Een voorbeeld van grote technologische arrogantie: ‘Alleen de technologische ontwikkelingen zijn essentieel voor het verkrijgen van duurzame ontwikkeling’.
Wetenschappers moeten zich beter bewust zijn van hun beperkingen, is echter de boodschap van een TU-symposium.
In zijn allerlaatste ‘college’ aan de TU laat Henk Bibo zien waar het negatieve imago van de chemie vandaan komt. ,,Veertig jaar geleden werden door de chemie substituten voor natuurproducten ontwikkeld. Die waren goedkoper en beter. Chemische producten penetreerden de maatschappij: de chemici stonden in hoog aanzien. Naderhand bleken er ook negatieve kanten aan de chemische producten te zitten, waardoor de consument zich belazerd voelde.” Prof.dr.ir. B.H. Bibo wijt deze geschiedenis aan de arrogantie van de chemici. Ze hadden te weinig onderzoek gedaan naar neveneffecten en dus onvoldoende kennis van de risico’s.
Technologische arrogantie was het onderwerp van het minisymposium ter gelegenheid van het afscheid van de hoogleraar risicobeheersing (faculteit Scheikunde) twee weken geleden. Bibo vindt dat er nog steeds onvoldoende informatie wordt gegeven over chemische producten. Om dat te demonstreren onderwerpt hij de bezoekers van het symposium, waarvan een ruime meerderheid aangeeft veel van chemie te weten, aan een kleine test. Wat zit er in een tank als er een bepaald bordje op staat met een vlammetje en de cijfers 30/1170? Bijna negentig procent heeft geen idee. Dat voedt de argwaan tegen de chemie, meent Bibo. Waarom kan er niet gewoon op die tank staan wat er in zit? Het blijkt een – ongevaarlijke – alcoholische oplossing te zijn, ,,jenever, ofzo”. ,,Maar”, roept iemand in de zaal, ,,als dat er op staat, dan is-ie ook zo leeg!”
Vervormingen
Een andere vorm van technologische arrogantie stipt dr.ir. S.M. Lemkowitz aan in zijn lezing. Wetenschap wordt vaak gebruikt om economisch en politiek beleid te ondersteunen, zegt hij. Maar: ,,Bescheidenheid ten opzichte van wetenschappelijk technische onmogelijkheden en onzekerheden is vereist; de vertaling van maatschappelijke problemen in wetenschappelijk-technische geeft niet verwaarloosbare vervormingen.”
Lemkowitz illustreert dit met een voorbeeld: ,,De Europese Unie gaf aan meerdere bedrijven dezelfde opdracht om, onafhankelijk van elkaar, een bepaalde ontwikkeling te voorspellen. Tussen de uitkomsten zaten gigantische verschillen. De voorspelling was dus niet toetsbaar; kleine oorzaken, zoals meetfouten, kunnen enorme fouten geven”, zo verklaart Lemkowitz het gevaar om de wetenschap te gebruiken bij veiligheids- en milieustudies. Dat gevaar geldt vooral de zogenaamde sweet heart reports, die bepaalde plannen ‘wetenschappelijk’ goed praten.
De voorzitter van de TU-commissie duurzame ontwikkeling,prof.dr.ir. J.L.A. Jansen, waarschuwt voor de arrogantie van de technoloog die denkt dat hij het milieubehoud wel even zal regelen. Jansen: ,,Een technoloog kan slechts de voorzet geven tot die ontwikkeling.” Om het milieukapitaal voor toekomstige generaties veilig te stellen, moet er tien tot vijftig maal zo efficiënt met het milieu worden omgegaan. Technologische ontwikkeling is daarvoor essentieel, maar ook veranderingen in gedrag, economie, maatschappelijke organisatie, onderwijs en voorlichting zijn vereist. Omdat het politieke debat over het bereiken van de duurzaamheid veel te lang duurt, kan de technoloog echter wel alvast aan de slag, vindt Jansen.
De laatste gastspreker is dr.ir. Venselaar, hoofd van de afdeling milieu en veiligheid bij Akzo Nobel Engineering in Arnhem. Hij beweert dat de industrie niet uit onwil zo traag is met duurzame ontwikkeling. ,,De nieuwe technieken zijn nog niet echt betrouwbaar: de ontwikkeling van nieuwe technologieën duurt een generatie en we zijn er net mee begonnen. Implementatie is ook tijdrovend. Per plant gaat het immers over duizenden processen die allemaal schoon moeten. En het milieu is niet de eerste prioriteit. Duurzame ontwikkeling wordt niet alleen bereikt door technologisch aspecten. Ook zaken als organisatie zijn belangrijk. Dat laatste zou ik eigenlijk wel eens willen terugzien in het onderwijs.”
Een voorbeeld van grote technologische arrogantie: ‘Alleen de technologische ontwikkelingen zijn essentieel voor het verkrijgen van duurzame ontwikkeling’. Wetenschappers moeten zich beter bewust zijn van hun beperkingen, is echter de boodschap van een TU-symposium.
In zijn allerlaatste ‘college’ aan de TU laat Henk Bibo zien waar het negatieve imago van de chemie vandaan komt. ,,Veertig jaar geleden werden door de chemie substituten voor natuurproducten ontwikkeld. Die waren goedkoper en beter. Chemische producten penetreerden de maatschappij: de chemici stonden in hoog aanzien. Naderhand bleken er ook negatieve kanten aan de chemische producten te zitten, waardoor de consument zich belazerd voelde.” Prof.dr.ir. B.H. Bibo wijt deze geschiedenis aan de arrogantie van de chemici. Ze hadden te weinig onderzoek gedaan naar neveneffecten en dus onvoldoende kennis van de risico’s.
Technologische arrogantie was het onderwerp van het minisymposium ter gelegenheid van het afscheid van de hoogleraar risicobeheersing (faculteit Scheikunde) twee weken geleden. Bibo vindt dat er nog steeds onvoldoende informatie wordt gegeven over chemische producten. Om dat te demonstreren onderwerpt hij de bezoekers van het symposium, waarvan een ruime meerderheid aangeeft veel van chemie te weten, aan een kleine test. Wat zit er in een tank als er een bepaald bordje op staat met een vlammetje en de cijfers 30/1170? Bijna negentig procent heeft geen idee. Dat voedt de argwaan tegen de chemie, meent Bibo. Waarom kan er niet gewoon op die tank staan wat er in zit? Het blijkt een – ongevaarlijke – alcoholische oplossing te zijn, ,,jenever, ofzo”. ,,Maar”, roept iemand in de zaal, ,,als dat er op staat, dan is-ie ook zo leeg!”
Vervormingen
Een andere vorm van technologische arrogantie stipt dr.ir. S.M. Lemkowitz aan in zijn lezing. Wetenschap wordt vaak gebruikt om economisch en politiek beleid te ondersteunen, zegt hij. Maar: ,,Bescheidenheid ten opzichte van wetenschappelijk technische onmogelijkheden en onzekerheden is vereist; de vertaling van maatschappelijke problemen in wetenschappelijk-technische geeft niet verwaarloosbare vervormingen.”
Lemkowitz illustreert dit met een voorbeeld: ,,De Europese Unie gaf aan meerdere bedrijven dezelfde opdracht om, onafhankelijk van elkaar, een bepaalde ontwikkeling te voorspellen. Tussen de uitkomsten zaten gigantische verschillen. De voorspelling was dus niet toetsbaar; kleine oorzaken, zoals meetfouten, kunnen enorme fouten geven”, zo verklaart Lemkowitz het gevaar om de wetenschap te gebruiken bij veiligheids- en milieustudies. Dat gevaar geldt vooral de zogenaamde sweet heart reports, die bepaalde plannen ‘wetenschappelijk’ goed praten.
De voorzitter van de TU-commissie duurzame ontwikkeling,prof.dr.ir. J.L.A. Jansen, waarschuwt voor de arrogantie van de technoloog die denkt dat hij het milieubehoud wel even zal regelen. Jansen: ,,Een technoloog kan slechts de voorzet geven tot die ontwikkeling.” Om het milieukapitaal voor toekomstige generaties veilig te stellen, moet er tien tot vijftig maal zo efficiënt met het milieu worden omgegaan. Technologische ontwikkeling is daarvoor essentieel, maar ook veranderingen in gedrag, economie, maatschappelijke organisatie, onderwijs en voorlichting zijn vereist. Omdat het politieke debat over het bereiken van de duurzaamheid veel te lang duurt, kan de technoloog echter wel alvast aan de slag, vindt Jansen.
De laatste gastspreker is dr.ir. Venselaar, hoofd van de afdeling milieu en veiligheid bij Akzo Nobel Engineering in Arnhem. Hij beweert dat de industrie niet uit onwil zo traag is met duurzame ontwikkeling. ,,De nieuwe technieken zijn nog niet echt betrouwbaar: de ontwikkeling van nieuwe technologieën duurt een generatie en we zijn er net mee begonnen. Implementatie is ook tijdrovend. Per plant gaat het immers over duizenden processen die allemaal schoon moeten. En het milieu is niet de eerste prioriteit. Duurzame ontwikkeling wordt niet alleen bereikt door technologisch aspecten. Ook zaken als organisatie zijn belangrijk. Dat laatste zou ik eigenlijk wel eens willen terugzien in het onderwijs.”
Comments are closed.