Campus

Met duizenden stilte ervaren

Techniek en Taizé. Dat staat echt niet op gespannen voet met elkaar. In elk geval niet voor Philippe van de Loo. De eerstejaars civiele techniek is vrijwilliger bij de Europese Taizé-jongerenontmoeting rond de jaarwisseling in Rotterdam.

Taizé is een plaatsje in Frankrijk tussen Lyon en Dijon. “De meeste mensen horen ervan via hun kerk of de school als er een reis heen gaat”, vertelt Philippe Van de Loo (18), die in zijn enthousiasme op een prettige manier over zijn woorden struikelt. ‘Daarheen’ betekent: naar de broeders van Taizé. “Een reis van een week, het is een soort pelgrimage geworden. Per week komen er in de zomer vierduizend tot vijfduizend mensen. Allemaal jongeren.”
Ze komen voor iets heel bijzonders. “De broeders hebben een strakke, sobere regelmaat en daar probeer je aan mee te doen. Je hebt het dan over drie vieringen per dag, bijeenkomsten, simpel eten en slapen in een barak en je vindt er rust.”

Van de Loo valt even stil. “Het is moeilijk goed uit te leggen”, zegt hij dan. “Het lijkt heel strak en zo, met de vieringen, maar zo voelt het niet. De dag gaat heel natuurlijk. Er is een open sfeer met jongeren die geloven en jongeren met twijfel over het geloof. Dat kun je delen, ook met de broeders. En ’s avonds is er steeds een geweldig feest met gitaren erbij en zo. Je maakt daar snel vrienden uit heel Europa.”

Nu hij als student rondloopt in de wereld van techniek en natuurwetenschap, die tal van bijbelse waarheden heeft ontkracht, is Van de Loo’s visie op Taizé niet veranderd. “Wat je studeert – techniek of iets anders – maakt niet uit. Het gaat erom of je verdieping zoekt, levensvragen hebt. Ik weet zeker dat er veel techniekstudenten aan Taizé-bijeenkomsten deelnemen.”

De broeders hebben Van de Loo al enkele malen mogen ontvangen. Hij kwam dan ook al vroeg en op een ‘speciale manier’ in contact met Taizé. “Mijn ouders hebben elkaar ontmoet in Taizé.” En dus zet hij zich met hart en ziel als vrijwilliger in om de Europese jongerenontmoeting van 28 december tot en met 1 januari in Sportpaleis Ahoy tot een succes te maken.

“Die Europese bijeenkomst aan het eind van het jaar is er al ongeveer dertig jaar, steeds in een grote stad”, vertelt hij. “Er komen ongeveer dertigduizend jongeren op af. Het gaat om  ontmoeting, inspiratie, gezelligheid. Je ziet ook het patroon van Taizé terug in het programma: drie vieringen per dag, met de eerste in de kerk van de gemeenschap of parochie waar je te gast bent. De andere zijn in Ahoy. Dat vind ik wel mooi. Normaal is Ahoy voor grote concerten en grote evenementen. Dit is ook groot, maar anders. Duizenden jongeren die heel andere liederen zingen en die ook tien minuten stil zijn. Anders dan normaal en tegelijk voelt het goed, juist die rust. Als student neem ik daar nooit de tijd voor, eigenlijk alleen in Taizé.”

De broeders organiseren de bijeenkomst met veel vrijwilligers. “Enkele duizenden”, schetst Van de Loo. “Taizé draait om vrijwilligers. Ook in Frankrijk hebben de meeste mensen die komen een baantje.” De vrijwilligers voor Rotterdam krijgen meer op hun bord. Voor ongeveer dertigduizend mensen moet onderdak worden geregeld bij parochies en kerkelijke gemeenschappen in de regio rond Rotterdam. “Ik help in mijn parochie de bijeenkomst onder de aandacht te brengen en met onderdak regelen voor vierhonderd jongeren. Dat is een hele klus. Hopelijk komen er voldoende gezinnen. Ik wil niet dat jongeren op een matje in een sportzaal moeten liggen.” Wie zich geroepen voelt, kan kijken op de site rkdelft.nl of een mailtje sturen (p.vandeloo@hotmail.com). Ter geruststelling: een simpele slaapplek is voldoende. “En mensen hebben weinig last. De gast heeft een programma en is dus veel weg.” Wie wil meedoen, maakt volgens Van de Loo nog kans. “Kijk maar op taize.fr.”

The world urgently needs better plastics. The bags and packaging we use today are made from a finite source (fossil crude), and what’s worse: they have eternal life. In many developing countries shreds of plastic bags are strewn all over the place, and when the wind blows the plastic ends up stuck onto barbed wire. Eventually most plastic ends up at sea, where it joins the Great Pacific Garbage Patch – a giant gyre of floating plastic that threatens wildlife: seabirds, turtles and mammals alike.
Biodegradable plastics, preferably made from renewable materials, are starting to hit the market. Some are starch-based; cellulose based (cellophane for example), made from polylactic acid; or made from bacterial ‘fat’, called polyhydroxyalkanoate (PHA for short). Bacteria naturally produce PHA polymers from fatty acids as their energy stock, just as humans produce subcutaneous fat.

There are basically two different ways of making bacteria produce PHA. The first and industrially
applied method involves a monoculture of specialised bacteria producing PHA’s in a sterilised reactor from a very specific feed. That’s how Mirel, a company based in Massachusetts (US), produces its bioplastic from sugar.
The other way is being pioneered in the Delft laboratories in the life
science & technology building (Applied Sciences), where researcher Katja Johnson uses a mixed culture of bacteria, originating from a wastewater treatment plant in Rotterdam, in non-sterilised surroundings to produce plastics. So far, Johnson’s alternative process has only been operated in a small bioreactor for over a year. In the lab, she feeds the culture with a mixture of nutrients and a carbon-source; however, in practice, the culture should be fed with waste streams from the food industry or paper industry, or with agricultural waste.

The amazing thing, says her co-supervisor, dr. Robbert Kleerbezem, is the yield that Johnson reached with her alternative approach: a mere 90 percent of the biomass produced consists of PHA. The other 10 percent probably only consists of a stretched cell membrane and some squeezed proteins.
Kleerebezem: “In the past, pure culture fermented better than mixed cultures. Pure cultures would reach up to 80-90 percent, and mixed cultures would typically produce 60-70 percent. Which seemed fair, because the process costs would be lower as well. But it no longer holds true.”
Johnson: “It’s a major step forward. We can get the same yield without sterilisation of the bioreactor, without genetic engineering and with waste water as a substrate (feed, ed.).”

So how did she do it? By applying some good old Darwinian pressure, you could say. An essential step is the feast-famine cycle. After having fed the culture copiously, Johnson suddenly stopped the feed. Only those microbes that had produced ample quantities of PHA could survive on it. Thus, it is evolution on the lab bench. “I made the cycle length long for a strong selection on PHA production,” Johnson explains. “I made them grow fast, so that they grow big as well. And I raised the temperature to speed the process up.” Kleerebeezem looks amused: “And there was a luck factor as well.” Johnson nods in agreement.

At congresses on the production of bioplastics, Johnson is the odd one out. “I’m the exotic with the mixed cultures,” she says. Colleagues from industry are interested, but after the congress they tend to forget and go back to what they know.

A new STW programme should change that. The research programme called ‘Waste to Resource’ aims to elaborate the principle of using microbial communities to make products from industrial residues. There is interest from some major industries, and TU Eindhoven will also join to develop suitable applications for the bioplastics produced.
“Until now, we’ve been relatively successful”, says Kleerebezem. “Now we’re working to really get it going.” 

Katja Johnson will defend her thesis PHA production in aerobic mixed microbial cultures on Monday, 8 February 2010. PhD supervisor: professor Mark van Loosdrecht.

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.