Education

‘Minstens 20 duizend kamers tekort’

Volgens de LSVb is het tekort aan studentenkamers opgelopen naar twintig- à dertigduizend. In Amsterdam, Leiden, Delft en Nijmegen zou de kamernood het hoogst zijn.

De overheid de groei van het aantal studenten onderschat, zegt de studentenvakbond. Het aantal studenten groeide in de periode 2002-2010 twee keer zo hard als verwacht. De minimale wachttijd voor een kamer met gedeelde faciliteiten zou één jaar zijn, voor een zelfstandige woonruimte twee jaar. De cijfers zijn afkomstig van gemeenten en woningbouwcorporaties, maar een analyse per studentenstad heeft de LSVb nog niet af.

Navraag bij de Stichting Kenniscentrum Studentenhuisvesting (Kences) leert dat de wachttijd voor een studentenkamer in Leiden met vier maanden is opgelopen tot minimaal achttien maanden. In Delft ligt de wachttijd, ondanks de bouw van extra studentenwoningen, eveneens rond achttien maanden. In Amsterdam gaat het om een wachttijd van twaalf tot achttien maanden.

Anders dan de LSVb rekent Kences niet Nijmegen, maar Utrecht tot de steden waar de kamernood het hoogst is. In Utrecht liep de wachttijd op van veertien maanden vorig jaar naar ruim zestien maanden nu. Volgens de Utrechtse studentenhuisvester SSH is er sprake van een piekbelasting, SSH verwacht dat de wachttijd eind dit jaar weer zal teruglopen.

Studentenhuisvester SSHN in Nijmegen nuanceert de boodschap van de LSVb. “Wij kijken er toch een beetje anders tegenaan. Afgelopen jaar hebben we honderd eerstejaars studenten niet aan een kamer kunnen helpen, het jaar ervoor ging het om 78 studenten”, aldus woordvoerder José Ros. De SSHN hanteert een systeem waarin eerstejaars een kamer krijgen toegewezen op basis van ‘reisurgentie’. Wie verder weg woont, komt eerder in aanmerking voor een kamer. Gemiddeld wachtten de eerstejaars in Nijmegen zes maanden op hun kamer.

Jaarlijks schrijven zich ongeveer 3200 studenten in bij de SSHN. “Bijna driekwart daarvan vindt een kamer bij een particuliere verhuurder. Wij helpen iets meer dan 800 studenten aan woonruimte.” Volgens Ros is het probleem van studentenhuisvesting niet alleen een kwestie van een tekort aan woonruimte: “Het heeft ook te maken met woonwensen. Wil je als student in het centrum wonen, in een woning waar een starter ook heel blij mee zou zijn, dan kan de wachttijd inderdaad variëren van tweeënhalf tot zes jaar.”

De LSVb roept het nieuwe kabinet op tot een nieuw actieplan “met deze keer een realistische inschatting van het aantal studenten”. De vakbond pleit daarnaast, net als Kences, voor de herinvoering van huurtoeslag voor onzelfstandige woonruimte. Dat voorstel werd in het voorjaar nog door een Kamermeerderheid aangenomen, maar door toenmalig minister van der Laan (PvdA) afgewezen.

De LSVb komt pas in de loop van volgende week met een analyse van de situatie per studentenstad in haar ‘Kamernoodinventarisatie 2010’. De stand van de particuliere kamermarkt en de invloed van de economische crisis daarop zal daarin niet worden beschreven.

Hij reageerde op vragen van Tweede Kamerleden naar aanleiding van de Monitor Vrouwelijke Hoogleraren 2009. Daarin werd geconstateerd dat Nederland het bij lange na niet redt om te voldoen aan de Europese afspraak dat in 2010 een kwart van de hoogleraren een vrouw moet zijn.

Sollicitatiecommissie

Ook constateerden de onderzoekers dat een sollicitatiecommissie bestaande uit mannen zelden een vrouw aanneemt (in 7,5 procent van de gevallen) en dat een commissie met twee vrouwen in 24 procent van de gevallen een vrouw kiest.

Volgens Plasterk is de wortel van het probleem niet geheel zichtbaar als louter wordt gekeken naar de selectieprocedure. Soms is er op het moment van de vacature inderdaad geen vrouw beschikbaar, of er is snel een excuus gevonden om voor een man te kiezen, stelt hij.

Kinderen

“Je moet al beginnen bij promovendi”, aldus de minister. “Tegen sommige promovendi moet je zeggen: u bent goed, laten we het eens over uw loopbaan hebben. Wilt u uw werk bijvoorbeeld met kinderen combineren?”

Hij prees het Groningse Rosalind Franklin-programma, waarin getalenteerde vrouwen een wetenschappelijke loopbaan aangeboden krijgen. Na vijf jaar wordt ongeveer de helft hoogleraar. “De andere helft is misschien toch minder geschikt of heeft andere levenskeuzes gemaakt.”

Beleid

Volgens Plasterk werkt het beleid op dit punt. “Je kunt zeggen: slechts twaalf procent van de hoogleraren is vrouw. Je kunt ook zeggen: een paar jaar geleden was dat nog maar zes procent. Die toename is mede een gevolg van beleid. Je kunt soms cynisch zijn over het effect daarvan, maar ik denk dat het beleid hier werkt.”

Hij wees erop dat hij het budget verdubbeld heeft voor het NWO-programma voor vrouwelijke hoogleraren, het zogeheten Aspasia-programma. Ook zouden universiteiten zich van het probleem bewust zijn. Maastricht heeft een soortgelijk programma opgestart als Groningen.

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.