Campus

‘Mensen die wetenschap leuk vinden zijn niet goed wijs’

Een werkzaam leven, en geen enkele bijdrage aan het bruto nationaal product. In zijn afscheidsrede ,,Pleidooi voor meer nutteloosheid” stelde prof.d

r.ir. A. van den Beukel afgelopen vrijdag tevreden vast dat zijn materiaalkundig onderzoek nog nooit iets bruikbaars heeft opgeleverd. ,,Om wetenschap te bedrijven moet je je niets van de korte termijn aantrekken. De nutsvraag is oninteressant.”

Het toverwoord marktwerking heeft zich diep in de ziel van de academische wereld genesteld. Om afgestudeerden een goede start op de arbeidsmarkt te bieden, pompen de universiteiten hun studenten vol met skills en relevante kennis. Een rugzak hapklare brokken die de overstap naar het bedrijfsleven zo soepel mogelijk moet maken.

Heeft ondernemend Nederland echt behoefte aan zulke mensen? Werknemers die braaf een kunstje vertonen en verder geen lastige vragen stellen? Van den Beukel geloofde altijd van wel. Oud-VNO-voorzitter Rinnooy Kan bazuinde maar wat graag rond dat de opleidingen praktischer moesten worden, en andere geluiden waren nauwelijks hoorbaar. Een rapport uit 1995 van de Europese Ronde Tafel van Industriëlen verraste Van den Beukel daarom zeer.

De captains of industry stelden daarin onder meer dat het onderwijs kritisch denkende mensen moet voortbrengen, die zelf kennis kunnen verwerven en risico’s durven te nemen. Van den Beukel dacht even dat hij zichzelf hoorde praten: ,,Ik wist niet dat industriëlen zo konden denken. Als je studenten alleen een trucje leert, kun je ze over drie jaar weer ander trucje leren. Wij moeten daarom mensen opleiden die zelfstandig kunnen denken.”

Ziet Van den Beukel die kwaliteit ook bij zijn huidige studenten? ,,Bij sommigen wel, bij anderen niet. Maar dat is altijd zo geweest. Laat ik het er maar op houden dat kritisch denken momenteel niet erg wordt aangemoedigd.”
Nutsdenken

Een heel leven wijdde hij aan het begrijpen van metalen, het zoeken naar verbanden tussen de structuur van metaalroosters en de alledaagse eigenschappen van deze materialen. Zuiver fundamentele wetenschap met geen ander doel dan materiaal- eigenschappen te begrijpen. Zover hij kan nagaan heeft dit geen enkel technisch probleem opgelost. Gemeten naar rendement mag Van den Beukel terugzien op een werkzaam bestaan dat in het teken stond van nutteloos onderzoek.

,,Het nutsdenken neemt hand over hand toe”, verzucht hij. ,,Je kunt nu bijna alleen nog maar geld voor onderzoek krijgen als je mooie verhalen over het nut kunt schrijven. Je moet als het ware gouden bergen beloven.”

Maar Van den Beukel vindt die nutsvraag niet interessant: ,,Om de wetenschap vooruit te brengen moet je je niets van het korte-termijn nut aantrekken. Halfgeleiders en kernbommen zijntoepassingen van wetenschappelijke kennis die onvoorzien en ongepland waren. Kennis die je nooit bereikt met onderzoek dat voor overmorgen een specifiek doel formuleert.”

Bij de speurtocht naar nieuwe inzichten zoekt Van den Beukel zijn heil ook elders. Religie speelt een belangrijke rol in zijn leven. De gedachte dat wetenschap en geloof zouden moeten botsen, wijst hij van de hand: ,,Mijn indruk is dat onder wetenschappers procentsgewijs evenveel gelovigen zijn als onder bakkers. Dat idee van onverenigbaarheid leeft vooral bij mensen die niet weten wat wetenschap inhoudt. De meeste wetenschappers die ik ken zouden zich niet aan dergelijke uitspraken wagen. Populair wetenschappelijke schrijvers als Richard Dawkins hebben er wel groot plezier in om de godsdienst te bestrijden.”

Van den Beukel ziet zelfs parallellen tussen de euforie van de wetenschappelijke ontdekking en de hogere inzichten die de gelovige deelachtig worden. Volgens hem vallen beide ervaringen onder de noemer van het religieuze gevoel. ,,Dat laat zich moeilijk onder woorden brengen. Ik houd het er maar op dat het allebei kosmische ervaringen zijn, er resoneert dan wat bij mij. Je voelt dat er dingen zijn die boven je uitgaan. Verlichting is denk ik nog het beste woord. Maanden, jaren ploeteren en opeens gaat je het licht op.”
Cabaret

Religie en wetenschap als louterend tweespan. Stuklopen, overeind klauteren en van vooraf aan beginnen. Ploeteren is voor Van den Beukel de essentie van de wetenschap. ,,Mensen die beweren dat wetenschap leuk is, zijn niet goed wijs. Een avondje cabaret, dat is leuk. Wetenschap bedrijven is doodlopen en weer opnieuw beginnen. Ik hecht ook meer betekenis aan dingen waar je moeite voor moet doen. Iets wat je cadeau krijgt heeft geen waarde.”

Maar om opnieuw te beginnen moet je durven te twijfelen, en desnoods je oude denkbeelden opzij kunnen zetten. Hoe valt dat te rijmen met actief geloof en zijn schijnbaar absolute waarheden? Van den Beukel: ,,Veel mensen denken bij geloof aan een A-viertje met starre leefregels en dogma’s. Dat is niet het soort geloof waar ik mij in herken, hoewel de gereformeerde kerk in mijn jeugd wel zo was. Maar men is daar nu uitgegroeid, dat starre is er wel af. Wij weten het ook niet meer zo goed. Het geloof is een way of life geworden, meer dan het onderschrijven van dogma’s.”

En gereformeerd, what’s in a name? ,,Het probleem is dat zich aan de rand van Nederland een groot aantal groepen ophoudt die zich gereformeerd noemt”, verklaart Van den Beukel, om dan stellig te vervolgen: ,,Met orthodox gereformeerden en partijen als de SGP of RPF voel ik mij niet erg verwant. Het woord gereformeerd roept dit soort beelden op.”

Kritisch zijn, en studenten stimuleren kritisch te worden. Daar draait het onderwijs om. Van den Beukel hoopte iets van zijn levenshouding op zijn afstudeerders over te brengen, en soms lukte dat: ,,Laatst had een student de volgende opdracht in zijn scriptie opgenomen: ‘Voor mijn leermeester die mij geleerd heeft niet te geloven wat je meet, en niet te meten wat je gelooft.’ Dan weet ik dat die het echt begrepen heeft.”
(R.O>)

Een werkzaam leven, en geen enkele bijdrage aan het bruto nationaal product. In zijn afscheidsrede ,,Pleidooi voor meer nutteloosheid” stelde prof.dr.ir. A. van den Beukel afgelopen vrijdag tevreden vast dat zijn materiaalkundig onderzoek nog nooit iets bruikbaars heeft opgeleverd. ,,Om wetenschap te bedrijven moet je je niets van de korte termijn aantrekken. De nutsvraag is oninteressant.”

Het toverwoord marktwerking heeft zich diep in de ziel van de academische wereld genesteld. Om afgestudeerden een goede start op de arbeidsmarkt te bieden, pompen de universiteiten hun studenten vol met skills en relevante kennis. Een rugzak hapklare brokken die de overstap naar het bedrijfsleven zo soepel mogelijk moet maken.

Heeft ondernemend Nederland echt behoefte aan zulke mensen? Werknemers die braaf een kunstje vertonen en verder geen lastige vragen stellen? Van den Beukel geloofde altijd van wel. Oud-VNO-voorzitter Rinnooy Kan bazuinde maar wat graag rond dat de opleidingen praktischer moesten worden, en andere geluiden waren nauwelijks hoorbaar. Een rapport uit 1995 van de Europese Ronde Tafel van Industriëlen verraste Van den Beukel daarom zeer.

De captains of industry stelden daarin onder meer dat het onderwijs kritisch denkende mensen moet voortbrengen, die zelf kennis kunnen verwerven en risico’s durven te nemen. Van den Beukel dacht even dat hij zichzelf hoorde praten: ,,Ik wist niet dat industriëlen zo konden denken. Als je studenten alleen een trucje leert, kun je ze over drie jaar weer ander trucje leren. Wij moeten daarom mensen opleiden die zelfstandig kunnen denken.”

Ziet Van den Beukel die kwaliteit ook bij zijn huidige studenten? ,,Bij sommigen wel, bij anderen niet. Maar dat is altijd zo geweest. Laat ik het er maar op houden dat kritisch denken momenteel niet erg wordt aangemoedigd.”
Nutsdenken

Een heel leven wijdde hij aan het begrijpen van metalen, het zoeken naar verbanden tussen de structuur van metaalroosters en de alledaagse eigenschappen van deze materialen. Zuiver fundamentele wetenschap met geen ander doel dan materiaal- eigenschappen te begrijpen. Zover hij kan nagaan heeft dit geen enkel technisch probleem opgelost. Gemeten naar rendement mag Van den Beukel terugzien op een werkzaam bestaan dat in het teken stond van nutteloos onderzoek.

,,Het nutsdenken neemt hand over hand toe”, verzucht hij. ,,Je kunt nu bijna alleen nog maar geld voor onderzoek krijgen als je mooie verhalen over het nut kunt schrijven. Je moet als het ware gouden bergen beloven.”

Maar Van den Beukel vindt die nutsvraag niet interessant: ,,Om de wetenschap vooruit te brengen moet je je niets van het korte-termijn nut aantrekken. Halfgeleiders en kernbommen zijntoepassingen van wetenschappelijke kennis die onvoorzien en ongepland waren. Kennis die je nooit bereikt met onderzoek dat voor overmorgen een specifiek doel formuleert.”

Bij de speurtocht naar nieuwe inzichten zoekt Van den Beukel zijn heil ook elders. Religie speelt een belangrijke rol in zijn leven. De gedachte dat wetenschap en geloof zouden moeten botsen, wijst hij van de hand: ,,Mijn indruk is dat onder wetenschappers procentsgewijs evenveel gelovigen zijn als onder bakkers. Dat idee van onverenigbaarheid leeft vooral bij mensen die niet weten wat wetenschap inhoudt. De meeste wetenschappers die ik ken zouden zich niet aan dergelijke uitspraken wagen. Populair wetenschappelijke schrijvers als Richard Dawkins hebben er wel groot plezier in om de godsdienst te bestrijden.”

Van den Beukel ziet zelfs parallellen tussen de euforie van de wetenschappelijke ontdekking en de hogere inzichten die de gelovige deelachtig worden. Volgens hem vallen beide ervaringen onder de noemer van het religieuze gevoel. ,,Dat laat zich moeilijk onder woorden brengen. Ik houd het er maar op dat het allebei kosmische ervaringen zijn, er resoneert dan wat bij mij. Je voelt dat er dingen zijn die boven je uitgaan. Verlichting is denk ik nog het beste woord. Maanden, jaren ploeteren en opeens gaat je het licht op.”
Cabaret

Religie en wetenschap als louterend tweespan. Stuklopen, overeind klauteren en van vooraf aan beginnen. Ploeteren is voor Van den Beukel de essentie van de wetenschap. ,,Mensen die beweren dat wetenschap leuk is, zijn niet goed wijs. Een avondje cabaret, dat is leuk. Wetenschap bedrijven is doodlopen en weer opnieuw beginnen. Ik hecht ook meer betekenis aan dingen waar je moeite voor moet doen. Iets wat je cadeau krijgt heeft geen waarde.”

Maar om opnieuw te beginnen moet je durven te twijfelen, en desnoods je oude denkbeelden opzij kunnen zetten. Hoe valt dat te rijmen met actief geloof en zijn schijnbaar absolute waarheden? Van den Beukel: ,,Veel mensen denken bij geloof aan een A-viertje met starre leefregels en dogma’s. Dat is niet het soort geloof waar ik mij in herken, hoewel de gereformeerde kerk in mijn jeugd wel zo was. Maar men is daar nu uitgegroeid, dat starre is er wel af. Wij weten het ook niet meer zo goed. Het geloof is een way of life geworden, meer dan het onderschrijven van dogma’s.”

En gereformeerd, what’s in a name? ,,Het probleem is dat zich aan de rand van Nederland een groot aantal groepen ophoudt die zich gereformeerd noemt”, verklaart Van den Beukel, om dan stellig te vervolgen: ,,Met orthodox gereformeerden en partijen als de SGP of RPF voel ik mij niet erg verwant. Het woord gereformeerd roept dit soort beelden op.”

Kritisch zijn, en studenten stimuleren kritisch te worden. Daar draait het onderwijs om. Van den Beukel hoopte iets van zijn levenshouding op zijn afstudeerders over te brengen, en soms lukte dat: ,,Laatst had een student de volgende opdracht in zijn scriptie opgenomen: ‘Voor mijn leermeester die mij geleerd heeft niet te geloven wat je meet, en niet te meten wat je gelooft.’ Dan weet ik dat die het echt begrepen heeft.”
(R.O>)

Editor Redactie

Do you have a question or comment about this article?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.