In series als Modern Family is het altijd erg grappig. Bij een gesprek heeft de een iets anders in zijn hoofd dan de ander en daardoor krijgt elke zin een dubbele lading.
In het echt blijkt dat helaas toch iets minder komisch.
Vorige week interviewde ik voor een tv-programma een promovenda, laten we haar even Aletta noemen. Aletta was nogal zenuwachtig en dat kon ik me goed voorstellen. Zo’n cameraploeg is nogal overweldigend. Daarnaast is mijn mede-presentatrice Sofie van den Enk een echte tv-babe, zelf voelde ik me ook eerst een beetje onwennig en lomp als ik naast haar stond. Dus ik dacht dat het slim was om even een praatje met Aletta te maken. Gewoon even kletsen als nerds onder elkaar.
Ik informeerde hoe ver ze was met haar proefschrift. Ze vertelde dat ze in haar tweede jaar zat en ik herinnerde me de blinde paniek die ik zelf in die fase voelde en knikte somber. Aletta vroeg naar mijn proefschrift en ik vertelde dat ik in de getal-theorie was gepromoveerd, heel anders dan haar werk dat enorm veel toepassingen had.
Daarna vroeg Aletta wat voor mensen we verder interviewden in het programma. Ik legde uit dat het tot dan toe vooral oudere, mannelijke professoren waren en dacht dat ze begreep hoe tof ik het vond dat zij juist een jonge vrouw was. Maar ik zag dat Aletta steeds zenuwachtiger werd en begon me een beetje zorgen te maken over de opnamen. Gelukkig kwam op dat moment mijn collega Sofie erbij staan en ik zag Aletta ontspannen. Het interview ging even later prima.
Na afloop bekende Aletta dat ze bang was voor mij, niet voor al die tv-mensen. Ze dacht dat ik haar heel streng zou aanpakken. Ik was immers al gepromoveerd en zij nog niet. Ze verwachtte moeilijke vragen en kritiek op haar niet-zo-theoretische onderzoek. Omdat het een duo-interview was, dacht ze dat Sofie de good cop zou zijn en ik de strenge bad cop. Daardoor ontspande ze dus zo toen Sofie met haar praatte.
Ik besefte later hoe mijn gezellige gesprekje op Aletta moet zijn overgekomen. Mijn sombere geknik toen ze vertelde dat ze in het tweede jaar van haar promotie was: wat een stumper die nog niets heeft bereikt. Zeggen dat mijn werk geen toepassingen had: elitair verhaal van een wiskundige die zichzelf beter vindt dan mensen die aan echte problemen werken. De opmerking dat we vooral oudere professoren hadden gesproken: een hint dat ik ook niet wist waarom zij daar stond.
Tenminste, dat is hoe ik het nu achteraf invul. Misschien zit ik er wel weer naast. Ik vraag me af hoeveel gesprekken ik de afgelopen maanden verkeerd heb begrepen. En zouden dat er minder zijn dan de gesprekken waarin ik verkeerd begrepen ben? En wat haalt u als lezer eigenlijk uit mijn columns? Hopelijk ziet u dat ik meestal de good cop speel.
Comments are closed.