Het aantal vwo-scholieren dat aan een hbo-opleiding begint is voor het eerst sinds 2007 gedaald. Bijna één op de tien eerstejaars in het hbo heeft een vwo-diploma.
Het totale aantal eerstejaars studenten in het hbo daalde met 1,5 procent ten opzichte van 2010. Maar bij vwo’ers was de daling sterker. Dit collegejaar begonnen 9325 scholieren met een vwo-diploma aan het hbo, 7,3 procent minder dan vorig jaar. Daarmee daalde hun aandeel van 10,2 naar 9,5 procent.
In alle hbo-sectoren liep het aantal eerstejaars met een vwo-diploma terug. Vooral bij kunstopleidingen (-9,6 procent) en de technische (-8,5 procent) en economische (-8,4 procent) studies schreven zich minder vwo’ers in.
De doelstelling van hogescholen en staatssecretaris Zijlstra om meer vwo’ers naar het hbo te trekken, lijkt daarmee nog ver weg. In het hoofdlijnenakkoord dat de HBO-raad en Zijlstra afgelopen najaar sloten, spraken ze het voornemen uit om het hbo weer aantrekkelijker te maken voor vwo’ers. Speciaal voor hen worden de komende tijd driejarige hbo-bachelors en honoursprogramma’s opgezet.
De meeste eerstejaars hbo-studenten hebben nu een havo- of mbo-diploma. Het aandeel havisten steeg van 42,3 naar 43,4 procent. Het aandeel mbo’ers daalde van 31,7 naar 29,9 procent.
Wie informatie wil van de overheid of publiek gefinancierde instellingen, kan een beroep doen op de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Vleugels kent die wet van binnen en van buiten: hij procedeert onder meer voor RTL Nieuws om declaraties in het onderwijs boven water te krijgen.
Anders dan de meeste universiteiten weigeren hogescholen dit soort informatie openbaar te maken. Op één na noemen alle hogescholen zich ‘bijzonder’. Ze beroepen zich op artikel 23 van de Grondwet, waarin de vrijheid van onderwijs is vastgelegd: de overheid mag zich niet mengen in het bestuur van scholen met een ‘bijzondere grondslag’. Ze vinden dat ze vanwege die interpretatie van artikel 23 niet onder de Wob vallen.
Daar wil het parlement liever een einde aan maken. Een meerderheid vindt dat hogescholen zich niet achter dit artikel mogen verschuilen, als ze daarmee fraude kunnen toedekken. Ook Zijlstra heeft gezegd dat artikel 23 niet misbruikt mag worden.
“Dit wetsartikel is bedacht voor bijvoorbeeld katholieke en protestantse scholen”, legt Vleugels uit. “Het is er om de godsdienstvrijheid te garanderen. Daar mogen parlement en burgers geen inbreuk op maken, ook niet met de Wob in de hand.”
Later kwamen er ook ‘algemeen bijzondere’ scholen, bijvoorbeeld op antroposofische of humanistische grondslag. “Het is de vraag of die in de praktijk werkelijk onder de Wob uit mogen komen”, zegt Vleugels. “Als het niet om religie gaat, mogen ze zich dan beroepen op een wetsartikel dat bedoeld is om de godsdienstvrijheid te garanderen? Dat juridische gevecht is nooit gevoerd.”
Nu zou je antroposofie en humanisme nog levensbeschouwingen kunnen noemen. Maar de meeste hogescholen rekken de wet echter nog iets verder op, stelt Vleugels, en noemen zich ‘algemeen bijzonder’, terwijl ze geen aanwijsbare grondslag hebben. “Daar zit enige kwade trouw in. Je kunt je afvragen of dit geen oneigenlijk gebruik van de bijzondere status is. Als religie geen rol speelt, wordt die status dan alleen gehanteerd om transparantie te voorkomen?”
Juridisch lijkt het hem een uitgemaakte zaak, zegt Vleugels. “De vraag is alleen of je zo’n zaak bij een Nederlandse rechter zult winnen. Zo niet, dan kun je naar het Europese Hof, en daar is het appeltje-eitje. Dan win je het zeker, omdat de rechtbank daar heel scherp let op constructies die erop duiden dat kerk en staat nog niet volledig zijn gescheiden. Maar dat duurt een jaar of zes. In de tussentijd kan de betreffende hogeschool zijn verdwenen of de Nederlandse wet veranderd.”
Er zijn overigens ook drie bijzondere universiteiten: de Vrije Universiteit, de Radboud Universiteit Nijmegen en de Universiteit van Tilburg. Ook die vallen niet onder de Wob.
Comments are closed.