,,Niet Eindhoven maar Bandoeng was de tweede Nederlandse TH”, zegt de 77-jarige professor Duparc, bewust een beetje provocerend. Komende maandag viert het Institut Teknologi Bandung het 75-jarig bestaan.
De oprichting was een zeer Nederlands-koloniale aangelegenheid. Delft, waar in de vorige eeuw ingenieurs en bestuursambtenaren voor Indië werden opgeleid, had nauwe banden met de ‘tropische TH’. Wiskundige Duparc heeft in een veelbewogen leven ‘Bandoeng-Bandung’ herhaaldelijk bezocht.
Aan de Insulindeweg woont prof.dr. H.J.A. Duparc, hoogleraar wiskunde van 1956 tot 1984. In t-shirt en korte broek vertelt de emeritus over Bandoeng, zijn Indische periode en latere bezoeken aan Indonesië.
,,Bandoeng was kort na de oprichting in 1920 eigenlijk alleen bestemd voor civiele technici”, weet Duparc zich te herinneren. ,,Andere vakken, mijnbouw bijvoorbeeld, kwamen pas later. De wiskunde was daar eigenlijk ondergeschikt aan de technische vakken. Boomstra was daar hoogleraar wiskunde voor de faculteit civiele techniek. Hij is na ’45 naar Delft gekomen en werd hier de eerste studentendecaan; decaan met een c dus.”
Contract
,,Boomstra’s bekendste student was Soekarno. Hij heeft mij verteld dat hij toentertijd als gecommitteerde bij eindexamens in Surabaya aanwezig was. Daar ontmoette hij een opvallende, intelligente leerling: Soekarno. Die was niet bemiddeld, maar er werd voor hem een beurs gezocht en hij kon naar Bandoeng. De afspraak was dat hij zich in ruil voor de beurs koest zou houden en niet aan politiek zou doen. Dat heeft hij jaren volgehouden. Maar toen heeft Soekarno tegen de leiding gezegd: ‘ik kan het niet langer aanzien, mijn volk lijdt, ik zeg het contract op’. Hij moet rond 1925-26 zijn afgestudeerd als civiel ingenieur.”
,,Boomstra oordeelde niet negatief over Soekarno. In Nederland, na 1945, gold de man als collaborateur vanwege zijn samenwerking met de Japanners. Hij was zowel idealist als pragmaticus, een echt Aziatische combinatie. Nederlanders kunnen die twee zaken niet verenigen, wij zijn principieel. Dat zien we nu nog”, zegt Duparc met enige afkeuring in zijn stem.
Duparcs levensloop ging in de jaren 1940-’45 langs diepe afgronden. Hij vertelt er laconiek over, zegt ‘doet eigenlijk niet terzake’ en gaat dan verder. ,,In de meidagen van veertig ben ik in het ruim van een ertsboot naar Engeland overgestoken. Ik werd vervolgens ingedeeld bij het Nederlands Regiment, de latere Prinses Irene-brigade, maar de Nederlandse regering in Londen haalde mij eruit om wiskunde-leraar in Indië te worden. Ik was precies op tijd in Londen om de Blitzen de bommen mee te maken. In september ’40 scheepte ik me in, in Liverpool, om met een grote boog over de Atlantische Oceaan naar Nederlands Indië te gaan. Maar we werden door een Duitse U-boot getorpedeerd; met een Canadese destroyer kwam ik weer aan land. Maar een maand later lukte het wel en bereikten we Batavia. Bang? Ja, een beetje wel. Maar daar gaat het nu niet om.”
Nippon
Duparc, die Indië al kende uit de verhalen van familieleden (,,onder meer een broer van mijn overgrootvader streek er rond 1850 neer”), trad aan als leraar aan de ‘KW-III’, de Koning Willem III-school in Batavia. Niet voor lang. Al in najaar ’41 (,,in de herfstvakantie, voor zover je daar een herfst hebt”) moest hij op militaire oefening, terwijl de Japanse legers zuidwaarts trokken. In het uniform van het KNIL, het Koninklijk Nederlands-Indische Leger, betrad hij voor de eerste keer het terrein en de gebouwen van de TH Bandoeng. ,,Ik was daar in de stad gelegerd en eigenlijk ontsnapte ik dan even om bij de TH rond te kijken.”
,,Toen de Jappen Java bezet hadden, kregen wij – zoals we dat dan noemden – te maken met reisbureau Nippon. Ik kwam in werkkampen, eerst op Java, toen bij de Birma-spoorweg en op het eind in een Japanse kolenmijn.” Duparc praat er onderkoeld over. Dat hij het verleden op een actieve manier verwerkt, blijkt uit het t-shirt dat hij aan heeft. Het draagt een afbeelding van de brug over de Kwae-rivier, die bekend raakte door de film The Bridge of the River Kwai uit 1957 van David Lean. ,,Afgelopen zaterdag was ik nog bij een reünie van Birma-spitters in Bronbeek” (het tehuis voor bejaarde Knil-militairen, red.). Overigens bezit Duparc ook een t-shirt dat is gemaakt ter gelegenheid van vijftig jaar IT Bandung.
,,In de jaren vijftig en zestig – ik zat al in Delft – heb ik nooit het gevoel gehad het Verre Oosten nog terug te zullen zien. Maar toen kwam het. In 1970. Georganiseerd door de Birma-spitters. We gingen er naartoe en ik ben, alleen vergezeld door een Thaise gids, de hele spoorlijn waar we als dwangarbeider aan gewerkt hebben, langs gereisd. En daarna zijn we in Indonesië geweest. Het was vijf jaar na de coup van Suharto en het klimaat was iets opgeklaard. Toen kwam ik, na een jaar of dertig, ook weer bij wat inmiddels heette, het IT Bandung.”
Soesa
Op de vraag of het ITB erg veranderd was, moet Duparc een beetje lachen. Hij denkt even na. ,,Nou ja, ik hoop dat de Indonesiërs het mij willen vergeven maar mijn indruk was: het is hier nog net zoals in 1941. (Relativerend). Nu bevond men zich daar in een moeilijke situatie. Indonesië was erg arm; de geldontwaarding was enorm. Ook hoogleraren in Bandung bijvoorbeeld moesten er een baan bij nemen voor hun levensonderhoud en dat van hun gezin.”
De voormalige technische hogeschool was toen als Institut Teknologi onderdeel van de Indonesische staatsuniversiteit, die ook dependances had in Bogor (landbouw) en Jakarta (onder andere rechten en medicijnen). In Bandung waren de mijnbouwersverdeeld over maar liefst drie faculteiten, een voor kolen en ertswinning, een voor olie en een voor geofysica.
Zowel in 1970, als bij zes latere bezoeken hield Duparc bij het ITB lezingen over onderwijs en research. ,,We spraken over onderwijsvernieuwing en ik wilde graag stimuleren dat wiskunde daar een volwaardige discipline werd, in plaats van een hulpwetenschap voor de technici. Dat moest met veel tact. Indonesiërs hoorden je zeer welwillend aan, maar ze zullen ook vaak gedacht hebben: teveel soesa.”
Begin jaren tachtig verzochten collega’s van de ITB Duparc mee te doen in de begeleiding van promovendi. ,,Daarvoor waren drie kandidaten. Ik zei: een durf ik an. Voor die andere twee zocht ik vakgenoten in Nederland maar dat werd niks. Mijn promovendus, Kusno, behaalde zijn doctorsbul op 1 december ’84, hier ziet u hem op de foto. Ik sta helemaal links. Die meneer rechts is formeel zijn promotor. Han is zijn oorspronkelijke naam; hij is Chinees van afkomst en heet nu, meer Indonesisch, Handali. De rector zei toen nog: vroeger waren hier de Hollanders promotoren, en nu hebben we weer een promotie, mèt een Hollander.”
,,Kusno had een jaloerse collega die ook had willen promoveren. Die opponeerde tijdens de verdediging van de dissertatie uit het publiek. Kusno antwoordde maar de man zeurde door. Toen pakte de rector de hamer, riep the session is closed en het was afgelopen. Typisch Indonesisch. Het uur was nog niet om maar men wenste geen onaangenaamheden.”
Understatement
,,In ’88, na de internationale Wiskunde Olympiade in Canberra, Australië, ben ik voor het laatst in Bandung geweest. Weer lezingen gehouden, nu zowaar met ouderejaars studenten erbij. Voor die tijd was zoiets alleen voorbehouden aan stafleden, een soort apartheid net als bij ons voor 1970. Studenten zijn veel leuker; ze stellen vragen. Onder andere of ik vond dat er daar naast algemene ook technische wiskunde moest komen. Ik zei, diplomatiek, dat nu ze ook een richting informatica hadden, een opleiding technische wiskunde er heel goed tussen zou passen.”
Duparc meent dat rector Wakker, die op het punt staat naar Indonesië af te reizen om samenwerkingsprojecten te bespreken en om bij de viering van Bandung-75 aanwezig te zijn, in zijn toespraak daar maar niet teveel over het verleden moet zeggen. ,,Hij moet dat subtiel doen, understatement-achtig. Indonesiërs snappen dat heel goed.” Wat maakt de emeritus-wiskundige zo’n kenner van de Indonesische volksaard? ,,Ach, weet u, in de kampen tijdens de oorlog, zat ik met planters, ambtenaren, noem maar op. En die vertelden ontzettend veel verhalen over Indonesië, echt van Sabang tot Merauke, van west tot oost.” (B.B.)
Duparc: ,,Men wenste geen onaangenaamheden; typisch Indonesisch”
,,Niet Eindhoven maar Bandoeng was de tweede Nederlandse TH”, zegt de 77-jarige professor Duparc, bewust een beetje provocerend. Komende maandag viert het Institut Teknologi Bandung het 75-jarig bestaan. De oprichting was een zeer Nederlands-koloniale aangelegenheid. Delft, waar in de vorige eeuw ingenieurs en bestuursambtenaren voor Indië werden opgeleid, had nauwe banden met de ‘tropische TH’. Wiskundige Duparc heeft in een veelbewogen leven ‘Bandoeng-Bandung’ herhaaldelijk bezocht.
Aan de Insulindeweg woont prof.dr. H.J.A. Duparc, hoogleraar wiskunde van 1956 tot 1984. In t-shirt en korte broek vertelt de emeritus over Bandoeng, zijn Indische periode en latere bezoeken aan Indonesië.
,,Bandoeng was kort na de oprichting in 1920 eigenlijk alleen bestemd voor civiele technici”, weet Duparc zich te herinneren. ,,Andere vakken, mijnbouw bijvoorbeeld, kwamen pas later. De wiskunde was daar eigenlijk ondergeschikt aan de technische vakken. Boomstra was daar hoogleraar wiskunde voor de faculteit civiele techniek. Hij is na ’45 naar Delft gekomen en werd hier de eerste studentendecaan; decaan met een c dus.”
Contract
,,Boomstra’s bekendste student was Soekarno. Hij heeft mij verteld dat hij toentertijd als gecommitteerde bij eindexamens in Surabaya aanwezig was. Daar ontmoette hij een opvallende, intelligente leerling: Soekarno. Die was niet bemiddeld, maar er werd voor hem een beurs gezocht en hij kon naar Bandoeng. De afspraak was dat hij zich in ruil voor de beurs koest zou houden en niet aan politiek zou doen. Dat heeft hij jaren volgehouden. Maar toen heeft Soekarno tegen de leiding gezegd: ‘ik kan het niet langer aanzien, mijn volk lijdt, ik zeg het contract op’. Hij moet rond 1925-26 zijn afgestudeerd als civiel ingenieur.”
,,Boomstra oordeelde niet negatief over Soekarno. In Nederland, na 1945, gold de man als collaborateur vanwege zijn samenwerking met de Japanners. Hij was zowel idealist als pragmaticus, een echt Aziatische combinatie. Nederlanders kunnen die twee zaken niet verenigen, wij zijn principieel. Dat zien we nu nog”, zegt Duparc met enige afkeuring in zijn stem.
Duparcs levensloop ging in de jaren 1940-’45 langs diepe afgronden. Hij vertelt er laconiek over, zegt ‘doet eigenlijk niet terzake’ en gaat dan verder. ,,In de meidagen van veertig ben ik in het ruim van een ertsboot naar Engeland overgestoken. Ik werd vervolgens ingedeeld bij het Nederlands Regiment, de latere Prinses Irene-brigade, maar de Nederlandse regering in Londen haalde mij eruit om wiskunde-leraar in Indië te worden. Ik was precies op tijd in Londen om de Blitzen de bommen mee te maken. In september ’40 scheepte ik me in, in Liverpool, om met een grote boog over de Atlantische Oceaan naar Nederlands Indië te gaan. Maar we werden door een Duitse U-boot getorpedeerd; met een Canadese destroyer kwam ik weer aan land. Maar een maand later lukte het wel en bereikten we Batavia. Bang? Ja, een beetje wel. Maar daar gaat het nu niet om.”
Nippon
Duparc, die Indië al kende uit de verhalen van familieleden (,,onder meer een broer van mijn overgrootvader streek er rond 1850 neer”), trad aan als leraar aan de ‘KW-III’, de Koning Willem III-school in Batavia. Niet voor lang. Al in najaar ’41 (,,in de herfstvakantie, voor zover je daar een herfst hebt”) moest hij op militaire oefening, terwijl de Japanse legers zuidwaarts trokken. In het uniform van het KNIL, het Koninklijk Nederlands-Indische Leger, betrad hij voor de eerste keer het terrein en de gebouwen van de TH Bandoeng. ,,Ik was daar in de stad gelegerd en eigenlijk ontsnapte ik dan even om bij de TH rond te kijken.”
,,Toen de Jappen Java bezet hadden, kregen wij – zoals we dat dan noemden – te maken met reisbureau Nippon. Ik kwam in werkkampen, eerst op Java, toen bij de Birma-spoorweg en op het eind in een Japanse kolenmijn.” Duparc praat er onderkoeld over. Dat hij het verleden op een actieve manier verwerkt, blijkt uit het t-shirt dat hij aan heeft. Het draagt een afbeelding van de brug over de Kwae-rivier, die bekend raakte door de film The Bridge of the River Kwai uit 1957 van David Lean. ,,Afgelopen zaterdag was ik nog bij een reünie van Birma-spitters in Bronbeek” (het tehuis voor bejaarde Knil-militairen, red.). Overigens bezit Duparc ook een t-shirt dat is gemaakt ter gelegenheid van vijftig jaar IT Bandung.
,,In de jaren vijftig en zestig – ik zat al in Delft – heb ik nooit het gevoel gehad het Verre Oosten nog terug te zullen zien. Maar toen kwam het. In 1970. Georganiseerd door de Birma-spitters. We gingen er naartoe en ik ben, alleen vergezeld door een Thaise gids, de hele spoorlijn waar we als dwangarbeider aan gewerkt hebben, langs gereisd. En daarna zijn we in Indonesië geweest. Het was vijf jaar na de coup van Suharto en het klimaat was iets opgeklaard. Toen kwam ik, na een jaar of dertig, ook weer bij wat inmiddels heette, het IT Bandung.”
Soesa
Op de vraag of het ITB erg veranderd was, moet Duparc een beetje lachen. Hij denkt even na. ,,Nou ja, ik hoop dat de Indonesiërs het mij willen vergeven maar mijn indruk was: het is hier nog net zoals in 1941. (Relativerend). Nu bevond men zich daar in een moeilijke situatie. Indonesië was erg arm; de geldontwaarding was enorm. Ook hoogleraren in Bandung bijvoorbeeld moesten er een baan bij nemen voor hun levensonderhoud en dat van hun gezin.”
De voormalige technische hogeschool was toen als Institut Teknologi onderdeel van de Indonesische staatsuniversiteit, die ook dependances had in Bogor (landbouw) en Jakarta (onder andere rechten en medicijnen). In Bandung waren de mijnbouwersverdeeld over maar liefst drie faculteiten, een voor kolen en ertswinning, een voor olie en een voor geofysica.
Zowel in 1970, als bij zes latere bezoeken hield Duparc bij het ITB lezingen over onderwijs en research. ,,We spraken over onderwijsvernieuwing en ik wilde graag stimuleren dat wiskunde daar een volwaardige discipline werd, in plaats van een hulpwetenschap voor de technici. Dat moest met veel tact. Indonesiërs hoorden je zeer welwillend aan, maar ze zullen ook vaak gedacht hebben: teveel soesa.”
Begin jaren tachtig verzochten collega’s van de ITB Duparc mee te doen in de begeleiding van promovendi. ,,Daarvoor waren drie kandidaten. Ik zei: een durf ik an. Voor die andere twee zocht ik vakgenoten in Nederland maar dat werd niks. Mijn promovendus, Kusno, behaalde zijn doctorsbul op 1 december ’84, hier ziet u hem op de foto. Ik sta helemaal links. Die meneer rechts is formeel zijn promotor. Han is zijn oorspronkelijke naam; hij is Chinees van afkomst en heet nu, meer Indonesisch, Handali. De rector zei toen nog: vroeger waren hier de Hollanders promotoren, en nu hebben we weer een promotie, mèt een Hollander.”
,,Kusno had een jaloerse collega die ook had willen promoveren. Die opponeerde tijdens de verdediging van de dissertatie uit het publiek. Kusno antwoordde maar de man zeurde door. Toen pakte de rector de hamer, riep the session is closed en het was afgelopen. Typisch Indonesisch. Het uur was nog niet om maar men wenste geen onaangenaamheden.”
Understatement
,,In ’88, na de internationale Wiskunde Olympiade in Canberra, Australië, ben ik voor het laatst in Bandung geweest. Weer lezingen gehouden, nu zowaar met ouderejaars studenten erbij. Voor die tijd was zoiets alleen voorbehouden aan stafleden, een soort apartheid net als bij ons voor 1970. Studenten zijn veel leuker; ze stellen vragen. Onder andere of ik vond dat er daar naast algemene ook technische wiskunde moest komen. Ik zei, diplomatiek, dat nu ze ook een richting informatica hadden, een opleiding technische wiskunde er heel goed tussen zou passen.”
Duparc meent dat rector Wakker, die op het punt staat naar Indonesië af te reizen om samenwerkingsprojecten te bespreken en om bij de viering van Bandung-75 aanwezig te zijn, in zijn toespraak daar maar niet teveel over het verleden moet zeggen. ,,Hij moet dat subtiel doen, understatement-achtig. Indonesiërs snappen dat heel goed.” Wat maakt de emeritus-wiskundige zo’n kenner van de Indonesische volksaard? ,,Ach, weet u, in de kampen tijdens de oorlog, zat ik met planters, ambtenaren, noem maar op. En die vertelden ontzettend veel verhalen over Indonesië, echt van Sabang tot Merauke, van west tot oost.” (B.B.)
Duparc: ,,Men wenste geen onaangenaamheden; typisch Indonesisch”
Comments are closed.