versa: InHolland’s hi-tech, well-equipped ‘Composites Lab’ is not only shared with TU Delft’s faculties but is actually located in the TU’s faculty of Industrial Design Engineering.
Close proximity and cooperation between TU Delft and InHolland also enables an easy osmosis of students. “Applicants who fail to get into TU Delft’s BSc programme are referred to InHolland by TU counsellors”, De Koning says. Later in their education, these students then have the chance to smoothly transition back to TU Delft.
One such example of this osmosis is InHolland’s aeronautical engineering programme, whose students normally had to follow a one-year ‘bridge’ programme after completing their BSc studies in order to be admitted to the TU’s MSc programme. Now, however, during their BSc studies they can take certain coursed that allow for direct entry into the TU’s MSc programme. “This helps them plan in advance and save a year”, says Jochem van der Voort, an InHolland lecturer.
Internationalisation
Being close to TU Delft does make some of InHolland’s 1,200 students think about the TU as a next step. “I might want to progress to a MSc programme after my BSc studies here”, says Michiel Bakker, an aeronautical engineering student.
Vera Bakker (no relation), a member of ‘Team Anemo’, a group of InHolland students developing the wind-powered vehicle Anemo II for international competitions, adds: “It would be nice to work with TU students on some projects.” According to Michiel Bakker, InHolland and TU Delft students have different skills that can complement and merge very well on such projects: “We’re good at building things, while they’re good at analysing. Our combination can yield good results.”
Whereas aeronautical engineering and naval architecture students have interest in TU Delft, at least two InHolland students studying agriculture were indifferent. Mark and Jeroen, both final year students in InHolland’s agriculture and technology programme, say they have nothing to do with TU Delft and the new location doesn’t affect them at all. Ko Hamer, a second year InHolland student, laughingly adds: “I can sleep fifteen minutes more in the morning now, but that’s all.”
On the internationalisation front, InHolland currently offers only one programme in English: a BSc in aeronautical engineering, which is nonetheless almost entirely comprised of Dutch students. Internationals are indeed a rare presence in the InHolland building. “We had a few international classmates last year, but most of them dropped out”, says Bakker, a second-year student following aeronautical engineering’s English-language track. Although the same study programme is also offered in Dutch, some Dutch students nevertheless opt for the , because this better prepares them for work in international environments, and because there are fewer students in the English programme, and, hence, a better student/teacher ratio.
Ferrier says the number of InHolland students doing internships abroad has grown over the years. InHolland also now offers a joint double-degree program with two universities in China. Certainly, InHolland is aiming to attract more international students in future. De Koning: “We’re presently working on a comprehensive internationalisation policy in consultation with counsellors from TU Delft.”
What’s in a name?
In Dutch, TU Delft’s new neighbour is known as Hogeschool InHolland, or InHolland Delft, which denotes Delft as the particular branch of the larger Hogeschool InHolland entity, which has branches in ten other Dutch cities. What is however something of a controversial grey area is Hogeschool InHolland’s name in English translation, which is InHolland University of Applied Sciences. Technically, however, a ‘hogeschool’ and university do not have the same status in the Netherlands, and the Dutch government has not yet formally conferred university status on ‘hogescholen’ (or polytechnics, which until recently was the more common translation in English).
According to the Dutch ministry of Education’s website: ‘Higher education comprises higher professional education (HBO) and university education (WO). These types of education are provided by hbo institutions (‘hogescholen’) and universities respectively. Hbo institutions provide theoretical and practical training for occupations for which a higher vocational qualification is either required or useful. Universities combine academic research and teaching.’
So what’s in a name? For international students, provided the educational quality is of a high standard, what looks best on a CV is also important, and that would be a university of Applied Sciences rather than a polytechnic.
Al bijna een decennium lang is het een beproefd recept, de open podiumavonden in Café Diner Vlaanderen aan de Beestenmarkt. Zeven eerste zondagen van de maand vertonen beginnende acts daar hun kunsten voor een enthousiast publiek. Ooit was een zekere Van Velzen een van de deelnemers. Hans Kramer, die als nieuwe eigenaar van Vlaanderen de organisatie voor het eerst in handen had, kijkt tevreden terug. “Er was weer erg veel belangstelling. Vooral van bands, maar wel in allerlei stijlen. Poprock was sterk vertegenwoordigd, maar ook de categorie singer/songwriters. Verder merken we dat het niveau steeds hoger wordt. Er is zelden te klagen over publieke belangstelling. Het feit dat het open podium al zoveel jaren bestaat, helpt daarin natuurlijk.”
Traditioneel is inmiddels de finaleavond in Speakers. Zondag kregen acht acts elk (ruim) een kwartier podiumtijd om het publiek te vermaken en de vakjury te overtuigen van het nut van hun bestaan. Het concept is even simpel als helder: het publiek krijgt een afwisselde avond voorgeschoteld en de acts staan voor een goed gevulde zaal. Voor de jury is het een beetje appels met peren vergelijken, maar – zoals iemand ooit treffend opmerkte: appels en peren zijn wel allebei fruit. En er zijn criteria, zoals podiumpresentatie, interactie met het publiek en uitstraling,
die bij elke act zijn te toetsen.
In café Vlaanderen komen cabaretiers, standuppers en dichters doorgaans aardig tot hun recht, maar in een goed gevulde zaal bij Speakers lopen zij de kans verloren te gaan in het overwegend muzikale geweld. Dat merkte deze keer standupper Frank Brasser. De Leidse psychologiestudent is zich aardig aan het opwerken in het comediancircuit, maar zondagavond sloeg de vonk naar het publiek niet echt over. Hetgeen Brasser wijselijk deed besluiten zijn act vroegtijdig te stoppen. Ook het duo Anne en Vincent (‘brengt niet-standaard covers op eigen wijze’) ontbeerde de aandacht van een deel van het publiek. Het bezielde optreden van de akoestisch gitarist en de zangeres met de prachtige stem verdiende absolute stilte in de zaal, maar het geroezemoes achterin bleek niet te stoppen.
Het gebodene liep uiteen van sterke flamengoblues op Spaanse gitaar van singer/songwriter Fabian, tot stevige gitaarrock met vrouwelijke zang van de jeugdige band The muscled lemon en de beschaafde rockklanken van de formatie The Simple Truth uit Alkmaar: een ietwat brave band met EO-uitstraling. Opmerkelijk was de act van een grote groep scholieren, onder de noemer M&M’s, R&B, LP. Een visueel multispektakel, met robotachtige dans, fantasievolle kleding en hallucinerende lichteffecten. Muzikaal een soort mix van Kraftwerk, Rammstein, Residents en Depeche Mode, doordrenkt met flipperkastgeluiden, maar toch weer anders.
De twee slotacts werden verzorgd door twee bands met een hoog TU-gehalte. Eerst zweepte het viertal Too loud for granny de zaal op met hun pittige, Offspring-achtige mengeling van grunge en poppunk. Onmiskenbaar middelpunt van de band is werktuigbouwkundestudent Niels Kleiss. De in een strak crèmekleurig pak gestoken zanger (‘Kan het achter in de zaal wat luidruchtiger?’) toonde aan dat er aan zijn podiumpresentatie weinig mankeert.
De zevenkoppige huis-, tuin- en keukenska-band Andere Koek, met de TU-studenten Marnix Kraus (informatica) en Koen Bussemaker (werktuigbouwkunde) in de gelederen, maakte de aangekondigde ‘knallende set’ volledig waar. Hun springerige liedjes over alledaagse zaken als vrouwen, chocola en koekenpannen (met antiaanbaklaag!) veranderden het publiek in no time in een pogo-ende massa.
Tegen één uur waren de vakjuryleden eruit. Anne en Vincent ontvingen – ondanks hun door geroezemoes gehinderde optreden – de bokaal en een cheque. Andere Koek mocht zich als nummer twee tevreden stellen met een aantal luxe ontbijtbonnen. Net als nummer drie, The muscled lemon.
Comments are closed.