Op 2 december 2012 overleed Gerard De Josselin de Jong, hoogleraar Grondmechanica bij de TU Delft van 1960 tot 1980, op de leeftijd van 97 jaar.
De Josselin de Jong werd geboren in Amsterdam op 27 maart 1915, en ontving het diploma van civiel ingenieur in 1941. Kort daarna, in 1942, trachtte hij met een vriend, Ir. P.J. De Lint, met een vouwkano naar Engeland uit te wijken, maar ze werden na 30 km op zee onderschept door een schip van de Duitse Marine. Ze werden aanvankelijk ter dood veroordeeld, maar deze straf werd omgezet in 15 jaar tuchthuis in Duitsland, naar verluidt uit waardering voor hun eerlijke uitspraken. Later ontving hij voor zijn gedrag het verzetsherdenkingskruis. Bij het einde van de oorlog werd hij bevrijd door Engelse soldaten, en keerde naar Nederland terug. Hij schilderde en tekende enige tijd in Amsterdam en Parijs, en was enige jaren werkzaam bij het Bureau d’Etude de Béton Précontraint in Parijs. Hij keerde terug naar Nederland in 1949, en trad in dienst van het Laboratorium voor Grondmechanica te Delft, uiteindelijk als hoofd van de afdeling speurwerk. In 1959 promoveerde hij aan de Technische Hogeschool Delft tot Doctor in de Technische Wetenschappen. Hij verbleef ruim een jaar aan de University of California in Berkeley als visiting research assistant, en werd in 1960 benoemd tot hoogleraar in de Grondmechanica in Delft. In 1980 werd hij gepensioneerd.

Zijn wetenschappelijk werk werd gekenmerkt door grote diepgang, originaliteit, en vaak schitterende illustraties. Zijn eerste belangrijke prestatie, in Californië gevonden, was de theorie dat bij transport van verontreinigingen door stromend grondwater de verspreiding in de richting van de stroming veel groter is dan in de zijdelingse richting, en dat het verschil toeneemt met de tijd, en dus met de afgelegde weg. De theorie werd door hemzelf en anderen bevestigd in proeven, en is algemeen aanvaard. Hij had daarbij het geluk dat Jacob Bear, een andere belangrijke onderzoeker, die in die tijd ook in Berkeley verbleef, de theorie direct begreep en steunde, en deze in zijn vele publicaties en boeken verspreid heeft.
Waarschijnlijk zijn grootste bijdrage aan de fundamentele grondmechanica is de ontwikkeling van het dubbel-glijdende en vrij roterende model voor de plastische vervormingen van korrelachtige materialen, zoals zand. Dat werd minder snel aanvaard, misschien omdat het tot consequentie had dat bepaalde veel gebruikte proeven om de schuifsterkte van grond te meten (schuifproeven) onbetrouwbaar zouden zijn, en niet goed reproduceerbaar. In plaats van afschuiven langs horizontale vlakken stelde hij het mechanisme van een omvallende boekenrij voor. Het duurde tot 1984, toen een vooraanstaand Engels onderzoeker, Peter Wroth, in zijn Rankine lezing de theorie van De Josselin de Jong uitgebreid presenteerde, en gloedvol ondersteunde. Andere belangrijke bijdragen aan de grondmechanica zijn dynamische consolidatie, meerwaardige hodografen, beweging van grensvlakken, en toepassingen van foto- elasticiteit.
De artistieke gaven van De Josselin de Jong bleken ook uit de vele prachtige illustraties bij zijn publicaties. Zijn grote internationale reputatie is niet alleen te danken aan het kwalitatief hoogstaande theoretische werk, maar ook aan zijn fraaie tekeningen. Vlak na de oorlog maakte hij het schilderij “Studenten streden en leden”, dat thans in de Aula van de TUD hangt. Ook in de sociëteit Phoenix vindt men diverse van zijn werken. Hij ontwikkelde een eigen stijl voor de illustraties bij zijn wetenschappelijke publicaties. Soms ging dat bijna mis, toen bijvoorbeeld het blad Géotechnique een nieuwe moderne huisstijl had vastgesteld, en zijn tekeningen daaraan werden aangepast. Dat accepteerde hij niet, en hij vloog naar London, met een scheermesje, een kroontjespen en een potje Oostindische inkt, om de schade ongedaan te maken. Zo belangrijk vond hij het dat ook de figuren zijn signatuur zouden dragen.
Na zijn pensionering heeft hij zijn wetenschappelijk werk nog vele jaren voortgezet, meestal ondersteund door Prof. C.J. Van Duijn en Prof. R.J. Schotting. Maar toen hij 85 was geworden gaf hij wel toe, aan Delta, het jammer te vinden dat hij geen 75 meer was, want toen “was hij op zijn top”.
Comments are closed.