Education

‘Met analyses los je nog geen problemen op’

De TU Delft heeft al tien jaar een Platform Duurzame Ontwikkeling. Prof.dr. Rietje van Dam, hoogleraar natuurwetenschappen aan de Open Universiteit, is de nieuwe voorzitter van deze denktank.

Afstudeerders kunnen tegenwoordig een duurzaamheidsaantekening halen, en voor een aantal gezamenlijke onderzoekscentra van de drie TU’s is duurzame ontwikkeling een belangrijk thema. Heeft het platform zichzelf overbodig gemaakt?

“Nee. Ik ben onder de indruk van wat de afgelopen jaren is bereikt: de TU Delft is met de Radboud Universiteit Nijmegen de koploper op dit gebied. Maar ik denk niet dat we er al zijn. Uit een rapport van mijn voorganger Leo Jansen en Karel Mulder van de faculteit Techniek, Bestuur en Management blijkt dat het ook op de TU Delft nog altijd lastig is om het type interdisciplinair onderzoek op te starten waar vraagstukken rond duurzame ontwikkeling om vragen. Wie zoals ik jarenlang bezig is met duurzame ontwikkeling, loopt aan tegen het feit dat je disciplinaire grenzen moet overschrijden om met zulke oplossingen te komen. Maar dat staat op gespannen voet met de manier waarop het onderwijs nu georganiseerd is: langs disciplinaire lijnen. Dat heeft zeker voordelen: die structuur helpt onderzoekers de toppen van hun kunnen te bereiken. Maar als je als universiteit maatschappelijke problemen wilt helpen oplossen, is die oude organisatiestructuur verre van ideaal.

Nu gebeurt op de TU Delft wel het een en ander aan disciplineoverschrijdend onderzoek: neem bijvoorbeeld ruimtelijke ordening en stedenbouwkunde, waar naar integrale oplossingen voor de problemen van grote steden wordt gezocht. Je ziet daar zelfs multidisciplinaire wetenschappelijke tijdschriften opkomen. De vraag is hoe je als universiteit zulke initiatieven het beste kunt stimuleren. Daar kan het platform adviezen over geven. Ik ga binnenkort met de rector praten, en later hoop ik ook bij de decanen mijn opwachting te kunnen maken. Niet omdat ik nou zoveel macht heb, maar omdat ik dingen in beweging wil brengen, bruggen wil slaan.”

Wilt u de structuur van de TU Delft omgooien?

“Nee, want dat kost vreselijk veel tijd en energie en het is bovendien nergens voor nodig. Maar binnen de oude structuur moet voldoende ruimte zijn voor interdisciplinaire samenwerkingsverbanden. En transdisciplinaire samenwerkingsverbanden, waarbij onderzoekers uit verschillende disciplines samenwerken met bedrijven, non-gouvernementele organisaties (ngo’s) en overheden. Kijk naar de discussies rond de Betuwelijn en de uitbreiding van Schiphol: de wetenschappelijke arena en de politiek zijn twee gescheiden circuits, met alle gevolgen van dien. De wetenschapper geeft een zo goed mogelijk advies, waarbij hij veelal strikt binnen zijn eigen vakgebied blijft en misschien iets te krampachtig streeft naar honderd procent zekerheid. Aan de andere kant moeten politici manoeuvreren tussen de verschillende partijen. Ze halen de wetenschapper er vaak bij om het eigen gelijk bevestigd te zien. Zo raakt iedereen gefrustreerd. De wetenschapper vindt dat de politiek de nuances van zijn onderzoeksresultaten moedwillig negeert, de politicus is teleurgesteld dat het onderzoek niet de gewenste zekerheden opleverde. Wetenschappers moeten beter leren luisteren naar politici, en vice versa.”

Wordt de rolverdeling tussen wetenschappers en politici dan niet een beetje onduidelijk?

“Die rolverdeling dateert nog uit de Verlichting. Misschien is het tijd voor een verandering. Al bestaat daar geen eenvoudig recept voor.”

De universiteit die zich sterk gaat richten op vragen uit de maatschappij: ziet u dat ook als een overlevingsstrategie?

“Ja. In mijn ogen heeft de universiteit drie taken: onderzoek, onderwijs en dienstverlening aan de maatschappij. Dat laatste aspect wordt soms verwaarloosd. En met name vanuit Brussel is er een toenemende druk op universiteiten om zich wat sterker te richten op belangrijke vragen in de maatschappij. Er wordt op dat gebied veel meer van universiteiten verwacht dan dertig jaar geleden.”

Komt zo de onafhankelijkheid van de universiteiten niet in gevaar?

“Wat is onafhankelijkheid? Zonder enige druk van de buitenwereld je onderzoek kunnen doen? Ik denk dat je pas echt onafhankelijk kunt zijn door midden in de maatschappij te staan. Dan kun je laten zien dat je een kritische geest bent, die niet handelt naar het motto: wiens brood men eet, wiens woord men spreekt. De onafhankelijkheid van de onderzoeker is een groot goed, maar de houding van de universiteit zou moeten zijn: we maken deel uit van de maatschappij.”

Toch een soort engagement.

“Absoluut.”

Dat zal niet iedere wetenschapper aanspreken.

“Ik verwacht ook niet dat iedereen dat idee meteen omarmt. Het nieuwe kan best bestaan naast het oude. “

Kan de TU Delft iets leren van de Open Universiteit?

“Er zijn technieken en methodes in het tijd- en plaatsonafhankelijke onderwijs waarmee ‘reguliere’ universiteiten als de TU Delft hun voordeel kunnen doen, zeker als ze zich serieus met lifelong learning willen bezighouden. Want zulk afstandsonderwijs vraagt om een andere didactiek, en een andere organisatie dan het reguliere onderwijs. De Open Universiteit heeft twintig jaar ervaring met lifelong learning. We creëren leeromgevingen die mensen uit verschillende landen in staat stellen optimaal samen te werken en te studeren. Als universiteit die als lustrumthema voor duurzame ontwikkeling in Afrika koos, zou de TU Delft daar inspiratie kunnen opdoen. Duurzame ontwikkeling en onderwijsvernieuwing raken elkaar. Er ligt daar nog een hele markt braak.”

Bent u begin jaren tachtig bij de faculteit Natuurwetenschappen van de Open Universiteit gaan werken omdat u in onderwijsvernieuwing geïnteresseerd was?

“Nee, helemaal niet. In de jaren zeventig was ik bezig met een promotieonderzoek aan de Rijksuniversiteit Utrecht. Mijn man is huisarts en het was in die tijd lastig voor een huisarts om een praktijk te vinden. Uiteindelijk kon hij een praktijk overnemen in Kerkrade. Ik dacht toen: Kerkrade, of all places…! In het begin reisde ik heen en weer, om in Utrecht mijn proefschrift af te kunnen maken. Toen mijn kinderen werden geboren wilde ik de draad blijven vasthouden. Ik heb een tijdje weinig gewerkt, maar ik ben wel altijd blijven werken. Zo kwam ik bij de Universiteit Maastricht terecht, en later bij de Open Universiteit, in Heerlen.

Ik heb die twee banen lang gecombineerd, omdat ik van huis uit een echte onderzoeker ben. Maar op de Open Universiteit heb ik ontdekt hoe leuk het kan zijn om nieuwe manieren van kennisoverdracht te helpen bedenken. En ik vind onderwijs een belangrijk instrument om mensen te leren met elkaar op deze aarde te leven, zonder blijvende schade aan te richten.”

Waar komt dat engagement vandaan?

“Poeh, lastige vraag. Ik ben nooit in de politiek of in de milieubeweging actief geweest. Op de Open Universiteit kwam ik als moleculair wetenschapper terecht bij een faculteit met een sterke milieuwetenschappelijke inslag. Milieuwetenschappers maken nuttige analyses, maar met analyses los je nog geen problemen op. Ik wilde meer oplossingsgericht bezig zijn, en zoals zoveel milieuwetenschappers heb ik de switch gemaakt naar duurzame ontwikkeling.”

En hoe optimistisch bent u over de mogelijkheden van duurzame ontwikkeling?

“Waar ik vijf jaar geleden nog veel sceptische geluiden hoorde . duurzame ontwikkeling zou een modegril zijn, een speeltje van mensen zonder realiteitszin, een kleurloos politiek compromis . merk ik nu dat steeds meer mensen het serieus nemen. Dat is bemoedigend.”

Het Gore-effect?

“Dat speelt zeker mee. De film ‘An Inconvenient Truth’ geeft misschien een eenzijdig beeld van de problemen, maar het is de verdienste van Gore dat hij via de media zijn boodschap duidelijk heeft neergezet. Dat is knap, want je moet doorgaans een simpele boodschap hebben om bij de media te kunnen scoren. De oneliner die recht naar het hart gaat, is de meest succesvolle vorm van communicatie. Terwijl lastige problemen om een genuanceerd debat vragen. Maar wie heeft daar nog tijd voor, of zin in?

Ik ben van nature een optimist, maar heel af en toe denk ik: waarom doe ik dit allemaal? Als je na een lange werkdag in de krant ontmoedigende berichten leest waaruit blijkt dat mensen bij milieukwesties vaak niet verder kijken dan hun neus lang is, dan slaat dat moedeloze gevoel wel eens toe. Maar het is niet meer dan een klein dipje.”
WIE IS RIETJE VAN DAM-MIERAS?

Ze zat in de jaren negentig vijf jaar in de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR), en is nu onder meer lid van de raad van toezicht van Nuffic en TNO en commissaris bij Akzo Nobel Nederland. Het is maar een greep uit het omvangrijke curriculum vitae van Rietje van Dam-Mieras (1948). “In de WRR heb ik pas echt ervaren hoe groot de kloof tussen bètawetenschappers en beleidsmakers kan zijn. Ze spreken verschillende talen. Dat spanningsveld blijft me boeien.”

Na een propedeuse scheikundige technologie aan de TU Eindhoven studeerde Van Dam biochemie in Utrecht, waar ze ook promoveerde. Sinds 1992 is ze hoogleraar biochemie en biotechnologie aan de Open Universiteit. Ze is momenteel nauw betrokken bij een wereldwijd project van de Verenigde Naties: het stimuleren van regionale netwerken waar overheid, kennisinstituten en bedrijven hun expertise kunnen bundelen. “Vorig jaar hebben zich ook drie Chinese regio’s aangemeld.”

Afstudeerders kunnen tegenwoordig een duurzaamheidsaantekening halen, en voor een aantal gezamenlijke onderzoekscentra van de drie TU’s is duurzame ontwikkeling een belangrijk thema. Heeft het platform zichzelf overbodig gemaakt?

“Nee. Ik ben onder de indruk van wat de afgelopen jaren is bereikt: de TU Delft is met de Radboud Universiteit Nijmegen de koploper op dit gebied. Maar ik denk niet dat we er al zijn. Uit een rapport van mijn voorganger Leo Jansen en Karel Mulder van de faculteit Techniek, Bestuur en Management blijkt dat het ook op de TU Delft nog altijd lastig is om het type interdisciplinair onderzoek op te starten waar vraagstukken rond duurzame ontwikkeling om vragen. Wie zoals ik jarenlang bezig is met duurzame ontwikkeling, loopt aan tegen het feit dat je disciplinaire grenzen moet overschrijden om met zulke oplossingen te komen. Maar dat staat op gespannen voet met de manier waarop het onderwijs nu georganiseerd is: langs disciplinaire lijnen. Dat heeft zeker voordelen: die structuur helpt onderzoekers de toppen van hun kunnen te bereiken. Maar als je als universiteit maatschappelijke problemen wilt helpen oplossen, is die oude organisatiestructuur verre van ideaal.

Nu gebeurt op de TU Delft wel het een en ander aan disciplineoverschrijdend onderzoek: neem bijvoorbeeld ruimtelijke ordening en stedenbouwkunde, waar naar integrale oplossingen voor de problemen van grote steden wordt gezocht. Je ziet daar zelfs multidisciplinaire wetenschappelijke tijdschriften opkomen. De vraag is hoe je als universiteit zulke initiatieven het beste kunt stimuleren. Daar kan het platform adviezen over geven. Ik ga binnenkort met de rector praten, en later hoop ik ook bij de decanen mijn opwachting te kunnen maken. Niet omdat ik nou zoveel macht heb, maar omdat ik dingen in beweging wil brengen, bruggen wil slaan.”

Wilt u de structuur van de TU Delft omgooien?

“Nee, want dat kost vreselijk veel tijd en energie en het is bovendien nergens voor nodig. Maar binnen de oude structuur moet voldoende ruimte zijn voor interdisciplinaire samenwerkingsverbanden. En transdisciplinaire samenwerkingsverbanden, waarbij onderzoekers uit verschillende disciplines samenwerken met bedrijven, non-gouvernementele organisaties (ngo’s) en overheden. Kijk naar de discussies rond de Betuwelijn en de uitbreiding van Schiphol: de wetenschappelijke arena en de politiek zijn twee gescheiden circuits, met alle gevolgen van dien. De wetenschapper geeft een zo goed mogelijk advies, waarbij hij veelal strikt binnen zijn eigen vakgebied blijft en misschien iets te krampachtig streeft naar honderd procent zekerheid. Aan de andere kant moeten politici manoeuvreren tussen de verschillende partijen. Ze halen de wetenschapper er vaak bij om het eigen gelijk bevestigd te zien. Zo raakt iedereen gefrustreerd. De wetenschapper vindt dat de politiek de nuances van zijn onderzoeksresultaten moedwillig negeert, de politicus is teleurgesteld dat het onderzoek niet de gewenste zekerheden opleverde. Wetenschappers moeten beter leren luisteren naar politici, en vice versa.”

Wordt de rolverdeling tussen wetenschappers en politici dan niet een beetje onduidelijk?

“Die rolverdeling dateert nog uit de Verlichting. Misschien is het tijd voor een verandering. Al bestaat daar geen eenvoudig recept voor.”

De universiteit die zich sterk gaat richten op vragen uit de maatschappij: ziet u dat ook als een overlevingsstrategie?

“Ja. In mijn ogen heeft de universiteit drie taken: onderzoek, onderwijs en dienstverlening aan de maatschappij. Dat laatste aspect wordt soms verwaarloosd. En met name vanuit Brussel is er een toenemende druk op universiteiten om zich wat sterker te richten op belangrijke vragen in de maatschappij. Er wordt op dat gebied veel meer van universiteiten verwacht dan dertig jaar geleden.”

Komt zo de onafhankelijkheid van de universiteiten niet in gevaar?

“Wat is onafhankelijkheid? Zonder enige druk van de buitenwereld je onderzoek kunnen doen? Ik denk dat je pas echt onafhankelijk kunt zijn door midden in de maatschappij te staan. Dan kun je laten zien dat je een kritische geest bent, die niet handelt naar het motto: wiens brood men eet, wiens woord men spreekt. De onafhankelijkheid van de onderzoeker is een groot goed, maar de houding van de universiteit zou moeten zijn: we maken deel uit van de maatschappij.”

Toch een soort engagement.

“Absoluut.”

Dat zal niet iedere wetenschapper aanspreken.

“Ik verwacht ook niet dat iedereen dat idee meteen omarmt. Het nieuwe kan best bestaan naast het oude. “

Kan de TU Delft iets leren van de Open Universiteit?

“Er zijn technieken en methodes in het tijd- en plaatsonafhankelijke onderwijs waarmee ‘reguliere’ universiteiten als de TU Delft hun voordeel kunnen doen, zeker als ze zich serieus met lifelong learning willen bezighouden. Want zulk afstandsonderwijs vraagt om een andere didactiek, en een andere organisatie dan het reguliere onderwijs. De Open Universiteit heeft twintig jaar ervaring met lifelong learning. We creëren leeromgevingen die mensen uit verschillende landen in staat stellen optimaal samen te werken en te studeren. Als universiteit die als lustrumthema voor duurzame ontwikkeling in Afrika koos, zou de TU Delft daar inspiratie kunnen opdoen. Duurzame ontwikkeling en onderwijsvernieuwing raken elkaar. Er ligt daar nog een hele markt braak.”

Bent u begin jaren tachtig bij de faculteit Natuurwetenschappen van de Open Universiteit gaan werken omdat u in onderwijsvernieuwing geïnteresseerd was?

“Nee, helemaal niet. In de jaren zeventig was ik bezig met een promotieonderzoek aan de Rijksuniversiteit Utrecht. Mijn man is huisarts en het was in die tijd lastig voor een huisarts om een praktijk te vinden. Uiteindelijk kon hij een praktijk overnemen in Kerkrade. Ik dacht toen: Kerkrade, of all places…! In het begin reisde ik heen en weer, om in Utrecht mijn proefschrift af te kunnen maken. Toen mijn kinderen werden geboren wilde ik de draad blijven vasthouden. Ik heb een tijdje weinig gewerkt, maar ik ben wel altijd blijven werken. Zo kwam ik bij de Universiteit Maastricht terecht, en later bij de Open Universiteit, in Heerlen.

Ik heb die twee banen lang gecombineerd, omdat ik van huis uit een echte onderzoeker ben. Maar op de Open Universiteit heb ik ontdekt hoe leuk het kan zijn om nieuwe manieren van kennisoverdracht te helpen bedenken. En ik vind onderwijs een belangrijk instrument om mensen te leren met elkaar op deze aarde te leven, zonder blijvende schade aan te richten.”

Waar komt dat engagement vandaan?

“Poeh, lastige vraag. Ik ben nooit in de politiek of in de milieubeweging actief geweest. Op de Open Universiteit kwam ik als moleculair wetenschapper terecht bij een faculteit met een sterke milieuwetenschappelijke inslag. Milieuwetenschappers maken nuttige analyses, maar met analyses los je nog geen problemen op. Ik wilde meer oplossingsgericht bezig zijn, en zoals zoveel milieuwetenschappers heb ik de switch gemaakt naar duurzame ontwikkeling.”

En hoe optimistisch bent u over de mogelijkheden van duurzame ontwikkeling?

“Waar ik vijf jaar geleden nog veel sceptische geluiden hoorde . duurzame ontwikkeling zou een modegril zijn, een speeltje van mensen zonder realiteitszin, een kleurloos politiek compromis . merk ik nu dat steeds meer mensen het serieus nemen. Dat is bemoedigend.”

Het Gore-effect?

“Dat speelt zeker mee. De film ‘An Inconvenient Truth’ geeft misschien een eenzijdig beeld van de problemen, maar het is de verdienste van Gore dat hij via de media zijn boodschap duidelijk heeft neergezet. Dat is knap, want je moet doorgaans een simpele boodschap hebben om bij de media te kunnen scoren. De oneliner die recht naar het hart gaat, is de meest succesvolle vorm van communicatie. Terwijl lastige problemen om een genuanceerd debat vragen. Maar wie heeft daar nog tijd voor, of zin in?

Ik ben van nature een optimist, maar heel af en toe denk ik: waarom doe ik dit allemaal? Als je na een lange werkdag in de krant ontmoedigende berichten leest waaruit blijkt dat mensen bij milieukwesties vaak niet verder kijken dan hun neus lang is, dan slaat dat moedeloze gevoel wel eens toe. Maar het is niet meer dan een klein dipje.”
WIE IS RIETJE VAN DAM-MIERAS?

Ze zat in de jaren negentig vijf jaar in de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR), en is nu onder meer lid van de raad van toezicht van Nuffic en TNO en commissaris bij Akzo Nobel Nederland. Het is maar een greep uit het omvangrijke curriculum vitae van Rietje van Dam-Mieras (1948). “In de WRR heb ik pas echt ervaren hoe groot de kloof tussen bètawetenschappers en beleidsmakers kan zijn. Ze spreken verschillende talen. Dat spanningsveld blijft me boeien.”

Na een propedeuse scheikundige technologie aan de TU Eindhoven studeerde Van Dam biochemie in Utrecht, waar ze ook promoveerde. Sinds 1992 is ze hoogleraar biochemie en biotechnologie aan de Open Universiteit. Ze is momenteel nauw betrokken bij een wereldwijd project van de Verenigde Naties: het stimuleren van regionale netwerken waar overheid, kennisinstituten en bedrijven hun expertise kunnen bundelen. “Vorig jaar hebben zich ook drie Chinese regio’s aangemeld.”

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.